Hein Verbruggen, de baas van de wereld- wielerbond UCI, voert al zeven jaar strijd tegen het conservatisme in het milieu. En daar wil hij nog een tijdje mee doorgaan.
De Ronde van Vlaanderen vertrekt zondag op de Grote Markt van Brugge, en niet meer zoals vanouds op die van Sint-Niklaas. Dat de startplaats van dit monument zomaar verandert, is tekenend voor hoe de wielersport in beweging is.
Als het van Hein Verbruggen afhangt, staat er nog wel een en ander te gebeuren. Deze in Zwitserland wonende Nederlander werd in 1991 voorzitter van de UCI, de internationale wielerunie. Verbruggen, een marketingdeskundige, haalde resoluut de bezem door een aantal verouderde toestanden. Hij smolt de profs en de amateurs samen onder de UCI-paraplu, hij introduceerde een revolutionair rankingsysteem dat in de top tot forse loonexplosies leidde maar renners van tweede garnituur met een financiële kater achterliet, hij herschikte de kalender en reduceerde het aantal klassiekers om de wereldbeker meer uitstraling te geven en hij probeerde de wielersport te mondialiseren en eigentijds te verpakken.
Niet iedereen in dit vergrijsde milieu stond te applaudisseren voor de hervormingsplannen van Verbruggen. Er viel te horen dat hij de tradities van de wielersport op de helling zette. Toch overleefde Verbruggen alle interne stormen en pogingen om hem uit het zadel te lichten. Hier en daar diende hij zijn politiek wel te corrigeren en zijn expansiedrift in te tomen. Bijvoorbeeld, omdat de Europese wielercultuur in andere continenten niet aansloeg zoals verhoopt.
Het zal Hein Verbruggen niet verhinderen om zijn restyling van het professionele wielrennen te vervolgen. De twee jaar geleden ook als lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) verkozen Nederlander wil zijn sport goedkoper en toegankelijker maken. Hij gaat het baanwielrennen, fietstoerisme, mountainbiken en veldrijden verder stimuleren, zonder aan het wegwielrennen te raken, nog altijd het vlaggenschip van zijn bond.
Verbruggen blijft ook resoluut het dopinggebruik bestrijden. De wielersport heeft op dat stuk geen gunstige faam. De invoering van gezondheidscontroles leek een eerste stap in de goeie richting, maar omdat het gebruik van verboden middelen wel eens wordt gecamoufleerd door andere producten, blijft het optimale effect voorlopig nog uit. De geruchten over het massaal gebruik van het rode bloedcellen aankwekende middel erithropoeitine, kortweg epo, bedaren niet. Onlangs strooide ex-wielrenner Eddy Planckaert nog zout in de wonde met bekentenissen over zijn epo-gebruik. Verbruggen wil meer verantwoordelijkheid leggen bij de teamartsen. Die zouden de renners voor de wedstrijd moeten keuren.
Hij heeft dus nog wel werk te doen, Hein Verbruggen, die tot 2001 de machtigste man van het wielrennen blijft. Dan, op zijn zestigste, wil hij gaan rentenieren. Ook al bekent hij: een opvolger voor zijn topfunctie bij de UCI moet hij wel nog zoeken.
HEIN VERBRUGGEN: Aanvankelijk combineerde ik deze functie bij de UCI met een andere job. Ik leidde een zaak die bedrijven doorlichtte op hun rentabiliteit en ondernemingen in het binnen- en buitenland adviseerde. Dat viel op de duur absoluut niet meer te combineren. De UCI is in korte tijd enorm gegroeid. Toen ik voorzitter werd, werkten we met drie man. Nu zijn het er vierentwintig en op het einde van het jaar meer dan dertig. Mijn grote zorg voor de toekomst is dan ook een opvolger te vinden. Niet zozeer qua capaciteiten, maar wel qua financiële mogelijkheden. Want het is en blijft natuurlijk een hobby.
Een hobby? U hebt zeven jaar lang op lange tenen getrapt en tegen zere benen geschopt. Wat is daar dan zo prettig aan?
