Goed een jaar geleden richtte Paul Marchal zijn Partij voor Nieuwe Politiek België (PNPb) op. Het was meteen de aanhef van een kroniek van een aangekondigde dood.
Ze bedachten het avontuur tijdens hun trips van en naar de bijeenkomsten van de commissie- Verwilghen. Onder hun tweetjes over de A12 dokkerend, werden de schoolmeester en de advocaat politicus. Paul Marchal zou bij de verkiezingen de Senaatslijst trekken, Marc Similon die van het Europees parlement. Zij waren geen God, wel een verkozene in het diepst van hun gedachten. Zelfs over de praktische gevolgen van hun toekomstige baan voerden ze bloedernstige gesprekken. Similon: “Paul zei dan: Hoe moet dat met mij als gij in Straatsburg zit? Dat is ver weg en ik ken niet veel van politiek. Ik moest hem uitleggen dat een Europees parlementslid niet elke dag van huis weg is. Dat stelde hem dan weer gerust.”
Op dat ogenblik was Similon, de latere voorzitter van de PNPb, nog een ombeschreven blad. Advocaat in Hasselt, raadsman van het gezin Marchal, CVP’er van huis uit, VLD’er uit overtuiging. Similon had nooit in één Witte Mars meegelopen, was evenmin lid van een wit comité. Hij hing zijn wagon aan de trein-Marchal om een politieke beweging uit te bouwen, een alternatieve partij en ja – hij is niet te beroerd om het toe te geven – ook om verkozen te geraken. Similon zag niks in een partij van één man, noch in eentje met slechts één thema. Paul Marchal, dat was voor hem de ideale trekpleister, het electoraal gouden element, zonder hem was hij er nooit aan begonnen. “Wij hadden Paul nodig omdat veel mensen in hem geloofden, maar om nog méér mensen te bereiken, moesten wij iets anders hebben: een programma.”
Similons fellow traveller was uit heel ander hout gesneden en had al een leven achter de rug; als vader van An, het meisje dat aan haar einde kwam in omstandigheden waarvoor de omschrijving afschuwelijk nog een eufemisme vormt. De onderwijzer had zich nadien zelf tot Witte Ridder geslagen die desnoods in zijn eentje het “rotte Belgische systeem” zou omverwerpen. Vader Marchal citeren bleek in die dagen politiek correct, hem een hedonist of demagoog noemen, kwam neer op sociale zelfmoord.
Schijnbaar moeiteloos stapte Marchal van de ene rol in de andere, van geknakte ouder naar kandidaat-parlementslid. Voor hem was die evolutie de logica zelve. “Toen An en Eefje waren teruggevonden, kreeg ik heel veel brieven van mensen die mij vroegen iets voor hen te doen. Ik deed dat en beperkte mij tot de kinderen. Zo kwam er de vzw An en het Huis van An. Daarna botste ik op allerlei wetgevingen en belemmeringen. Dat kon voor mij allemaal niet en om dat te veranderen, werd ik politicus.” Similon heeft daar een licht afwijkende visie over. “Paul had gewoon geen vertrouwen in Justitie, dat was alles. Ik geloofde dat er na de commissie-Verwilghen en na wat dan ook, niks zou veranderen. Daarvan raakte hij geleidelijk overtuigd en ik trok hem over de streep.”
Voor Marchal mag de overstap naar de politiek logisch geweest zijn, toch veranderde er een en ander. Van een getergde, moedeloze en tot in het diepst van zijn vezels getroffen ouder aanvaardt de goegemeente misschien niet alles, dan toch héél véél. Marchal mocht al eens een burleske uitspraak doen genre De koning luistert naar mij. Hij kon straffeloos andere ouders zoals Jean Lambrecks het bloed van onder de nagels halen. Men vergaf vader Marchal zijn eindeloze spelletjes die hij opvoerde rond “hooggeplaatsten” die hij “met naam en toenaam ging noemen”, wat natuurlijk nooit gebeurde.
