De werkdag van de keizer
Napoleon was een selfmade man en een werkbeest, die vooral in de eerste vier jaren van zijn bewind – het Consulaat – bergen wist te verzetten. In de periode van het keizerrijk bleef hij een harde werker, maar hij liet de republikeinse omgangsvormen varen en riep een nieuw soort hofhouding in het leven.
De keizer was een man van een haast maniakale organisatie en systematiek, die elke dag stipt om 9 uur begon. Ook al was hij eerder klaar, nooit heeft hij de deuren naar zijn salon laten openzetten voordat de pendule negen slagen had laten klinken. Op dat moment begon de zogenaamde lever, een traditie die Napoleon had overgenomen van de Zonnekoning Louis XIV. In het salon stonden vaste klanten, zoals leden van de keizerlijke familie, kardinalen of generaals, voorzitters van de instellingen van de staat, allemaal in grand tenue. De gesprekken verliepen informeel maar moesten handelen over de politiek of andere zaken van algemeen belang. Er werd bovendien een precieze etiquette gerespecteerd. Een hand geven was te egalitair en werd vervangen door een hoofs hoofdknikje. Napoleon wilde hoe dan ook de losse en soms oneerbiedige omgangsvormen van het revolutionaire tijdperk achter zich laten. Het salon telde zes fauteuils en twaalf stoelen, of het zich nu in het paleis van Saint-Cloud, de Tuilerieën of Fontainebleau bevond. Ook dat hoorde bij Napoleons zin voor systematiek: in alle paleizen waren zijn werkruimtes, salons en appartementen op haast identieke wijze ingedeeld en ingericht. Als je dus zijn vertrekken in Fontainebleau bezoekt, zie je meteen hoe het in de intussen verdwenen residenties van Saint-Cloud en Parijs was.
Na de lever kwamen de audiënties, waarop mensen werden ontvangen die een of ander verzoek hadden. Ze stonden meestal in een cirkel opgesteld, en Napoleon wandelde van de een naar de ander. Hij was altijd vooraf over de aard van de vraag ingelicht en had zijn besluit al genomen. Als je dus uitgenodigd werd, was de kans bijzonder groot dat je verzoek op staande voet werd ingewilligd.
Rond de klok van halftien was ook dit gedeelte afgewerkt en begon de keizer aan een zeer vroege lunch. De prefect van het paleis ging hem voor naar de eetkamer, waar het eten werd geserveerd door zijn persoonlijke maître d’hôtel. Hij at ’s ochtends alleen, al werden er steevast wetenschappers en kunstenaars uitgenodigd, met wie hij intussen van gedachten wisselde. Zijn gasten moesten bijzonder bij de pinken zijn, aangezien de gemiddelde duur van de maaltijd acht minuten bedroeg.
Ministerraad
In de werkkamer stonden elke dag rond tien uur belangrijke mensen te wachten. Ministers of generaals die een plan kwamen voorstellen of uitleg moesten verschaffen, hoge ambtenaren of een bijeenkomst van de voltallige regering. De ministerraad kwam altijd op woensdag samen – een traditie die door Napoleon in het leven werd geroepen en tot op vandaag standhoudt. Tijdens de ministerraad zag men de keizer vaak achteloos met een mes in de armleuningen van zijn bureaustoel kerven. Een van zijn typische vergadertics, die ervoor zorgde dat de armleuningen van de keizerlijke stoel snel moest worden vervangen, in de zekere wetenschap dat men het herstelwerk binnen de kortste keren zou moeten overdoen.
Als minister kon je maar beter je gedachten bij de zaak houden, want Napoleon lette in werkelijkheid heel goed op en herinnerde zich werkelijk alles. Als hij een boek had gelezen, kon hij je uit het hoofd de complete hoofdstukken navertellen. Kwam hij tijdens een veldtocht een groep soldaten tegen die de weg kwijt waren, dan kon hij hun louter op basis van hun regimentsnummer vertellen waar ze heen moesten en welke weg ze het best konden nemen. Tijdens de voorbereidingen van de Grondwet en het Burgerlijk Wetboek citeerde hij hele hoofdstukken uit het Romeinse wetboek van Justinianus uit het hoofd. En bij een van de ministerraden was gebleken dat hij beter dan de minister van de Posterijen de vertrektijden van de postkoetsen, hun reistijden en trajecten in het hele keizerrijk uit zijn hoofd kende. Sindsdien kwam niemand nog naar een vergadering met de keizer zonder een uiterst grondige dossierkennis.
