Zaterdag wordt het nieuwe boek van Chris De Stoop voorgesteld: ‘De vuurwerkmeester’. Het is het familieverhaal van de Vidals, die al 200 jaar succes oogsten met vuurwerk in Antwerpen, zes generaties lang, van vader op zoon. Maar Barbara Vidal, de zevende generatie, maakt mee hoe de Europese vuurwerkmeesters moeten wijken voor containers vol commercieel vuurwerk uit China. In dit fragment keert Barbara terug naar de ouderlijke vuurwerkfabriek en herbeleeft zij een van haar reizen naar Vuurwerkstad.
1
‘Een aanslag wordt niet uitgesloten’, zegt de radio. ‘Verwacht wordt dat het dodenaantal nog kan stijgen…’ Barbara zit achter het massieve bureau van haar vader en veegt enkele oude mappen af. De hele studeerkamer zit onder stof en spinrag. De geur van zijn sigaren kleeft nog aan elk object vast. Er is een tijd geweest dat Barbara een hekel had aan dit bizarre gebouw met zijn loodzware geschiedenis en familieoverlevering. Maar er is ook een tijd geweest dat ze als klein meisje genoot van het heerlijke, weelderige huis met zijn overvloedig binnenvallend licht. En vooral dan van haar meisjeskamer in de Chinese toren.
Op een werktafel voor het raam staan nu nog de oude gereedschappen zoals in een museum: een porseleinen vijzel met stamper, een set koperen zeven met mazen van verschillende grootte, een geglazuurde mengschaal van aardewerk, een goudkleurig weegschaaltje, en verder veel glazen stolpen en flessen met vergeelde etiketten. Hier en daar zit op de bodem zelfs nog een spoor van een of ander brak goedje. Misschien heeft Barbara, toen ze klein was, haar vader of grootvader hier ooit nog een enkele keer artisanaal vuurwerk zien maken. Maar later was deze werktafel nog uitsluitend een soort altaar ter ere van de voorvaders.
Het oude huis, dat al twee eeuwen aan de Heirweg in Antwerpen troont, kreunt in de wind. De erkerramen zijn vermolmd, het dak is licht verzakt, de veranda groen uitgeslagen, maar verder heeft Barbara de ouderlijke woning teruggevonden zoals ze vroeger was. Het deftige hoofdgebouw met Vlaamse trapgevel, de later aangebouwde zijvleugel van tante Adèle, de Chinese hoektoren waarop een plaatje hangt: ‘Gebouwd door Joannes Felix Meyers, koopman en rijk bankier te Antwerpen, die handel dreef met China en Japan’.
De werkkamer van haar vader is de benedenverdieping van de Chinese toren, die hier in de achttiende eeuw als eerste gebouw is opgetrokken. De achttiende eeuw was de tijd van de chinoiserie, de Oriënt was en vogue, en de Antwerpse zakenman Meyers was van die mode blijkbaar rijk geworden. Hij had toen een soort pagode van drie verdiepingen gebouwd in zijn ‘ hof van plaisanterie’. Eigenlijk was het enige Chinese eraan het rode gewelfde dak met krullende punten.
In die tijd werd China nog geïdealiseerd als een modelrijk dat stond voor vrede, welvaart, verfijning, rationeel bestuur en religieuze tolerantie. De beste zijde, het mooiste porselein, de heerlijkste specerijen en andere exotische waren werden massaal ingevoerd. Made in China stond voor kwaliteit en uitmuntendheid. Dat was het China waarover Barbara als kind in de oude boeken van haar vader las.