Iedereen slikte maar zweeg toen hij het nieuwe Centrum voor Vermiste Kinderen met de grond gelijk schoffelde. De media verhieven hem tot icoon en dekten zijn onhebbelijkheden met een wel erg ruime mantel der liefde toe. De vermoede mediageilheid, de kretologie, de loze beweringen dat klassieke partijen hem allemaal verkiesbare plaatsen aanboden, het waren gewoon de strapatsen van een Witte Ridder die het ten slotte allemaal goed meende. Je moest al een bullebak à la Louis Tobback zijn om daarover te vallen.
DE KONING GEEFT NIET THUIS
De tolerantie, schroom en soms plaatsvervangende gêne maakten echter plaats voor een – in het begin nog milde – kritische benadering van het fenomeen-Marchal toen hij naar het echte politieke front trok. Paul Marchal wil dat goed twaalf maanden na de oprichting van zijn partij en zes Humo-interviews later nog altijd niet begrijpen. “Ik ben al die tijd dezelfde gebleven. Ik wou geen bekendheid, maar mijn strijd heeft mij bekendheid bezorgd. Mensen die mij goed kennen weten dat allemaal.”
Toen Marchal zijn PNPb voorstelde in januari vorig jaar was er nog geen vuiltje aan de lucht. Peilingen voorspelden hem 9,6 procent van de stemmen. Hoewel, het deed raar aan, zo’n nieuwe “open” partij met als directiecomité een dubbele tandem: Paul Marchal en zijn vrouw Betty Kolb, Marc Similon die zijn vriendin Betty Caerts meebracht. In het kielzog van deze vernieuwers dook bovendien een op het eerste zicht raar zootje op: burgers die het oprecht goed menen met de maatschappij, zelfs met de democratie, naast hen regelrechte politieke avonturiers, malcontenten, poujadisten en – zo bleek uit ons Franstalig zusterblad Le Vif – mensen die zelf in pedofilie-affaires waren verzeild.
Het initiatief werkte als een magneet op lieden met een uitgesproken eigen agenda. Zo onder andere Hugo Vanheeswijck, ex-directeur van het Genkse lyceum, die overigens volgende maand misschien terug aan de slag kan. Of ambtenaar Willy Vermeulen, tegelijkertijd de zelfbenoemde Sherlock Holmes en de eigengereide Don Quichot van het Hoog Comité van Toezicht. Zij kwamen, zagen en waren snel weer weg. Bij Vermeulen ging dat héél rap. Op zijn eerste vergaderingen met de nagelnieuwe partij stelde hij voor om gelijkberechtiging voor homo’s in het programma te sluizen. Hij had met dat voorstel wellicht op meer begrip kunnen rekenen bij de Spaanse Inquisitie.
Op een vrijdagavond, eind april 1988, ontsnapte Marc Dutroux en legde daarmee het land lam. PNPb-inspirator Marchal riep de hele Belgische bevolking op om “actie te voeren tot de regering- Dehaene aftreedt”. Hij had zelfs een boodschap voor de koning maar, zo meldde Marchal tijdens zijn zoveelste persconferentie, “Een gesprek met hem werd mij geweigerd.” Zijn kompaan Similon eiste ook niks minder dan het ontslag van de regering.
Het duo beleefde hoogdagen, gaf forfait voor vergaderingen waar Vermeulen nog altijd met programmavoorstellen bleef worstelen tot hij, murw na al het gekwek, door het lint ging. Exit Vermeulen. Net goed dacht Marchal en even later noemde hij de speurder een “leugenaar” en een “wispelturig man”. Volgens Marchal had Vermeulen slechts één ambitie: lijsttrekker worden in Antwerpen. Bovendien was het een klikspaan, “want hij lekte onze voorstellen naar de pers”. Pech voor Marchal, want Vermeulen beschikt over een brief waarin dezelfde Marchal hem het lijsttrekkerschap op een zilveren plateau aanbiedt. En: een zeer warrige blauwdruk van wat later het PNPb-programma moest worden, is in Antwerpen geschreven, op de keukentafel van Vermeulen die Marchal prompt uitriep tot “een gevaar voor de democatie”.
