Christoph Fink brengt kunst die naar het hart van de aarde peilt.
Een Brits antropoloog beweerde ooit dat het kind van een bosjesman 7800 kilometer wordt gedragen vooraleer het op eigen benen begint te lopen. Aangezien het kind tijdens deze ritmische fase voortdurend de inhoud van zijn territorium benoemt, zo concludeert de antropoloog, is het ondenkbaar dat het geen dichter wordt.
Ik geloof dat de Gentse kunstenaar Christoph Fink (35) de ritmiek van het wandelen en het nauwlettend observeren van tijd en ruimte op een gelijkaardige manier heeft meegekregen. Het dichtend benoemen van de omgeving vertaalt Fink in haast obsessionele routebeschrijvingen, die de kern vormen van zijn artistieke uitdrukking. Fink is een reiziger, in de meest oorspronkelijke betekenis van het woord. Wandelend, fietsend, met bus of vliegtuig verkent hij de aardbol. Hij is niet echt op zoek naar iets, is niet rusteloos of gehaast zoals een moderne mens die heen en weer snelt naar alle uithoeken van de wereld om er snel wat impressies op te doen. Fink is als een echte reiziger, rustig en oplettend, die altijd gericht reist maar de route die hij volgt belangrijker vindt dan zijn eindbestemming. Het landschap waardoor Fink zijn weg zoekt, fungeert daarom nooit louter als een achtergrond bij zijn denken, het vormt wel de solide basis voor een brede reflectie over tijd en ruimte.
Fink ondernam reizen naar Venetië, Sao Paulo, Los Angeles, Boston en New York.
Bergen (de Mont Blanc, de Alpen, de Etna) spelen dikwijls een cruciale rol, niet alleen omdat ze zo bepalend zijn voor de vormgeving van het landschap, maar ook omdat ze van de kunstenaar een enorme fysieke inspanning vragen, ze testen als het ware zijn uitputtingsgrens. Het is misschien een romantische gedachte, zo’n kunstenaar eenzaam op zijn fiets, in een bus dwars door een uitgeregend en troosteloos landschap of in het vliegtuig voor een ovalen raampje starend over de dikke wolkenmassa’s. Maar met die romantiek heeft Finks kunst niet echt veel te maken. Het uitgangspunt van zijn artistieke expressie is verwondering, fascinatie voor de aardbol en de manier waarop de natuur zich op de aardkorst vormgeeft. De vorming van continenten en bergketens, de bedding van rivieren, de uitgestrektheid van plateaus. Maar ook de groei en situering van dorpen en steden in het landschap zijn voer voor observatie.
Om een inzicht te krijgen in dit geheel tekent Fink routes uit. Elke reis die hij maakt, wordt op papier uitgetekend. Interessante gegevens worden tijdens het reizen op de route aangeduid, een geluid, de weersverandering, een ontmoeting, een detail in het landschap, het wordt allemaal minutieus geregistreerd. Een nauwkeurige tijdsbepaling situeert daarbij telkens het gebeuren in de tijd. Persoonlijke commentaren en bedenkingen geven het geheel een bijkomend accent. Op die manier ontstaat een zeer concreet verhaal, dat tegelijkertijd abstract genoeg is weergegeven om zich op veel verschillende manieren te laten invullen. De reisroutes worden gevoed met cijfers en letters, figuratie wordt in de tekeningen geweerd. Na het afleggen van de trajecten worden de impressies van de reizen herdacht en aangevuld, de subjectieve beleving ervan wordt zo uitvergroot. Een zekere melancholie doet hierbij zijn intrede.
DE LIJN GENEVE, BRAZZAVILLE
Fink documenteert zijn tochten ook telkens met dia’s. Met een nietsontziende arendsblik speurt hij het landschap af, op zoek naar een interessant detail, de vorming van het wegdek bijvoorbeeld, of de manier waarop het leven langsheen een rivier of aan de voet van een berg wordt ervaren. Die foto’s worden niet in de tekeningen verwerkt, maar krijgen een afzonderlijke plaats in het oeuvre. Ze fungeren als aanvulling op de globale idee, maar kunnen ook als zelfstandige werken worden gelezen. De wolkenfoto’s, dreigend en donker of als flinterdunne slierten uitgesponnen, zijn daarvan een mooi voorbeeld. De overweldigende grootsheid en efemere oplosbaarheid van die wolken, gevat in de beeldende kracht en immaterialiteit van een foto-opname, staan in mooi contrast met de geschreven neerslag van ervaringen die aan het papier worden toevertrouwd.
De reiservaringen worden uiteindelijk ook nog eens in totaalinstallaties gebundeld. Die laten zich lezen als cryptische bundelingen van een totale beleving waarin ondanks de totaliteit geen enkel registratiemoment verloren gaat. Fink streeft bij de registratie nooit naar objectivering. Zijn eigen perceptie, zijn subjectief aanvoelen van tijd en ruimte staat altijd centraal. De tekeningen of installaties zijn dus nooit objectieve schaalmodellen, ze geven wel de subjectieve beleving van een reisweg weer, met uitstulpingen en zwellingen die het belang van elke intense ervaring op die weg moeten onderlijnen.
In 1996 stelde Fink in de Sint-Lukasstichting in Brussel tentoon. Hij zocht er het middelpunt op van de ruimte en onderzocht de routes die vanuit dit middelpunt, de eigen persoon dus, de wereld in liepen en vormgaven. In eenzelfde richting liggen Berlijn en Hongkong, dan wordt er gewenteld naar de lijn Genève, Brazzaville, nog vanuit diezelfde plaats in Brussel begint de weg richting India… . Voor de Biënnale in Venetië (1995) realiseerde hij een installatie in het klooster van San Francesco della Vigna. Op het stenen plaveisel van het kloosterhof bracht hij met blauw krijt het door de lucht afgelegde traject aan. In de fragiele constructie ernaast, die de bescherming en wetenschappelijke zekerheid van een thermometerhut leek uit te stralen, werden verder details van de reis, geluiden en trajecten, binnen de kloostermuren voelbaar gemaakt.
