Iedereen vindt dat de presidentsverkiezingen in Peru eigenlijk ongeldig zijn. Behalve de herverkozen president Alberto Fujimori. En hij kan het weten.
Drie keer trok hij naar de stembus, twee keer werd hij beschuldigd van fraude, omkoperij en manipulatie van de kiezers. Maar Fujimori zit nog steeds in zijn barokke paleis in de hoofdstad Lima, waar de garua, de mist vanuit de zee, alles mysterieus maakt. Even mysterieus als de president zelf.
Iedereen kent verhalen over de man die Peru sinds 1990 bestuurt en die, vanwege zijn Japanse afkomst en uiterlijk, ‘El Chino’ wordt genoemd. Maar de waarheid?
Zelfs zijn geboortedatum – 21 juli 1938 – wordt betwist. Dat lijkt een detail, maar niet in een land waar de wet bepaalde functies reserveert voor Peruanen. Dat ondervond Baruch Ivcher, de eigenaar van een televisiestation, die zijn nationaliteit en zijn station kwijtraakte, omdat hij nog steeds een Israëlisch paspoort heeft. Dat zijn journalisten flink hadden uitgehaald naar de president had daar niets mee te maken. De wet, mijnheer! De wet!
Een wet die door de president wordt ingeroepen als het hem past, zegt de oppositie. Die volhoudt dat Fujimori in Japan is geboren en dat zijn naar Peru geëmigreerde ouders de geboortedatum aanpasten om hem in een vijandig land meteen de juiste nationaliteit te geven. Want het is te mooi dat de man, die claimt voorbestemd te zijn om Peru te redden uitgerekend op de Peruaanse nationale feestdag zou zijn geboren.
Maar eigenlijk zinkt een dergelijke truc in het niets bij wat de man zelf verzint.
Alberto Fujimori dook ineens op bij de presidentsverkiezingen van 1990. Landbouwingenieur, vader van vier kinderen, rector van een kleine school en medewerker van een lokaal radiostation. Zonder programma, tenzij dan de naam van zijn partij Cambio 90, Verandering. En dat was wat de Peruanen wilden. Na jaren van dictatuur en tien jaar slecht beleid moest er iets veranderen. De schrijver Mario Vargas Llosa, die ook president wilde worden, wist hoe dat moest. Loonstop, prijsstijging, privatisering van de staatsbedrijven, correcte inning van de belastingen. De meerderheid van de bevolking hoorde het met angst en beven aan. Neen, dan liever Cambio en El Chino.
Fujimori haalde de overwinning, waarna hij met harde hand het programma van Vargas Llosa uitvoerde, het geld van de privatiseringen gebruikte om gaarkeukens en gratis melkbedelingen te organiseren en het leger de vrije hand gaf om terroristen – Het Lichtend Pad en Tupac Amaru – te bestrijden.
Natuurlijk vergiste dat leger zich af en toe en pakte het wat studenten aan, of leraren, vakbondsleiders en journalisten. Dat gaf vervelende onderzoeken en vragen in het parlement. En dat maakte het wat lastig om orde op zaken te stellen.
STAATSGREEP
Dus vond de president in 1992 een oplossing: een autogolpe, een doe-het-zelf staatsgreep. Parlement naar huis, rechters ontslagen, leger uitgebreid, geheime dienst oppermachtig. En Fujimori president.
De wereld protesteerde. Maar een paar maanden later zat er een nieuw parlement, met een meerderheid van Fuji-aanhangers, die een nieuwe grondwet schreven. Veel macht aan de president en de kans om herkozen te worden.
Niet iedereen kon dat appreciëren. Mevrouw Fujimori, die zelf president wilde worden, beschuldigde haar man van corruptie, fraude en wreedheid. Het land volgde vol spanning de huiselijke ruzies, maar vond het perfect dat de president haar gewoon aan de deur zette.
Er was ook wat politiek protest, van Javier Perez de Cuellar, ex-secretaris-generaal van de VN bijvoorbeeld. In 1995 werd hij door wanhopige democraten ingezet als tegenkandidaat. De man vroeg zich hardop af of al die fraude wel kon, maar legde zich als een gentleman bij zijn verlies neer.
Het deel van de oppositie dat het hardst protesteerde, kwam in de alliantie van de president terecht: Cambio 90-Nueva Mayoría. Fujimori dankte zijn succes voor een deel aan het feit dat veel strijders van Het Lichtend Pad waren doodgeschoten en dat kort tevoren hun leider Abimael Guzman, die al een tijdje gevangen zat, op televisie had gezegd dat zijn kameraden maar gauw hun wapens moesten neerleggen en vergiffenis vragen aan de president. Waarna Guzman weer achter de tralies verdween en niemand nog iets van hem hoorde.