Van Heeswijck, in een en dezelfde persoon voorzitter, ondervoorzitter en penningmeester van de PNPb-Limburg, stapte om meer onduidelijke redenen op. Voor Marchal geen echt verlies, want “Van Heeswijck kan de realiteit niet van de fictie onderscheiden”. Zeg maar: nog een leugenaar. Wat liep er scheef tussen die twee? De onberekenbare ex-directeur wil zijn ei niet kwijt en laat zijn moeder melden dat hij “van zijn advocaat niks meer mag zeggen omdat binnenkort zijn proces ( over zijn ontslag als schooldirecteur) moet voorkomen”.
DE ORAKELS VAN PAUL
Niet alleen met de coryfeeën van de club ging de partijleiding in de contramine. In september werd een aantal Waalse leden aan de deur gezet. Onder andere Dominique Naessens, het gezicht van de PNPb in Namen. Niks aan de hand, want het ging tenslotte maar “om een dopper die alleen uit was op een kilometervergoeding om naar vergaderingen te komen” (Paul Marchal). De werkelijke oorzaak van de Vlaams-Waalse heidebrand bleek tweeërlei: beneden de taalgrens wilden de partijleden meer autonomie en ze bleven drammen over de infiltratie door extreem-rechts. De PNPb kreeg dit thema min of meer in de maag gesplitst door de krant De Morgen, lange tijd prominent lid van de X-side van de nieuwe partij.
Het dagblad riep een fatwa uit over Hendrik Boonen, de Antwerpse voorzitter van de PNPb, die een curieus extreem-rechts verleden met zich meesleepte maar zich vorig jaar aandiende als een herboren bestrijder van het racisme. Een verslaggever van De Morgen knikkerde een dossier over Boonen bij elkaar en overhandigde dat aan Marchal, maar de partijleiding bleef de lokale voorzitter de hand boven het hoofd houden. Zelfs toen Boonen geconfronteerd werd met een wel zeer – politiek – compromitterende persconferentie die de man niet eens zo vreselijk lang geleden had georganiseerd. Het was, zei de belaagde PNPb’er toen, iemand anders die de persconferentie had gegeven en zich voor hem, Hendrik Boonen, had uitgegeven. Ieder weldenkend mens zou in zulke omstandigheden veeleer aan collocatie denken, de partijleiding liet Boonen echter met rust. Ook toen hij bij de officiële voorstelling van de partij in zijn provincie amper 27 mensen op de been kreeg, inclusief de partijleiding en zeven journalisten.
In oktober 1998 kwam dan het lang verwachte stichtingscongres van de PNPb. Van de 700 leden daagden er 327 op voor deze hoogmis in Keerbergen. Marchal en Similon hadden er een grote onthulling in het vooruitzicht gesteld, die misschien zelfs “zou kunnen leiden tot de val van de regering”.
Het bleek om een lauwe aanval te gaan van Similon op Marc Verwilghen. Die had volgens de PNPb nooit de commissie-Dutroux mogen voorzitten omdat een oom van Verwilghens vrouw als onderzoeksrechter in de affaire-Dutroux was betrokken. Onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte stapte eertijds op omwille van een bord spaghetti en in dezelfde logica had Verwilghen – in de commissie-Dutroux voorzien van de bevoegdheden van een onderzoeksmagistraat – het voorzitterschap nooit mogen aanvaarden omwille van de verwantschap.
Tot op de dag van vandaag staat Similon achter die stelling. “Ik ken geen enkele magistraat die zou zetelen als hij weet dat een verwant in de derde graad bij de zaak betrokken is. Dat stuit mij nog altijd tegen de borst.” Maar op het congres ging de zevenklapper af als een ordinair rotje. De “onthulling” maakte weinig ophef en de krant Le Soir vatte het hele congres samen in de korte en droge kop: “Promettre le paradis sans offrir le ticket d’entrée”.
In de herfst ging de PNPb op haar geheel eigen elan verder. Dit wil zeggen: als een omgekeerde processie van Echternach met één stap vooruit, twee achteruit. Eindeloos gekissebis zorgde voor een zekere ontmoediging bij de militanten en kaderleden van het eerste uur. Op elke vergadering bleek de geest van Paul Marchal onveranderd aanwezig. Marc Similon. “Paul kwam dan niet omdat hij – heel begrijpelijk – te veel werk had. Maar op zo’n bijeenkomst stond dan een orakel recht en zei: Paul heeft niet te veel werk. Hij belde mij op en komt niet omdat hij geen vertrouwen meer heeft in X. De volgende keer was dat Y. Je werd daar gewoon gek van, de provinciaal verantwoordelijken wisten niet meer waar ze het hadden. Zij konden allemaal het volgende slachtoffer worden en zegden mij vlakaf: Wij doen niet meer mee met die zever.”