Ministers waren onder Napoleon nooit meester over hun eigen dagindeling, want ze moesten op elk moment beschikbaar zijn voor een plotselinge convocatie. Ook de leidinggevenden van hun bestuursapparaten wilde hij persoonlijk spreken. De keizer hechtte zelfs meer belang aan zijn raden van administrateurs, want die vergaderingen met technici en experts waren veel diepgaander dan de ministerraden. Drie keer per week kwamen ze samen. Op maandag kwamen de militairen, op donderdag was het de beurt aan Binnenlandse Zaken, ’s zondags aan Financiën. Het waren zware, technische bijeenkomsten die vaak vijf of zes uur in beslag namen, vooral als de keizer lang was weggeweest. Daardoor bezat hij een algemeen overzicht en algemene kennis die geen van zijn ministers kon hebben. Alleen aartskanselier Cambacérès was overal bij en wist evenveel als hij. Het was dan ook Cambacérès die hij in de loop der jaren het meest raadpleegde en die het hele keizerrijk lang de algemene leiding in handen kreeg op de ogenblikken dat Napoleon zelf ten oorlog trok.
De livrets
Alle verslagen van ministerraden en raden van administrateurs bleven in het keizerlijk archief, binnen handbereik van de chef, die er vaak in las als hij vermoedde dat een of andere minister zijn zaakjes niet goed voor elkaar had. Napoleon werkte bovendien op basis van een soort database, de zogenaamde livrets. De livrets de guerre waren de gedetailleerdste. Ze bevatten een regelmatig bijgewerkte inventarisatie van elke eenheid in het leger, ook van de zieken en gekazerneerden. Onderdeel hiervan was de livret du personnel, met details over staat van dienst, campagnes en prestaties van alle officieren, van generaal tot sergeant. Minder gestoffeerd waren de livrets de marine, omdat er meer ideeën en projecten in stonden dan concrete feiten. Speciale aandacht was er natuurlijk ook voor het rapport van de minister van Politie. Fouché leverde elke dag informatie aan, omdat zijn baas dat zo wilde. Zelfs tijdens zijn rampzalige verblijf in Moskou zou Napoleon nog de rapporten lezen. Geen detail bleef hem bespaard. Of het nu een zelfmoord of een verdrinkingsdood was, een verkeersongeval in Montauban, een overval in Turnhout of zelfs boegeroep in een Parijs theater, hij las het allemaal. Al die ministeriële boeken werden elke twee weken geactualiseerd en vervangen door nieuwe. Napoleon bestuurde ze van a tot z.
Er was één boekje dat Napoleon zelfs elke dag las. Hij droeg het vaak bij zich en raadpleegde het soms meerdere malen per dag. Het was de livret de finance, die updates over elk krediet, elke kas en elke uitgave van het rijk bevatte. Hij bestudeerde alle financiële aangelegenheden met de grootste aandacht. In de loop der jaren zou hij een enorme berg correspondentie met de minister van Financiën en van de Schatkist produceren. Die extreme precisie in geldzaken leidde ertoe dat hij bijna elke anomalie ontdekte. In nog een ander boek hield hij van dag tot dag de graanprijzen in de gaten in de verschillende delen van Frankrijk. Het was immers die prijs die in 1789 aan de basis van de volksopstand had gelegen.