VERBRUGGEN: Het kon moeilijk anders. Toen ik begon, was alles wat je deed, een verbetering. Want de UCI werd op dat moment in zijn ontwikkeling sterk gehinderd door de splitsing tussen de amateur- en de profbond. Die was ingegeven door de landen van het Oostblok die belang hadden bij het handhaven van die amateurstatus. Door de instorting van het Oostblok kregen we de mogelijkheid om een nieuwe bond op te zetten, waarbij de amateurs en de profs verdwenen.
Natuurlijk is het jammer dat die oude structuren 25 jaar hebben bestaan. Want dit resulteerde in een UCI zonder gezag, zonder uitstraling. Nu hebben we moderne statuten waardoor het hoofdbestuur heel snel beslissingen kan nemen, terwijl veel federaties nog altijd gebukt gaan onder reglementen die hen verplichten te wachten op het jaarlijkse congres om eventueel iets te wijzigen. Dat leidt tot logheid. Bij ons heeft dat congres een controlerende functie. Door deze structurele wijziging kunnen we deze federatie heel eigentijds besturen en managen.
Waarbij u meteen fors van stapel liep met uw voornemen om de wielersport te mondialiseren. Is het achteraf niet uw grootste vergissing geweest, dat u niet inzag dat dit product niet te exporteren viel?
VERBRUGGEN: Ze hebben nooit goed begrepen wat ik met mondialiseren bedoelde. Ik heb alleen gezegd dat de wielersport in wezen een mondiaal gebeuren is. Alleen zijn we in het ene continent veel groter in bepaalde disciplines dan in het andere land. In Australië floreert de piste, in Amerika het mountainbiken en in Europa ligt het accent op de weg.
De ervaring leert dat het heel moeilijk is om het wegwielrennen naar Amerika te brengen omdat de kalender muurvast zit. Zo barstensvol dat het nu, bijvoorbeeld, niet mogelijk is om de Ronde van Duitsland van de grond te krijgen, terwijl dat door de aanwezigheid van Jan Ullrich en Erik Zabel tot een bijzonder interessant evenement zou kunnen uitgroeien. Maar er is op de kalender geen dag vrij. We hebben destijds een wereldbekerwedstrijd georganiseerd in Montreal. Dat was een gigantisch succes. Maar het is voor een organisator gewoon onmogelijk om voor één dag dat hele peloton naar Amerika over te vliegen. Die reis valt op één wedstrijd niet af te schrijven. Je zou daar een wedstrijd of tien moeten kunnen organiseren en dat is dus niet haalbaar. Vandaar dat we hebben gezegd dat we het wegwielrennen in Europa moeten laten. Dat we de kalender moeten opsplitsen in continenten, waarbij iedereen zijn eigen wedstrijd kan ontwikkelen. Dat is uiteindelijk ook een vorm van mondialisering.
Maar zo had u zich dat aanvankelijk niet voorgesteld.
VERBRUGGEN: In het begin dachten we inderdaad dat het gemakkelijker zou zijn om te exporteren. Als dat anders uitvalt, moet je aanpassen en bijsturen. We hebben nog steeds dezelfde objectieven om te mondialiseren, maar dan wel met andere middelen.
En met een andere kalender.
VERBRUGGEN: Ik denk dat het een van mijn belangrijkste ingrepen was om de Ronde van Spanje naar september te verplaatsen. De Ronde van Frankrijk werd op een gegeven moment een te belangrijke koers, we moesten per se andere evenementen creëren naast de Tour. Je moet uiteindelijk verschillende producten hebben. Een wielerseizoen mag niet afhankelijk zijn van een enkele wedstrijd, ook al willen we het succes van de Tour niet afremmen. Maar op de duur waren sponsors alleen nog geïnteresseerd in de Ronde van Frankrijk. Dat is een gevaar. Daarom moesten we daarnaast twee, drie evenementen hebben die meegroeien: de Vuelta, de Giro en de wereldbeker. De groei van de Ronde van Spanje en de Ronde van Italië zou niet mogelijk geweest zijn als deze wedstrijden voorts na elkaar werden georganiseerd. Het geeft de ploegen de mogelijkheid om de drie grote ronden te rijden, om het seizoen beter te spreiden, om een mondiale kalender af te werken.
