60 jaar geleden werd het Amerikaanse Central Intelligence Agency opgericht. Tim Weiner, journalist bij The New York Times, schreef een even gedocumenteerd als vernietigend boek over de geschiedenis van de CIA. Over wat het agentschap deed, niet deed, en vooral, over wat het verzon.
‘Twintig jaar geleden trok ik voor het eerst naar Afghanistan’, vertelt Tim Weiner. Hij is journalist bij The New York Times en is een expert op het vlak van spionage. ‘Ik wou zélf gaan bekijken wat de Amerikaanse geheime operaties op het terrein precies inhielden. Jaarlijks spendeerde de CIA honderden miljoenen dollars aan wapens, die hij uitvoerde naar de Afghaanse moedjahedien, de ‘heilige strijders’ die het tegen ‘die goddeloze Sovjets’ moesten opnemen. De Saudi’s hadden zich in de strijd gemengd. De Egyptenaren. De Pakistani. Zij coördineerden de operatie, en hielden een deel van de wapens voor zichzelf. Het andere deel ging in het beste geval naar de strijders.’
‘Ik belde naar de CIA voor ik vertrok, en informeerde naar een briefing. “Oh,” antwoordde de stem aan de andere kant van de lijn, “die geven we niet meer.” Toen ik drie maanden later terugkwam, werd ik meteen gebeld. ‘Hallo, Tim? Wil je nog langskomen voor de briefing?’ Hij lacht. ‘Ik trok naar de indrukwekkende gebouwen van de CIA, 10 kilometer buiten Washington. Rond de tafel zaten vier analisten. Ze keken me aan en vroegen: “Vertel eens, hoe was het in Afghanistan?” Ze waren er nog nooit geweest! Ze werkten als theoretische astrofysici. Ze bogen zich over iets ver weg, dat ze nog nooit hadden gezien. Ik was ontzet. Ik wou weten hoe de CIA werkt, en wie de mensen zijn die erachter zitten.’
Tot 2000 schreef Weiner over de Amerikaanse inlichtingendiensten. ‘In de loop der jaren zijn over de CIA al meer mythes dan feiten verschenen’, zegt hij. ‘De mythes werden verspreid door de agenten van de CIA zelf en door sommigen van hun leiders, zoals Allen Dulles, directeur onder de presidenten Dwight Eisenhower en John Kennedy. Hij vertelde de pers de meest duizelingwekkende verhalen. En die legendes over de CIA bestaan nog altijd. Ze vertellen over de gouden jaren, over hoe de CIA de Koude Oorlog won. En ook vandaag geloven mensen maar al te graag dat er een nieuwe garde spionnen klaarstaat om Amerika te verdedigen. Maar dat is zelfbedrog. Het stort de staat en de CIA minstens om de tien jaar in zware moeilijkheden.’
In juni 2007 brak de CIA met de traditie: ze gaf 700 pagina’s geheime documenten prijs over haar interne beleid – de zogenaamde ‘familiejuwelen’. De toon was die van een confessie: ‘Vergeef me, Vader, want ik heb gezondigd.’ Vanwaar die plotse bekentenis?
TIM WEINER: Het was een schijnbeweging, een soort pr-zet die misschien wel iets te maken heeft met de publicatie van mijn boek – ik stuurde hen een ruwe versie in mei 2007. Michael Hayden, die aan het hoofd van de CIA staat, zei over de familiejuwelen: ‘Misschien is het allemaal héél onaantrekkelijk. Maar dat is nu eenmaal de geschiedenis van de CIA.’ Dat geldt ook voor mijn boek. Tegelijk is de geschiedenis van de CIA ook die van de buitenlandse politiek zoals de presidenten die écht wilden, niet zoals ze die aan de buitenwereld bekendmaakten.
Onder Bill Clinton (1992-2000) stapten heel wat medewerkers met twintig jaar ervaring op. Was dat de aanloop naar de huidige crisis?
WEINER: Bij Clinton was het héél duidelijk. Buitenlandse politiek, inlichtingendiensten, dat was niet zijn eerste prioriteit, maar ook niet zijn tweede, zijn derde, zijn vierde of zijn vijfde. Hij wist niet wat hij ermee aan moest. Buitenlands beleid stond voor hem gelijk aan een verdere verspreiding van de vrije markt, en China democratisch maken door hun sneakers op de markt aan te bieden. Voor de CIA was dat catastrofaal. Toen stapten inderdaad heel wat ervaren agenten op. De Koude Oorlog was toch voorbij, dachten ze. Ze hadden gewonnen en daarmee was de kous af.
George Tenet, die de CIA leidde vanaf 1997, schreef in zijn memoires: ‘De CIA die ik erfde, was als een brandend boorplatform.’
WEINER: Tenet, die directeur was van de CIA maar ook de voorzitter van de koepel van nog eens een vijftiental andere inlichtingendiensten, schreef in een geheim rapport in 1998: ‘Als we de manier waarop we inlichtingen inwinnen en analyseren niet snel veranderen, gaan we een desastreuze fout tegemoet.’ Het was níét 11 september. De zwaarste fout was het rapport over de massavernietigingswapens.