Vooral de lotgevallen van Marco Polo, die lang geleden het vuurwerk van China naar Europa bracht, had ze vroeger wel tien keer gelezen. Over de Grote Khan en het paleis van Xanadu, de tovenaars en wichelaars, en de bevallige meisjes die opgeleid werden voor ‘de beste bedgeneugten’…
2
In het eikenhouten bureau vindt Barbara nog een foto van haar grootouders uit 1930 terug. Haar verbijsterend jonge grootvader met hoge hoed, leren handschoenen, lange jas, en steunend op een zwarte paraplu. Haar zuinig lachende grootmoeder, die Barbara nooit gekend heeft, duidelijk in een knellend korset dat haar boezem naar voren en haar bekken naar achteren duwt. Achter hen een Minerva van Antwerpse makelij, de luxewagen van die tijd. En tussen hen een gedrongen mannetje in Engels colbert: de Chinees Jimmy Wang, van de beroemde firma WangBang. Op de achterkant van de foto staat zijn adres in Liuyang. En boven zijn handtekening in gekrulde letters: ‘ Tot ziens in Vuurwerkstad’.
Hoe zou Vuurwerkstad er in 1930 hebben uitgezien? Als Jimmy Wang uit zijn graf kon verrijzen, zou hij de stad niet meer herkennen. Barbara denkt terug aan haar woelige reis naar China, samen met Victor. Ja, Victor, dat rosse valentijnskind dat ze als jong meisje leerde kennen omdat hij met zijn ouders naar alle grote vuurwerkspektakels kwam. Die vuurwerkmaniak. Had ze hem maar nooit ontmoet…
Toen ze eind jaren negentig met Victor naar China trok, had hij een volle kop vlammend haar, een krachtig gebouwd lichaam, en een vreemd lachje dat het midden hield tussen gegiechel en gesnater. Met de hulp van zijn vader in Bergen op Zoom was hij een vuurwerkhandel begonnen onder de naam Valentine Fireworks.
Ze kwamen Vuurwerkstad in een taxi binnengereden door een kleurige triomfboog met de tekst ‘ Welcome to Liuyang, Hometown of Fireworks‘.
‘Wow’, zei Victor met in kinderlijke verbazing geopende mond. ‘Ben ik in het aards paradijs?’
De oude rijstvelden rond Vuurwerkstad waren omgeploegd en overal werd met grote geestdrift gebouwd. Langs de weg stonden torengebouwen tussen steigers van bamboe, kranen hapten naar de wolken, en bulldozers schepten rode aarde weg. Aan de rand van de stad was een hele bergtop afgeplat en een modern bedrijvencentrum neergepoot, het Fireworks Trade Center. Een verzameling concentrische straten met honderden winkels, showrooms en kantoren, allemaal voor vuurwerk en pyrotechnische benodigdheden. De felle kleuren van de labels en verpakkingen spatten van de winkelrekken. Een verkoper stak een ratelband af, een andere schoot een vuurpijl over het dak, en nog anderen probeerden klanten naar binnen te lokken.
Victor bleef overal staan en staarde als bezeten in het rond. Met gulzige ogen zoals een kleuter die in een snoepwinkel alles tegelijk wil hebben. Zijn handen streelden de grote bommen en mortieren. Zijn gezicht had een koortsige, vlekkerige glans.
‘Kom dan’, zei Barbara, en trok hem mee.
De taxichauffeur bracht hen naar het Grand Sun Resort, het nieuwe luxehotel van Vuurwerkstad, op een bergflank buiten het centrum. De helling was kaalgehakt, het eucalyptusbos gerooid, en een rijke sigarettenfabrikant had er het protserige hotel als een witte bruidstaart bovenop gezet. In het dal naast het hotel stond het nog vol krotjes.
Toen het donker werd, begon overal vuurwerk los te branden, een krankzinnige kakofonie. Elke vuurwerkmaker wou zijn producten testen of demonstreren aan mogelijke klanten. Van de omliggende bergen rolden hevige knallen en schichten de stad binnen. Langs de rivier voor het hotel gingen bommen en pijlen omhoog in een kermis van kleur.
‘Ongelooflijk’, zei Victor, toen ze met een glas Franse wijn in de hand op het terras de anarchie ondergingen. ‘Alles is hier nog toegelaten. Ik kom in China wonen.’
Hij stak een sigaret aan en keek lang naar het vlammetje in zijn hand. Daarna gooide hij de lucifer op de grond, waar enkele verdorde bladeren in de fik schoten.