Maar de praktijk leert dat het deelnemersveld van de Ronde van Spanje niet bepaald van hoog niveau is. En dat iemand die in juli de Tour rijdt, al mentaal heel sterk moet zijn om er in september ook nog de Ronde van Spanje bij te nemen.
VERBRUGGEN: Het hangt ervan af hoe zijn programma er in het voorseizoen uitziet. Want dat is natuurlijk belangrijker dan ooit: dat een renner goed piekt. Ik hoor vaak dat de kalender veel te zwaar is geworden. Dat vind ik absoluut niet. Ik vergelijk een kalender altijd met een restaurant. Je moet zorgvuldig kiezen; nooit alles bestellen. Eén voorgerecht, één hoofdgerecht en één dessert, dat moet volstaan. Daarom zeg ik: niet de kalender is te zwaar, maar wel het programma dat de renners rijden. Maar dat is een keuze van de sportdirecteurs.
Die jagen de renners te veel op.
VERBRUGGEN: Er zijn nog altijd ploegen die niet beseffen dat ze hun sponsors beter kunnen dienen door hun renners op tijd en stond te sparen in plaats van hen overal te laten rijden. En dan nog vaak in de achterhoede. Er wordt te veel op korte termijn gedacht. Maar daar is de UCI niet verantwoordelijk voor. Kijk, ik word er een beetje moe van dat ze me altijd komen vertellen dat de wereldkampioenschappen te laat worden georganiseerd. Dan zeg ik: als een renner geen programma kan maken waarin hij ook in oktober nog kan presteren, dan is hij niet goed bezig geweest.
Vindt u dan niet dat zo’n WK wordt gedevalueerd omdat verschillende grote renners afzeggen?
VERBRUGGEN: Ik weet niet of dat er al zoveel geweest zijn. Bovendien heeft iedere wedstrijd zijn eigen karakter. Trekt, bijvoorbeeld, ooit iemand de waarde van de erelijst van Parijs-Roubaix in twijfel? Terwijl verschillende grote kampioenen daarin niet starten; gewoon omdat ze niet op de kasseien kunnen rijden.
Je moet het allemaal in zijn juiste context plaatsen. En dan zeg ik: de wedstrijden zijn veel interessanter dan vroeger. De jongste vijf jaar waren er nauwelijks nog klassiekers die een saai verloop kenden. En dat heeft natuurlijk met het UCI-klassement te maken. Terwijl daar aanvankelijk toch veel kritiek op kwam.
Net zoals het heropwaarderen van de wereldbeker ter discussie stond.
VERBRUGGEN: Ik denk dat die nu door iedereen zijn geaccepteerd. Veel renners maken er hun doel van.
Maar bent u toch niet bepaalde klassiekers op een kunstmatige manier gaan opschroeven? En andere klassiekers met een zekere grandeur, zoals bijvoorbeeld Parijs-Brussel of Parijs-Tours, gaan devalueren? Kortom, gingen de vernieuwingen niet te veel in tegen het traditioneel karakter van de wielersport?
VERBRUGGEN: Ik vind dat anciënniteit op een gegeven moment een veel te belangrijk criterium werd in de wielrennerij. Als het maar oud was, dan was het goed. Terwijl er oude wedstrijden waren, die organisatorisch een ramp zijn. En moderne koersen, zoals de Rochester Classic in Leeds, die op dat vlak voor gelijk wie als voorbeeld mochten gelden. Ik heb nooit goed begrepen dat zoveel mensen in de wielersport zo gefixeerd zijn op oude ideeën. Ook in de pers, zelfs bij jonge journalisten, wordt erg conservatief gedacht. Terwijl je toch een keer de wind door het huis moet laten waaien.