Dat was op foute en achterhaalde informatie gebaseerd.
WEINER: De informatie was minstens vier tot acht jaar oud. Maar toen senatoren in 2002 naar de CIA trokken en vroegen hoe groot de dreiging voor Amerika in Irak was, antwoordde de CIA in een rapport dat Irak krioelde van de chemische en de biologische wapens. Het vervolg is bekend: Colin Powell, minister van Buitenlandse Zaken en misschien wel de meest gerespecteerde Amerikaan ter wereld, moest die ‘feiten’ voor de Verenigde Naties bekendmaken.
Colin Powell had George Tenet de dagen voordien gesmeekt of hij toch zeker was dat het klopte. En kauwend op zijn sigaar had George geantwoord: ‘ It’s okay, Colin’. Voor de Veiligheidsraad benadrukte Powell: ‘Wat ik nu ga vertellen, zijn harde feiten. Het zijn de beste inlichtingen die er zijn. Het is waar. Irak bruist van de chemische en biologische wapens en vormt een grote dreiging voor de wereld.’ Amerika trok ten oorlog.
En dat betekende het einde van de CIA?
WEINER: De doodsteek kwam er toen het echt mis begon te lopen in Irak. Toen vroeg een journalist aan George Bush: ‘Meneer de president, had de CIA u niet gezegd dat het moeilijk zou kunnen worden in Irak na Saddam Hoessein?’ Daarop antwoordde hij: ‘Oh, de CIA! Ze zeiden dat het goed kon gaan. Ze zeiden ook dat het slecht kon gaan. Ze gisten.’ De uitspraak sloeg in als een bom. De sancties zouden niet uitblijven.
De overkoepelende functie van directeur van de CIA die tegelijk ook aan het hoofd stond van de andere inlichtingendiensten werd afgeschaft.
WEINER: De CIA was niet langer dé eerste inlichtingendienst van het land. De directeur werd niet langer elke ochtend verwacht bij de president om het nieuws van de dag te gaan verkondigen. De CIA kan vandaag helemaal opnieuw beginnen. Bovendien beschikt hij enkel en alleen over onervaren medewerkers, die doorgaans pas na 11 september 2001 zijn ingehuurd. Voor een inlichtingendienst zijn dat niet de mensen die je nodig hebt.
Is de taak van de CIA dan ook aangepast?
WEINER: Zijn opdracht werd gedefinieerd toen hij 60 jaar geleden werd opgericht, op 18 september 1947. En die is sindsdien onveranderd gebleven. Regel één is: ken je vijand – Sun Tzu (auteur van het Chinese boek The Art of War, nvdr) zei dat al in de 6e eeuw voor Christus. Regel twee: voorkom een tweede Pearl Harbor (aangevallen door Japan op 7 december 1941, nvdr). Regel drie: zorg dat de president over alle informatie beschikt om een langetermijnstrategie uit te bouwen.
In uw boek schrijft u dat het machtigste land in de geschiedenis van de westerse beschaving er nooit in geslaagd is om een adequate veiligheidsdienst op te zetten. Waar is het vooral fout gelopen?
WEINER: Om te beginnen was spionage een heel nieuw en vies begrip in de Verenigde Staten toen de CIA werd opgezet in 1947. Spionage? Dat paste niet in de traditie van Amerika. De Britten, die 500 jaar ervaring hadden, hadden ons tijdens de Tweede Wereldoorlog wel een en ander bijgebracht aan wat toen nog het Office of Strategic Services (OSS) was, de voorloper van de CIA. Maar dan nog. Tijdens de Koude Oorlog was het bijzonder moeilijk om tot de hoogste rangen van het Kremlin binnen te dringen. Het was veel makkelijker voor de Russen om inlichtingen in te winnen over Amerika: de Verenigde Staten zijn een open maatschappij. De Sovjet-Unie was een politiestaat.
Toch zijn de Amerikanen ervan overtuigd dat ze dankzij de CIA de Koude Oorlog hebben gewonnen.
WEINER: Als ze de Koude Oorlog gewonnen hebben, is dat in de eerste plaats omdat het Sovjetcommunisme een verrot systeem was. Het stortte in elkaar.
De CIA kende zijn vijand niet.
WEINER: Op bepaalde momenten niet, maar op andere zeker wel. In 1966 en 1967, bijvoorbeeld, rapporteerde de CIA uitvoerig aan president Lyndon Johnson (1964-1968) over de oorlog in Vietnam, en wees de president erop dat die niet met militaire middelen kon worden gewonnen.
Ook in de laatste maanden van de Koude Oorlog was de CIA bijzonder sterk. Hij wist wat hem te doen stond. De CIA en de VS bleven rustig. De Amerikanen zag je niet dansen op de Berlijnse muur. Ze bleven aan de zijlijn staan. Het was uitstekende intelligence. De Koude Oorlog ‘koud’ houden, was een verdienste. Maar dat was vijftien jaar geleden.
De CIA, zo schrijf u in uw boek, moest zich altijd verlaten op andere buitenlandse inlichtingendiensten.