Nog zo’n vaste bezigheid was de studie van landkaarten. In de topografiekamer – die zich naast het werkvertrek bevond – was Bacler d’Albe de baas over een reeks geografen, topografen en aardrijkskundigen. Die legden met uiterste nauwkeurigheid de informatie vast die gespecialiseerde verkenners uit de door Napoleon uitgekozen streken bezorgden. De meeste ruimte in de topografiekamer was ingenomen door een reusachtig lange tafel waarop kaarten van het desbetreffende gebied uitgespreid lagen. Ze waren vol geprikt met vlaggetjes en gekleurde spelden, die alle mogelijke informatie weergaven over het terrein, de gesteldheid van de wegen enzovoort. Een paar keer per week troffen Bacler d’Albe en de keizer elkaar óp die tafel: ze lagen met hun beiden op hun buik en bestudeerden en bediscussieerden elk detail.
Al die bezigheden leidden ertoe dat de keizer van alles op de hoogte was, maar ook dat hij zich met alles bemoeide. Anders gezegd: geen enkele minister of hoge ambtenaar kon iets uitrichten of de keizer moest het weten en ermee instemmen. In de aanvangsjaren zorgde dit systeem voor een enorme productiviteit en efficiëntie van de Franse regering, maar op de lange duur zou dat centralisme voor problemen zorgen. Niemand voelde zich nog verantwoordelijk voor een beslissing, omdat ze uiteindelijk toch allemaal door één man werden genomen.
Avond
Het regeringswerk ging door tot stipt 6 uur. Dan was het tijd voor het avondeten, waarbij ook de keizerin aanwezig was. Maar Napoleon wist natuurlijk nooit van ophouden. 6 uur werd algauw kwart over 6, halfzeven of nog veel later. Terwijl Joséphine wachtte en de koks zich de haren uit het hoofd rukten, bleef haar echtgenoot meestal nog een onbestemde poos verder vergaderen. Je wist het nooit met hem. Op zekere dag maakte hij het zo bont dat de keuken 23 opeenvolgende kippen had moeten braden. De koks wilden zeker zijn dat zijn favoriete eten warm op tafel stond op het ogenblik dat hij de keizerlijke eetkamer zou binnenstormen. Op weekdagen dineerden Napoleon en Joséphine met hun tweetjes, maar tijdens de weekends zat de hele familie Bonaparte aan tafel.
Men hoefde niet verbaasd op te kijken als Napoleon al na een paar minuten klaar was. Na het eten repte hij zich zo snel mogelijk naar zijn werkvertrek om te lezen en nog wat te dicteren, al gebeurde het ook weleens dat hij de avond doorbracht in de vertrekken van Joséphine, die in de Tuilerieën de vroegere appartementen van Marie Antoinette betrok. Slapen ging hij meestal rond 10 uur. Net zoals er een ochtendceremonie was – de lever – was er een avondceremonie: de coucher. Die was veel minder officieel, maar ze kwam er meestal op neer dat hij nog gauw enkele officieren ontving aan wie hij dringende bevelen te geven had. Dan was het tijd voor de slaapkamer, die hij het liefst in absolute donkerte gehuld zag.
Maar de nacht duurde nooit lang. Vaak gebeurde het dat hij om 2 of 3 uur uit bed kwam en ertegenaan wilde gaan. Dan moest meteen ook zijn trouwe kamerheer Constant opdraven. ‘Constant! Hallo! Constant, waar zit je?’ Slaapwandelend liet de eerste kamerdienaar een bad vollopen. Een ander geliefd slachtoffer was zijn persoonlijke secretaris Méneval, die hij vaak uit bed liet halen om zijn jongste ingeving even op schrift te stellen. ‘Terwijl we bezig waren, liet hij ijsjes of sorbets aanrukken’, liet Méneval ooit optekenen. ‘Hij vroeg me altijd wat ik wilde hebben en zijn bezorgdheid voor mijn gezondheid ging zo ver dat hij me voortdurend raad gaf hoe ik me sterk kon houden. Vervolgens ging hij weer een uiltje knappen.’ Als het echt te lang duurde, liet Napoleon tegen het ochtendgloren voor hen beiden een gebraden kip op het bureau zetten en hielden ze elk een kippenbout in hun handen geklemd – wat voor Méneval een hele klus was, want hij moest met de andere hand blijven schrijven. ‘Wat is er toch met u, Méneval?’ vroeg Napoleon dan weleens aan de half bewusteloze secretaris. ‘Het lijkt wel of u te weinig slaapt!’ Méneval vertelde het aan wie het horen wilde: ‘Je moest van ijzer zijn om voor hem te kunnen werken.’
