Van djinns en vrome moslims, en Sjahrazaad: de vertellingen van duizend-en-één nacht.
Met de verschijning van de delen 13 en 14 van De vertellingen van duizend-en-één-nacht is vertaler Richard van Leeuwen met brio geslaagd in wat aanvankelijk toch een hachelijke onderneming leek. De eerste volledige Nederlandse vertaling van de beroemde – maar daarom nog niet gekende – sprookjes, rechtstreeks uit de Arabische tekst, was een werk van lange adem: de eerste twee delen verschenen in 1993. Er had, in de loop van zeven jaar, véél mis kunnen gaan.
Met de receptie bijvoorbeeld, maar de reeks is behoorlijk blijven verkopen, en er is over het hele project niet één onvertogen woord geschreven. Dat zou ook moeilijk zijn geweest: de boeken zijn mooi verzorgd, de tekeningen van Jean-Paul Franssens allerprachtigst. En de vertaling van Richard van Leeuwen verdient, nogmaals, zoveel lof, dat het bijna spijtig te noemen is dat de reeks nu volledig is, en het werk voltooid is.
Want De vertellingen van duizend-en-één-nacht blijven ten slotte sprookjes uit een wereld die op veel manieren de onze niet is – de islamitische achtergrond springt in het oog, maar zal als hindernis misschien nog het gemakkelijkst te nemen zijn -, ze zijn als het ware de “moeder van alle oriëntalisme”, om even een fameus oriëntalisme te misbruiken, en daarom gevoelig en kwetsbaar voor alle fouten in toon of benadering – te plechtig, te jolig, te mooi, te kinderlijk, te sprookjesachtig, te oriëntaals: vul maar in – die een vertaler maar kan maken. Deze vertaler heeft geen enkele fout gemaakt. Hij heeft, van op de eerste bladzijde, een toon gezet die zo mooi en ook zo wijs is – want in al hun dwaasheid zijn het soms zeer wijze verhalen – dat hij, zeker voor de komende vijftig jaar, voor alle soorten publiek de juiste moet zijn. Op die manier is zijn werk, nu het af is, een geweldig geschenk voor het Nederlands lezende publiek, en voor de Nederlandse literatuur zelf. Voilà. Er is kracht noch macht dan bij God, zoals het zo vaak in de sprookjes staat.
FABELDIEREN EN MONSTERS
Het moet een monnikenwerk zijn geweest. En Van Leeuwen heeft intussen nog wat anders gedaan. Al dat opzoekingswerk en gegraaf in bibliotheken naar de oorsprong van de verhalen, naar de authentieke versie, de varianten, de betekenissen, de al dan niet historische figuren die erin voorkomen en de al dan niet onware legenden die over hen verteld worden, heeft hem stof gegeven voor nóg een boek: De wereld van Sjahrazaad. Dat is een naslagwerk over de Duizend-en-één-nacht, het is dik en in twee kolommen gedrukt en in lemma’s georganiseerd zoals het hoort, en alles staat erin, tot grapjes in het Deens aan toe.
Opnieuw is het heel moeilijk recht te doen aan dit boek. Want een naslagwerk is het eigenlijk niet, al kan men het zo wel gebruiken. Het is, zegt de achterflap, een leesboek over de rijke en zinnelijke verbeelding van de Vertellingen: over geesten, fabeldieren, en monsters en sultans en verborgen eilanden – maar ook over wetenschap en pseudo-wetenschap, tijdgenoten, veldtochten tegen legers van djinns en over verre steden en volkeren. Het is, om het zo maar te noemen, een encyclopedie van het oriëntalisme, dat wil zeggen, zowel van de échte wereld van Sjahrazaad als van de voorstellingen en fantasmen die Europa – en later, “het Westen” daarover geproduceerd heeft. Dat is niet mis, men kan erin lezen en blijven lezen, van de ene verrassing in de andere vallend, als in een rijk en uiterst verzorgd labyrint. Om de mogelijkheden van zijn doolhof een beetje aan te geven – afgezien van de alfabetische dan, of de gewone van-begin-naar-eind lezende, heeft Van Leeuwen achteraan enkele “leesroutes” opgenomen: over het geloof, de aarde en de kosmos, het reizen, de teksten, de “wonderen der natuur”… Het is ook geen “politiek” boek geworden, en dat is goed: oriëntalisme is een begrip dat al voor enkele karren gespannen werd, en waar al behoorlijk veel ruzie over gemaakt is. Het zou doen vergeten dat deze Vertellingen écht uit het oosten kwamen, en dat zij in het Arabisch geschreven waren, tot lering en, vooral, jolijt van generaties oosterlingen. En van Jorge Luis Borges, die zoveel hield van de Duizend-en-één-nacht en van al haar labyrinten, dat men hem had kunnen toewensen dit boek nog te hebben mogen meemaken.
“De vertellingen van duizend-en-één-nacht”, is verkrijgbaar in zeven gebonden delen (Bulaaq, Amsterdam, 1900 fr. per deel). Bij Bert Bakker verschijnt eerstdaags een goedkope editie: 3 delen paperback in cassette, 3320 blz., 1750 fr.
Richard van Leeuwen, “De wereld van Sjahrazaad”, Bulaaq, Amsterdam, 514 blz., 1300 fr ingenaaid, 1900 fr. gebonden.
Sus van Elzen