WEINER: In de toekomst zal dat niet gauw veranderen. Na 11 september 2001 ging de CIA aankloppen bij de geheime diensten van Egypte, Pakistan, Syrië. Hij zei hen: ‘Luister eens, zijn jullie mét ons of zijn jullie tégen ons? Jullie hebben er alvast belang bij om vóór ons te zijn.’ Zoals gewoonlijk werden overeenkomsten gesloten met koffers vol cash. En dus waren ze vóór ons. Ze identificeerden terrorismeverdachten. En op basis daarvan arresteerde de CIA meer dan 3000 verdachten. Die werden verhoord, maar van de 3000 bleek achteraf slechts één op de dertig van nut te zijn. Sorry voor alle anderen.
De vraag rijst uiteraard: hoe betrouwbaar is de informatie?
WEINER: Die informatie heeft de Verenigde Staten ‘beschermd’. Althans, dat beweert generaal Michael Hayden, die de CIA vandaag leidt. En we moeten hem geloven, want bewijzen zijn er niet. Maar zoals u zegt, hoe betrouwbaar is de informatie van de ‘bevriende’ inlichtingendiensten? ‘Bevriende’ naties bestaan niet in de politiek. Als de CIA de war on terror – tegenwoordig door het Witte Huis the long war genoemd – zal willen winnen, zal hij zélf Afghanen, Pakistani en Egyptenaren moeten aanwerven. En dat blijkt vandaag een groot probleem.
Wegens een probleem met de staatsveiligheid?
WEINER: Dat gevaar bestaat altijd als je buitenlanders aanwerft. Het probleem is vandaag veel ernstiger dan dat. Het imago van de Verenigde Staten is zó slecht dat we nog maar weinig mensen weten aan te trekken. Vroeger was dat voor ons – anders dan voor de Sovjet-Unie – geen probleem, en konden we makkelijk agenten inhuren. Amerika en de waarden waar het voor stond – democratie en vrijheid – waren veel aantrekkelijker dan een leven onder het Sovjetcommunisme. Sinds de bezetting van Irak is het beeld dat in de islamitische wereld bestaat van de VS bijna even slecht als dat van de Sovjet-Unie tijdens de bezetting van Afghanistan. Voor de CIA is dat een ramp.
De CIA zal eigen mensen moeten opleiden en hen de taal en de cultuur leren, schrijft u. Maar dat kan pas op de lange termijn. Wat als de VS ondertussen door een nieuwe aanslag worden opgeschrikt?
WEINER: Er lopen in de wereld enkele duizenden terroristen rond. Ze hebben het vermogen om aanslagen te plegen en Amerikanen te doden. En misschien zullen ze dat ook doen. Maar dan denk ik aan wat president Franklin D. Roosevelt ooit zei: ‘Het enige waar je moet voor vrezen is angst.’ Je kunt niet leven in een staat van angst. Je moet geen militaire veiligheidsstaat opbouwen om je land te beschermen, je mag van de CIA geen Gestapo maken. Dat zou Amerika trouwens alleen maar in het hart raken.
Toch hanteert en hanteerde de CIA bedenkelijke praktijken: de geheime gevangenissen, en de beruchte ondervragingsmethodes.
WEINER: De geheime gevangenissen die ontstonden in de jaren 1950, tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1953), passen in een sfeer van grote angst. Mao Zedong had in China de macht overgenomen. De Koreaanse oorlog brak uit. En de Chinezen namen deel aan de oorlog. Het leek erop alsof de Derde Wereldoorlog was uitgebroken. De mensen die de CIA nog in dienst had in Duitsland, dat nog steeds bezet was, en in Japan, werden van verraad verdacht. Men vertrouwde hen niet meer. Het waren Russen, Duitsers, Koreanen en Chinezen.
Wat konden de Amerikanen doen? Ze konden ze niet terugsturen. En dus werden ze in Duitsland, Japan en in de Panamakanaalzone ondervraagd in geheime gevangenissen. Er werd zelfs geëxperimenteerd met pillen. De CIA wou uitvissen of er zoiets bestond als een waarheidsserum – een medicijn dat je doet toegeven of je nu een verrader bent of een vriend.
De geheime gevangenissen werden ook in ‘de lange oorlog’ ingezet.
WEINER: Dat klopt, maar nu het bestaan van geheime gevangenissen aan het licht is gekomen, is de techniek niet meer geheim en zal de CIA zijn tactieken moeten veranderen. Dat is het grote probleem van de CIA: de sterkte van de Amerikaanse maatschappij, haar openheid, is meteen de zwakte van de inlichtingendiensten. Zestig jaar lang hebben de Verenigde Staten geprobeerd om een geheime dienst op poten te zetten in een open Amerikaanse democratie, waar het bijna onmogelijk is om iets geheim te houden. Onze stichters hebben het zo gewild. En zolang we Amerikanen zijn, zullen we dat ook met hand en tand blijven verdedigen.
TIM WEINER, EEN SPOOR VAN VERNIELING – DE GESCHIEDENIS VAN DE CIA, DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 720 BLZ., 29,90 EURO.
DOOR INGRID VAN DAELE