Napoleon en de kunsten
Napoleon was een cultuurliefhebber, of beter gezegd: een muziekliefhebber. Hij kende geen noot muziek en zong zo vals als een kat, maar hij hield van muziek en van opera in het bijzonder. ‘Van alle schone kunsten is muziek het best in staat om de menselijke passie te vertolken en is zij degene die de wetgever het meest dient te stimuleren’, zo schreef hij ooit. Zoals altijd voegde hij de daad bij het woord, met een waar promotiebeleid voor muziek. Hij stimuleerde componisten en orkesten en haalde interessante musici naar Parijs. De Napolitaan Giovanni Paisiello componeerde zelfs de mis die in de Notre-Dame zijn keizerskroning luister bijzette en anderen, zoals Spontini, kregen opdrachten van de keizer. Le Sueur en Paër maakten deel uit van zijn muzikale hofhouding. Paisiello, Gossec en Méhul werden zelfs vereerd met het Légion d’Honneur, de allerhoogste onderscheiding van het keizerrijk, die de keizer in petto had voor mensen die zich in militair of maatschappelijk opzicht buitengewoon verdienstelijk hadden gemaakt.
Van het voormalige koninklijke paleis, het Louvre, maakte hij een museum. Hij benoemde zijn vriend Vivant Denon tot eerste directeur, en onder meer met geplunderde kunst legden ze samen de basis voor ’s werelds beroemdste museum. Napoleon stimuleerde de kunsten, waarbij hij schoonheid net als de grote mecenas Lodewijk XIV aan propagandadoeleinden paarde.
Napoleon hield zoveel van zang dat hij een paar keer op een zangeres verliefd werd. Stormachtig was zijn relatie met de Milanese operadiva Giuseppina Grassini, die hij had ontmoet toen hij op de avond van 3 juni 1800 in de Scala van Milaan een operavoorstelling bijwoonde. Grassini had hem tijdens een van haar aria’s recht in de ogen gekeken. Hij had haar al eerder horen zingen, tijdens zijn vorige verblijf in Milaan, maar toen was hij met zijn hart en zinnen nog helemaal bij Joséphine geweest. Intussen was er in hun huwelijk zoveel gebeurd dat Napoleon meer dan ontvankelijk was geworden voor de erotische uitstraling van la Grassini. Bovendien was ze een uitmuntende operazangeres, die de ziel van de opera als geen ander kon overbrengen op een zaal vol toehoorders. Als ze een aria aanhief, gingen je haren overeind staan. Ze drong binnen tot in de diepste gevoelssferen van Napoleon. Muziek kalmeerde zijn zenuwen, ze verwoordde zijn melancholie en verwarmde zijn hart. Grassini’s onweerstaanbare bekoring was dus evenzeer die van de operazangeres als die van de seksbom. En ze verspreidde een bijzondere lichaamsaroma, wat altijd een erotiserend effect om hem had. Zo belandde hij nog diezelfde avond in haar geurnetten en Grassini in zijn bed. Toen stafchef Berthier de volgende ochtend Bonapartes slaapkamer binnenstapte met de laatste oorlogsberichten, trof hij er Grassini in bed aan terwijl Bonaparte hem verkwikt aankeek vanachter zijn ontbijt. Of ze die nacht in bed ook heeft gezongen, is niet bekend. Wel weten we van kamerdienaar Constant dat ze in de volgende maanden menige aria voor Bonaparte ten beste heeft gegeven, vaak in intieme kring. Ze kreeg van hem een huis ter beschikking in Parijs, op een steenworp afstand van de privéwoning van het echtpaar Bonaparte. Ze was een vrijgevochten vrouw en vond dat hij het haar niet kwalijk kon nemen dat ook zij een minnaar had. Onder de neus van de verbijsterde Eerste Consul ging ze een openlijke relatie aan met een knappe jonge violist. Hij liet haar begaan en heeft het duo zelfs tot twee keer toe een galaoptreden bezorgd. Van een muziekliefhebber gesproken.