EEN OPLICHTER UIT BRUSSEL
Zo kwam er najaar 1998 ook een bijeenkomst van de Vlaamse en Brusselse afdelingen die Paul Marchal persoonlijk voorzat. Het stond weliswaar niet op de dagorde maar hij kaartte er voor de zoveelste keer het probleem-Boonen aan. Tot ergernis van onder andere Michel Peeters. Deze Brusselse bedrijfsleider en tot dan hét PNPb-uithangbord in de hoofdstad wees Marchal op de partijstatuten. Dergelijke kwesties moesten op nationaal niveau worden besproken. Bovendien: er vielen wel andere katten te geselen. Voor Peeters was al dat geëmmer er te veel aan. Als het zo verder moest, dan liefst zonder hem. De vrijmoedige interventie betekende een breuk tussen Peeters en Marchal, die de repliek van de Brusselaar even later als zuivere “chantage” betitelde. Binnen de kortste keren liet Marchal in kleine kring weten dat Peeters eruit vloog en nog even later was het hij of ik.
Peeters zag de bui aankomen. Marchal had zijn voorgangster Edith Decrucq al eens de mantel uitgeveegd als een “onverantwoord mens” omdat zij – zonder zijn medeweten – in naam van de PNPb een lokaal had gehuurd in Brussel. Feit is dat Marchal daar perfect van op de hoogte was. En Peeters kende het verhaal van Chantal Rouselle, kandidaat-voorzitster van de Waalse PNPb-vleugel, die van Marchal het etiket van “vervelend en egoïstisch mens” opgeplakt kreeg.
Michel Peeters wist dus waar hij stond, werkte in stilte aan zijn eigen partij – de Union Démocratique-Demoratische Unie of kort UDDU – en einde vorig jaar drukte hij Paul Marchal letterlijk met de neus op de feiten. Toen de onderwijzer met zijn getrouwen zoals gewoonlijk in de bedrijfslokalen van Peeters wilde vergaderen, stonden zij voor een hermetisch gesloten deur. Marchal riep Peeters meteen uit tot “oplichter, want hij heeft geen lidgelden doorgestort”.
Marc Similon zucht alleen bij deze zoveelste, pijnlijke episode. “De lokale afdelingen inden de lidgelden zelf. Zij mochten dat en Paul wist dit maar al te goed. Hij leek zich dat allemaal niet aan te trekken tot hij dat dan tegen iemand kon gebruiken. Zijn vrouw was nationaal penningmeester, maar het was mijn vrouw die het werk deed. Betty droeg alleen de cheques naar de bank omdat zij daar werkte. Het was allemaal zo onwezenlijk. Pauls politieke inbreng was gewoon nul. De partijwerking? Zijn zorg niet. Mijn vrouw deed het secretariaat, maar zij moest wel een kopie van alle faxen en alle brieven naar hem sturen. Waarom? Ik weet het niet, want hij deed er nooit iets mee. Paul zit nu eenmaal zo in mekaar.”
De breuk tussen Marchal en zijn buddy Similon kwam er op een vergadering eind december. Tussen beiden woedde al enkele weken een faxoorlog en Marchal had – opnieuw via een tussenpersoon – het ontslag van Betty Caerts geëist. Net zoals hij zijn “vertrouwen” in Marc Similon had opgezegd. Op de bijeenkomst in Lummen stonden de twee getroubleerde cheffen voor het eerst sinds enige tijd weer lijfelijk tegenover mekaar. Het voetvolk moest kiezen en toen het dat niet meteen deed, klapte Paul Marchal zijn tas dicht en stapte op met de boodschap: Wie mij wil volgen, schrijft maar een brief. Alleen een Waals partijkader ging de leider achterna. Zijn vrouw Betty bleef enkele pijnlijke minuten lang zitten. Toen vervoegde zij, stand by your man indachtig, haar echtgenoot. En Similon? Die gooide de handdoek.