De veranderingen in de kalender, het invoeren van een waardetabel, zijn dat de zaken waar u vooral trots op bent?
VERBRUGGEN: Ik ben vooral trots op twee dingen. Dat is in de eerste plaats dat wij nu een gezonde federatie hebben die nu erkend wordt als serieuze bond; door het IOC, bijvoorbeeld. En ik ben nog trotser op het feit dat wij sinds die fusie absoluut geen politieke kwesties in de bond meer hebben. Alles verloopt heel sereen. Er is een zeer grote rust in dit huis gekomen. Alle gesprekken concentreren zich op de sport. Terwijl het vroeger altijd politiek gezever was.
Wat is uw grootste bekommernis voor de toekomst?
VERBRUGGEN: We moeten ervoor zorgen dat we een gezonde omgeving blijven voor sponsors. Dat die sport voor hen zijn aantrekkelijkheid behoudt. Momenteel is dat nog altijd het geval. We hebben elk jaar meer ploegen. Een paar jaar geleden waren er sombere prognoses, voorspellingen dat de wielersport steeds minder ploegen zou krijgen. Maar het tegendeel doet zich voor.
Recente berekeningen maakten duidelijk dat er, via evenementensponsoring en ploegsponsoring, ongeveer vierhonderd miljoen Zwitserse frank in de wielersport wordt gespoten. Dat is zo’n tien miljard Belgische frank. En dat alleen voor de wegsport. Dat is enorm. Niet zoveel sporten in Europa hebben dat. En dat cijfer stijgt elk jaar.
Veel respectabele bedrijven binden zich aan de wielersport. Daarom moeten we in de toekomst die sport gezond houden, is het bijvoorbeeld belangrijk om aandacht te besteden aan de sportiviteit: de beste moet winnen.
Er mogen geen koersen verkocht worden.
VERBRUGGEN: Een combine tussen twee ploegen, dat mag wel niet, maar dat is toch ook een beetje de charme van de wielersport. Twee ploegen die mekaar helpen, ik doe iets voor jou, dan doe jij morgen iets voor mij. Daar moeten we niet te moeilijk over doen.
Maar iets anders is koersen verkopen, zoals dat onlangs in België op de televisie is gekomen. Gelukkig werd daar heel uitdrukkelijk gesproken over kermiskoersen. Die staan niet op de internationale kalender, daar zijn geen punten mee te winnen en daar gebeuren dat soort dingen kennelijk nog. In internationale wedstrijden wordt geknokt voor de eindzege. Maar natuurlijk valt het niet goed te praten. Zoals gezegd, we moeten het imago zuiver houden.
Vandaar ook uw strijd tegen doping.
VERBRUGGEN: We besteden daar ieder jaar vier miljoen Zwitserse frank aan. Maar al onze inspanningen ten spijt, zit de wielersport op het gebied van doping nog altijd in een negatief klimaat.
De meeste wilde geruchten blijven circuleren. Neem nu de epo-verhalen.
VERBRUGGEN: De realiteit is dat er één jaar geleden, met medewerking van de renners, bloedcontroles zijn ingevoerd en dat daaruit niets is gebleken.
Dat zegt natuurlijk niets.
VERBRUGGEN: Weet u wat ik zo eigenaardig vind? Er is in de wielersport een cultuur van wantrouwen gekomen. Tussen ploegleiders, tussen renners. Men kan niet aannemen dat iemand anders zuiver rijdt. Altijd zijn er renners die roepen: de anderen doen het ook. Dat vind ik zo’n laffe verontschuldiging.
Kijk, bijvoorbeeld, naar Eddy Planckaert. Zijn carrière is gedaan en plots geeft hij toe dat hij epo heeft gebruikt. Gilles Délion, precies hetzelfde. Daar word ik echt niet goed van.
Wij doen geweldig veel controles. Tot dusver zijn er 0,8 procent positief. Let wel, wij weten dat er meer positieven zijn, we weten dat er producten zijn die we niet kunnen ontdekken en die gebruikt worden. Maar door hoeveel, dat kan niemand zeggen. Maar ik weet heel zeker dat er renners zijn die zuiver rijden.