In 1995 vroeg en kreeg Fujimori een ‘blanco cheque’ voor zijn beleid. En dat betekende nog wat meer repressie en alle macht aan de geheime dienst en het leger. Achter de president zit immers de schim van Vladimiro Montesinos, chef van de geheime dienst. Een kleurrijke figuur. Ex-legerkapitein, want ontslagen omdat hij militaire geheimen verkocht, ex-advocaat van drugsbaronnen en advocaat van de familie Fujimori. Toen El Chino in 1990 werd beschuldigd van belastingfraude en gevangenisstraf riskeerde, haalde Montesinos hem uit de prut en dook hij na de verkiezingen ineens op als chef van de geheime dienst. Hij bouwde die uit tot een moordmachine waar iedereen doodsbang van is. Zo bang dat Mario Vargas Llosa daar zelfs een roman over schreef: In het rijk van de doodsangst.
Alle gruwel wordt op Montesinos rekening geschreven. Bijvoorbeeld de bloedige afloop van de bezetting van de Japanse ambassade in 1996. Terroristen van Tupac Amaru hadden gebruik gemaakt van een receptie in de Japanse ambassade om diplomaten en zakenlieden te gijzelen. En terwijl het Rode Kruis en de katholieke kerk onderhandelden, groef de geheime dienst een tunnel, drong zo de ambassade binnen en schoot alle gijzelnemers – ook degenen die zich hadden overgegeven – gewoon dood.
DEMOCRATIE
Vanaf 1998 leek de populariteit van Fujimori voorbij. De economische groei viel stil, de werkloosheid steeg, de presidentiële gaarkeukens konden het werk niet aan.
Maar Fujimori was onverwoestbaar. Hij trok van dorp naar dorp, opende schooltjes en ziekenhuizen, werd toegejuicht door betaalde aanhangers en gaf interviews aan uitverkoren journalisten.
Echt verzet kwam er van de arbeiders, die alsmaar armer werden en na een tijdje ook van industriëlen. In hun pluche salons hadden die maar één troost: El Chino was aan zijn tweede mandaat bezig en kon dus niet opnieuw worden verkozen.
Dat was buiten de waard gerekend. Fujimori kon het parlement gemakkelijk overtuigen dat hij aan zijn éérste termijn als president bezig was. Want de grondwet dateerde van 1993 en kon toch niet slaan op zijn eerste verkiezing in 1990. Wetten retroactief toepassen? In bananenrepublieken, ja, maar toch niet in een democratie.
En dus werd hij kandidaat. De drie rechters van het Grondwettelijk Hof die daartegen protesteerden, gingen de laan uit. Onbekwaam. De studenten die protesteerden, werden uiteengejaagd. En de landloze boeren kregen de belofte dat 800.000 van hen grond zouden krijgen. Als hij weer president werd natuurlijk.
Elf tegenkandidaten waren er, waarvan één serieuze: Alejandro Toledo, een indiaan met een carrière uit een jongensboek. Zoon uit een gezin van zestien kinderen, van schoenpoetser opgeklommen tot economist en een carrière bij de Wereldbank. Toegejuicht door de armen, stiekem gesteund door industriëlen, verslagen door een zo eclatante fraude dat internationale waarnemers werden teruggetrokken. Verslagen ook door de geniale truc van Fujimori. Die haalde met zijn Peru 2000 in de eerste ronde net geen vijftig procent van de stemmen en onder internationaal boegeroep weigerde hij de tweede ronde uit te stellen tot er serieuze controle kon worden ingesteld. ‘De wet, mijnheer! Ik wil wel, maar de Nationale Kiesraad niet en in onze democratie bepaalt die alles.’
Ja, zelfs dat Toledo – die verklaarde niet deel te nemen aan die tweede ronde – toch kandidaat bleef. En daarom moest de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) toegeven dat de presidentsverkiezingen ‘niet vrij, niet eerlijk, maar wel wettig’ waren. Want er waren twee kandidaten.
Dat is, zoals Fujimori graag zegt, ‘onze democratie. Ik ben een apart soort democraat die in het buitenland niet wordt begrepen.’ Wat is democratie dan? Alles voor het volk, alles uit liefde voor het land.
En dat is volgens Fujimori het verschil met zijn tegenkandidaat. Toledo riep het leger op om zich aan de kant van het volk te stellen. Dat leger recruteert uit straatarme indianen voor wie Toledo een held is. De president denkt er dan ook aan om te laten onderzoeken of Toledo eigenlijk wel democraat is. Misschien moet de OAS zich daarover buigen in plaats van ‘wettige’ verkiezingen in Peru af te keuren. Fujimori houdt van wetten. Daar heeft een mens houvast aan.
Misjoe Verleyen