Begin januari kondigde Paul Marchal op een inderhaast bijeengeroepen vergadering met getrouwen aan dat hij de nieuwe PNPb-voorzitter werd omdat “de mensen mij dat met aandrang vragen”. En: bij de verkiezingen zou hij – om dezelfde reden – zoveel lijsten trekken als wettelijk toegelaten. Over zijn guerrilla met Similon zei hij toen: “Die man heeft mij misbruikt. En die vriendin van hem is nog veel erger.”
DAT WAS ALLEEN MAAR OM TE LACHEN
De PNPb heeft inmiddels drie partijbureaus, twee partijsecretariaten en kaders bij bosjes versleten. Heeft zij nog een toekomst? De nieuwe voorzitter twijfelt er geen seconde aan. “Ik ben blij dat al die mensen die chanteren, liegen of aan verduistering doen, zijn vertrokken. Wij hebben hen niet nodig. Kijk, vandaag heb ik weer twee nieuwe leden opgeschreven. Ik ben naïef geweest, maar nu werken wij opnieuw hard aan het programma.”
Die naïviteit van Marchal werd intussen spreekwoordelijk. Zegt Similon: “Als je naïef bent, begin je niet met een politieke partij. Ik verschuil mij daar niet achter, Paul wel. Maar hij is geen naïeveling, wel een narcist. Het ging definitief fout met hem en de PNPb toen wij statuten kregen. Paul wou gewoon blijven beslissen: Die moet eruit. Hij voelt zich alleen goed bij mensen die onvoorwaardelijk zijn hielen likken.”
Vader Marchal heeft een ongemeen druk jaar achter de rug. Zijn gezin, zijn school, het proces tegen hypnotiseurRasti Rostelli, de herdenking van de dood van An, het Huis van An…. Alleen dat crisiscentrum al. Het krijgt volgens Marchal een stroom oproepen en behandelt ontelbare dossiers. Alleen: stilaan vraagt men zich af wat hij ermee doet. Het parket in Hasselt heeft totnogtoe niet één dossier van de vzw An gezien.
Het kan voor de man allemaal te veel geweest zijn. Want bovenop dat alles komt dan nog eens zijn werk als politicus. In die rol speelt Marchal de regisseur van wat een vaudeville genoemd zou kunnen worden als er niet zoveel goedmenende mensen in het avontuur waren meegestapt. Politicus Marchal is – om het zacht uit te drukken – een dilettant. De ene dag beweert hij zijn politieke aspiraties niet op te bergen omdat hij “de mensen die in mij geloven niet in de steek wil laten”. Dan verkondigt hij in een interview dat hij na 13 juni stopt als hij niet verkozen raakt. De gelovigen worden dan even vergeten. Nu meldt hij weer: “Als ik geen mandaat uit de brand sleep, maar toch een goede uitslag, blijven wij gewoon doorgaan.” Of neem Marchals uitspraken dat hij best wel premier zou willen worden. Later heet dit dan: “Dat was alleen om te lachen.” Marchal fietst er licht overheen dat hij die uitspraak in allesbehalve hilarische omstandigheden herhaalde en bleef herhalen.
Politicus Marchal blijkt een man van ontelbare misverstanden. Neem zijn vrouw die, moe en afgebeuld door de hele commotie, in een schrijnend gesprek met Het Laatste Nieuws uitroept: “Ik wil gewoon mijn leven terug.” Betty Kolb stelt daar onomwonden dat “Paul er misschien beter mee zou stoppen”. Repliek van de PNPb-voorzitter: “Dat is weer eens verkeerd uitgelegd. Mijn vrouw wil niet dat ik stop. Zij zegt: Als de mensen niet inzien wat wij allemaal voor hen doen, is het beter dat wij stoppen.”
De Marchals mochten zich in oktober 1996 koesteren in de warmte van 300.000 sympathisanten. Die rangen zijn nu drastisch uitgedund. Straks staan vader en politicus Marchal alleen, roepend in de kou en de onverschilligheid. Dan lijkt het zelfs niet meer op een vaudeville, maar krijgt alles de dimensies van een Grieks drama.
Jos Grobben