Welk belang heeft Eddy Planckaert er dan bij om zo’n verhaal op te dissen?
VERBRUGGEN: Hij wil in de pers staan, zeker.
Professor Conconi, de voorzitter van de medische commissie van de UCI, verklaarde ooit dat negentig procent van het peloton aan de epo zit.
VERBRUGGEN: Dat heeft hij absoluut nooit gezegd. Conconi is voorzitter van de medische commissie, dat heeft niets met doping te maken. In de wielersport zijn er drie commissies. Wij hebben een dopingcommissie. Die organiseert de controles, die bepaalt wanneer er gestraft moet worden, die doet alles in verband met doping. Die wordt geleid door een jurist en een dokter. Dan is er de gezondheidscommissie met renners, ploegleiders en dokters. En dan heb je dus de medische commissie waarvan Conconi voorzitter is. Die doet werk op het gebied van de cardiologie, traumatologie, biomechanica, voeding en ethiek. Die heeft dus niets met doping te maken.
Akkoord. Maar dat belet niet dat Conconi wel op de hoogte kan zijn.
VERBRUGGEN: Ik weet niet hoe die uitspraak een eigen leven is gaan leiden. Er zijn zoveel verhalen. Iemand schreef dat er achttien positieve gevallen waren in de Dauphiné Liberé, en dat de Franse federatie dit onder tafel had gewerkt. Welnu, die journalist is veroordeeld, die krant moet een rectificatie gaan plaatsen.
Maar u kan toch niet ontkennen dat Conconi op zijn minst allusie heeft gemaakt op het gebruik van epo.
VERBRUGGEN: Conconi heeft wellicht gezegd dat hij vermoedt dat een aantal renners op epo rijden, maar hij kent de cijfers ook niet. Hij zal zeker geen percentage hebben genoemd.
Merkwaardig dat bestuurders blind blijven voor een bepaalde realiteit.
VERBRUGGEN: Welke realiteit?
Die van het dopinggebruik.
VERBRUGGEN: Wij zijn daar aboluut niet blind voor. Anders spenderen we daar geen vier miljoen Zwitserse frank aan. Anders gaan we die gezondheidscontroles niet uitbreiden. Gaan we de teams niet verantwoordelijk stellen voor de gezondheid van hun renners, volkomen naar analogie van de bedrijfsgeneeskunde die de werknemers geregeld een keuring laat ondergaan. Want dat is dus voor de toekomst wel de bedoeling: we gaan één keer per jaar een grote controle eisen. Dat moeten de ploegen zelf doen, en dan drie, vier keer per jaar een controle op een aantal punten. Dat is een goed systeem voor de toekomst.
Hoe ziet u die wielersport in de toekomst evolueren?
VERBRUGGEN: Ik kan daar absoluut niet pessimistisch over zijn. Wij hebben economisch een gezonde sport, wij staan er goed voor op gebied van marketing, onze renners blijven duidelijk aantrekkelijk voor sponsors, zowel voor grote bedrijven als voor meer regionale sponsors. Ik vind ook dat de renners zich voorbeeldig gedragen naar de pers toe. Vele andere sportdisciplines kunnen daar jaloers op zijn, de vedetten van de wielrennerij blijven in de mate van het mogelijke bereikbaar.
Wel hebben we in de toekomst werk te doen op het gebied van de ontwikkeling van de kleine sportdisciplines: de BMX, het veldrijden, het moutainbiken dat eigenlijk al een mondialer karakter heeft dan de wegsport. En we moeten zeker de piste promoten. Ik hoop dat er in België een nieuwe wielerbaan wordt gebouwd. Ik heb me er altijd over verbaasd dat in een traditioneel wielerland geen renners meer worden gevonden die zich daarop willen toeleggen. Terwijl er toch een pak medailles te verdienen vallen.
Op nog veel andere punten kunnen we verbeteringen aanbrengen. Bijvoorbeeld, op het gebied van de commissarissen, dat moet in de toekomst een professionele job worden.