Toen ze weer in het hotel waren, legde hij zijn grote handen op haar heupen. Ze wist dat het niet verstandig was, maar liet zich gaan. Lijf aan lijf verstrengeld met een grote kleuter.
3
O God, waar was ze toen toch aan begonnen. En de dag daarna had ze toch zeker moeten beseffen dat het nooit goed kon aflopen.
Het was ontiegelijk vroeg in de morgen, maar in Vuurwerkstad barstte de ochtend open in een oorverdovende jubelzang. De galm leek door de bergen duizendvoudig versterkt te worden. Barbara werd verward wakker in het hotel. Even dacht ze dat ze de avond tevoren misschien weer iets geslikt of gesnoven had, maar dat was niet het geval.
‘Wat is dat lawaai toch?’ vroeg ze.
‘Je gaat je ogen niet geloven’, zei Victor, die aan het raam stond.
Toen ze in hun ondergoed het balkon opgingen, viel de zon als een warm kompres over hen heen. In de straat keerden duizenden verbaasde ogen zich naar hun blanke lijven. Honderd meter verder, op de oever van de rivier, stonden tienduizenden mensen als haringen opeengepakt.
Het kamermeisje, dat hun ontbijt bracht, zei dat het een poging was om het Guinness Book of Records te halen. Een samenzang van honderdduizend mensen, dat zou een absoluut record zijn. Zelfs de BBC had een cameraploeg gestuurd.
‘Een makkie’, zei Victor. ‘Wat zijn honderdduizend mensen voor China? Kijk, overal politie. De mensen worden met officiële bussen aangevoerd.’
‘Wie niet zingen wil, krijgt straf’, zei Barbara.
‘O, wat hou ik van dit land’, kraaide Victor. ‘Een liberale economie en een autoritaire staat: de volmaakte combinatie voor de vrije ondernemer!’ En hij lachte zijn chimpansee-achtige lachje: ‘Hi, hièè… Het Guinness Book! Wat een onbetaalbare publiciteit!’
Vuurwerkstad vierde feest. Er was een optocht van oude, sierlijke drakenboten. Vuurpijlen trokken banen van gekleurde rook. En meer dan honderdduizend Chinese kelen kweelden het beroemde lied van de Rode Rivier. Daarmee was het wereldrecord binnen.
’s Avonds waren Barbara en Victor in Fabriek Nummer Eén bij Dubbele Knipoog, een Chinese zakenpartner die de gewoonte had beide ogen even dicht te knijpen als hij iemand aansprak.
Victor had voor de komende millenniumviering al een groot assortiment vuurwerk besteld, maar wou nog een lading slagbommen met hevig knalkruit. Omdat Nederlanders gek waren op megaknallen, zouden de Titanium Salutes extra brisant moeten zijn. Als straaljagers die door de geluidsmuur gingen. In vergelijking met die titaanbommen zouden alle andere als natte voetzoekers klinken.
Victor betastte tevreden de grote bommen die op houten schragen waren uitgestald. Met duizenden lagen ze te drogen in de blakende zon.
Een vrouw stond met een houten spaan in een trog met chemische troep te roeren. Er kwam een gemene geur uit die Barbara bijna tegen de grond sloeg.
‘Kijk, Barbara’, zei Victor. ‘Nu moet je goed opletten.’
Op de oprit van de fabriek stak Dubbele Knipoog met zijn sigaret een lont aan en een bom schoot sissend de lucht in. Net op tijd kwam hij op het hoogste punt tot ontploffing. Brandende sterren werden uitgeworpen en vormden een volmaakt, bloedrood hart.
Een valentijnshart, dat even hevig klopte, en dan weer verdween.
‘Het millennium wordt onze grote kans, Barbara’, fluisterde Victor stralend. ‘We hebben alleen nog publiciteit nodig. Een stunt. Zoiets als het Guinness Book of Records.’
4
Chris De Stoop