Ondanks de heel persoonlijke en dikwijls concrete benadering blijft dit artistieke voorstel ook abstract genoeg werken, opdat elke kijker zijn eigen belevingen en landschapservaringen in het werk kan projecteren. Deze openheid maakt Finks kunst zeer aantrekkelijk.
De Britse schrijver Bruce Chatwin bouwde in zijn boeken een gelijkaardige communicatie in. “The Songlines”, een boek waarin hij op zoek gaat naar de grotendeels verdwenen cultuur van de aboriginals en hun zogenaamde zangsporen, bereikt doorheen het detail eenzelfde abstractie. Chatwin laat zijn boek bewust ontsporen. Zo brokkelt de verhaallijn na verloop van tijd helemaal af. Naar het einde toe worden almaar meer losse citaten en filosofische bedenkingen ingelast. De verregaande detaillistische omschrijvingen en anekdotiek die het uitgangspunt van dit boek vormen, blijven echter als voedingsbodem werken voor de omvattende bedenkingen die een lezer er zelf bij kan formuleren.
PASSIE VOOR DRUMS
De spiritualiteit van de Songlines of zangsporen waarover Chatwin het heeft, vind je in zekere zin ook terug in het werk van Fink. Zangsporen zijn gezongen teksten waarin lange omzwervingen van voorouders werden vastgelegd. Zoals aboriginals de aarde tot leven wekken met hun gezangen en hun zangsporen laten samenvallen met bestaande geografische routes, zoals ze tijdens hun reizen bestaande voorwerpen en plaatsen bezingen waardoor gezongen routes ontstaan die nog eeuwen later gevolgd kunnen worden, zo ook benoemt en deelt Fink zijn beleving van de aarde in.
Finks observatie en registratie van de natuur is niet vrijblijvend, dat merk je aan de manier waarop hij het gegeven opentrekt. Vanop het aardoppervlak gaan de gedachten van de kunstenaar naar de kern, het kloppend hart van de aarde, naar haar oerkracht en basisritme. Dit wordt mooi vertaald in Finks passie voor drums. Oerklanken van de aarde, ritmisch gedreun en de ruimtelijke omschrijvingen die geluiden aan een plaats kunnen geven, legde hij enkele jaren geleden digitaal vast. Samen met zijn partner, de Brusselse kunstenares Joëlle Tuerlinckx, hield Fink in het Provinciaal Museum van Hasselt een drumsessie. Met het geroffel van het drumstel en de weerklank ervan in de ruimte werd de omgeving afgetast. Het gekletter mondde uit in het nabootsen van een alles overstemmend onweer. Dit gevoel voor ritme, dat trouwens ook sterk zichtbaar is in Finks tekeningen die bijna als partituren voor een reisbeleving kunnen worden gelezen, brengt Fink naar de kern van de aarde en de vraag naar haar uiteindelijke bestemming. Zo wordt in dit oeuvre ook de vraag gesteld naar hoe de aarde er ooit in haar oervorm heeft uitgezien. Finks kunst peilt naar het hart van de aarde maar spiegelt haar ook aan het heelal, de maan en sterren, het zonnestelsel, het grote niets.
Naast ruimte is ook de tijd een belangrijk facet in het oeuvre van Fink. De tijdsbeleving visualiseert hij onder meer in kleine maquettes. Observatietijd en looptijd worden in beeld gebracht in spiralen, de verhouding tussen beide wordt daarin vrij concreet blootgelegd. De tijdsidee is ook verwerkt in het manuele uitschrijven van elk reisverslag, daarin vertaalt zich heel mooi de weergave van hoe subjectief het aanvoelen van tijd wel is.
Fink werkt langzaam maar consequent aan de uitbouw van een oeuvre. Zijn haast filosofische benadering van de wereld heeft een sterke gelaagdheid, het werk bevat misschien wel zoveel niveaus dat het nooit helemaal zal worden uitgediept. De inspiratie van deze man lijkt grenzeloos, zonder ooit stuurloos te zijn. Het werk vloeit voort uit de persoonlijke beleving en het genieten van de kunstenaar, maar streeft altijd naar communicatie, het bevat zowel het detail als de globaliteit. Het is in deze manier om met een heel eigen idioom de wereld te omspannen en te benoemen dat men een groot kunstenaar kan herkennen.
Wanneer ik samen met Christoph Fink praat over de grote omvang van zijn werk en zijn ambitieus idee om de wereld in kaart te brengen, verschijnt een lichte blos op het aangezicht van de kunstenaar. Die bescheidenheid siert hem. Op de zolderkamer van zijn atelier in Gent heeft Fink een klein raampje, het is maar enkele tientallen centimeters breed. Dit is zijn venster op de wereld, we steken het hoofd naar buiten en zien een labyrint van roestbruine daken en een eindeloos uitgestrekte, altijd wisselende wolkenhemel.
Werk van Christoph Fink zal het komende jaar onder meer te zien zijn bij Deweer Art Gallery, Tiegemstraat 6A, Otegem.
Op 7 februari (10u.30) gaat in de Vereniging van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Citadelpark, Gent, een gesprek door over “Nabijheid en verschil” in werk van kunstenaars, met Orla Barry, Christoph Fink, Ann-Veronica Janssen en Richard Venlet.
Els Roelandt