Maar al met al kunnen we terugvallen op een moderne structuur en zijn we klaar om de 21ste eeuw in te stappen.
Waarbij de vraag is: zal de wielersport aantrekkelijk genoeg blijven ten aanzien van potentiële beoefenaars?
VERBRUGGEN: Dat is inderdaad een van de problemen waar we mee zitten. Het wielrennen is niet alleen een moeilijke en veeleisende, maar vooral een georganiseerde sport. Terwijl de jeugd zich veel minder organiseert. En het aanbod veel groter is, waardoor de kinderen van het ene naar het andere vliegen. Dat hoort bij de huidige tijdgeest, dat moeten we accepteren. Maar het is wel onze bekommernis om onze sport zeer toegankelijk te blijven houden.
Daarom gaan we ook wijzigingen aanbrengen op het gebied van materiaal. We gaan de technologie terugbrengen, om de wielersport ook open te houden qua financiën. We hebben dat te ver laten gaan, we zijn niet alert genoeg geweest, de fietsen zijn te duur geworden. Vanaf één januari 2000 komt er een reglementsverandering waarbij alle fantasietjes, die je aan de fietsen ziet, zoveel mogelijk worden beperkt. Wij willen geen technologische sport worden, maar een sport waar de man of de vrouw primeert boven het materiaal. Dat is zeer essentieel voor mij, dat je die kostendrempel zoveel mogelijk beperkt.
Anderzijds hebben we het geluk dat we een groene, ecologische sport zijn. Meer en meer mensen kruipen op de fiets, vandaar dat we ons in de toekomst ook meer gaan interesseren voor het cyclotoerisme. Waarbij het zeer interessant is dat je via die categorie tot de kinderen komt.
En dat zal nodig zijn. Het peloton krimpt ieder jaar.
VERBRUGGEN: Er zijn landen waar het aantal licentiehouders terugloopt, maar je mag dat niet veralgemenen. Globaal genomen hebben wij prima werk geleverd, dat is mijn heilige overtuiging. Daarom was ik ook zo blij toen ik tot lid van het IOC werd verkozen. Ik vond dat een stuk erkenning. Voorzitter Samaranch vergeleek ons destijds met beroepsboksers waar volop chaos heerst. We zijn dus van heel ver teruggekomen.
Waarom houdt u, als man met revolutionaire ideeën, zo hardnekkig vast aan de landenformule in het wereldkampioenschap?
VERBRUGGEN: Omdat ik vind dat die formule werkt, wat anderen daarover ook beweren. Het zou heel stom zijn om dat te veranderen. Kijk naar het WK voetbal, hoe iedereen zich dan achter zijn land schaart.
U zal zeggen: de belangen zijn niet dezelfde. Maar ik moet nog altijd het eerste WK zien waarin een renner uit een bepaalde ploeg een landgenoot heeft gehinderd om wereldkampioen te worden. Het tegenovergestelde is wel het geval. Miguel Indurain die ervoor zorgt dat Abraham Olano wereldkampioen wordt. De Italiaanse ploeg die altijd als een blok optreedt. Johan Museeuw die in Lugano de voltallige steun had van de Belgische ploeg.
Maar, wat veel belangrijker is: de kijker, de toeschouwer, wil deze formule. Die komt niet naar het WK voor de vlag van Lotto of Telekom. Daarom gaan wij daar niet van afstappen. Zeker niet zolang ik deze functie bekleed.
Tot 2001 dus.
VERBRUGGEN: Dan hou ik ermee op. Definitief. Ik ben altijd heel realistisch geweest. Er is een tijd van komen en gaan. Ik zal deze job dan tien jaar lang met veel plezier hebben gedaan. En altijd vanuit een bepaalde filosofie: dat de sport, net als de cultuur, een bijdrage moet leveren aan de positieve ontwikkeling van de maatschappij. Wat er ook allemaal veranderde, dat is door de jaren heen altijd mijn uitgangspunt geweest.
Jacques Sys