Als Barack Obama in november herkozen wordt, moet hij het in een tweede ambtstermijn zeker zonder Hillary Clinton stellen. De minister van Buitenlandse Zaken stopt ermee. Ze bezocht bijna 100 landen en reisde ontelbare keren de wereld rond. Maar heeft ze als minister ook iets bereikt?

‘Ik snap echt niet waarom extremisten het altijd op vrouwen gemunt hebben. Ze willen vrouwen controleren. Hoe we ons kleden, wat we doen. Ze willen ons hele leven in de hand hebben.’ Het was typisch een reactie van Hillary Clinton, toen een jonge Arabische vrouw haar enkele weken geleden vroeg wat ze dacht over het dragen van de hoofddoek. Ze spraken elkaar in Tunis, waar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken was voor een internationale top over Syrië. Ze kwam die dag uit Londen, waar ze een vergadering had over Somalië. Vervolgens ging het meteen door naar Algerije en Marokko, voor ze weer aan boord ging voor de vlucht van negen uur over de oceaan naar Washington.

Als Barack Obama in november wordt herkozen, zal hij het in een tweede ambtstermijn zonder zijn onvermoeibare, globetrottende voormalige politieke rivale aan zijn zijde moeten stellen. De afgepeigerde medewerkers en reporters die vaak meevliegen in haar omgebouwde Boeing 757 kunnen getuigen van de slopende manier waarop Clinton werkt. Sinds ze de baan van minister van Buitenlandse Zaken aanvaardde, bezocht Hillary Clinton 95 landen, met soms meer dan een dozijn ontmoetingen per dag. Die marathon volgde vrijwel meteen na de lange en harde campagne voor de Democratische nominatie voor het presidentschap in 2008, die ze van Obama verloor. ‘De twee decennia waren fantastisch’, zei ze in een recent gesprek. ‘Ik heb aan politiek gedaan op het allerhoogste niveau dat in Amerika mogelijk is. Ik heb nu wat tijd nodig voor reflectie. Ik moet even uit de mallemolen.’

Een balans opmaken van haar ministerschap is niet vanzelfsprekend. De Secretary of State moet ervoor zorgen dat het buitenlandse beleid op het terrein wordt uitgevoerd en de bijenkorf besturen die het State Department is, maar is ook de eerste ambassadeur van de Verenigde Staten in de wereld. Tegelijk is het wel de president die het buitenlands beleid bepaalt en die er het gezicht van is – en zeker déze president maakt daar werk van. Sinds Richard Nixon in de jaren zeventig was geen Amerikaanse president zo druk bezig met het buitenland als Barack Obama. Hij erfde bovendien een land in oorlog, en dan verschuift de machtsbalans nog meer naar het Witte Huis en het Pentagon (het ministerie van Defensie) dan normaal het geval is.

Hillary Clinton accepteerde de baan in ongebruikelijke omstandigheden. Tot enkele maanden voordien had ze campagne gevoerd tegen Obama voor de Democratische nominatie, maar er mocht geen zweem van twijfel bestaan over haar loyaliteit. Er was de voorbije drie jaar dan ook op geen enkel moment een spoor van onenigheid te merken tussen het Witte Huis en Buitenlandse Zaken. Eén keer hadden ze kort een andere boodschap: op het moment van de val van Hosni Mubarak in Egypte. Dat veronderstelt dat de twee partijen perfect op elkaar ingespeeld zijn. Clinton zegt dat ze een onbeperkte toegang heeft tot de president, ‘over alles op om het even welk moment’. Tot eind 2011 nam ze deel aan bijna 600 vergaderingen in het Witte Huis, waarbij moet worden gezegd dat ze in sommige belangrijke kwesties maar zijdelings een rol speelt. Obama gaf vicepresident Joe Biden de leiding over alles wat met Irak te maken heeft. De strategie met betrekking tot Afghanistan en Pakistan ging naar wijlen Richard Holbrooke. En George Mitchell kreeg als speciaal gezant van de president de opdracht om de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen weer op de sporen te krijgen.

Rolmodel

Pas wanneer de archieven worden opengesteld, zal duidelijk worden of Clinton en Obama het echt zo vaak met elkaar eens waren. Over de grote lijnen kan er eigenlijk geen discussie zijn: ze deelden al tijdens hun campagne het idee dat Amerika na George W. Bush van koers moest veranderen. Hillary zegt nu hoe ‘pijnlijk’ het was om tijdens de eerste gesprekken die ze als minister voerde te ervaren hoezeer het beeld van Amerika in de wereld was aangetast. Zij kon dat ook weten: haar man was de directe voorganger van Bush. Maar zeker in Azië twijfelden bondgenoten aan het engagement van de VS. Het was tijd, zegt ze nu, ‘om de oude balans in de relaties te herstellen’.

Daarom koos ze er als eerste minister van Buitenlandse Zaken sinds Dean Rusk in 1961 voor om haar eerste buitenlandse reis naar Azië te maken. Het idee om Azië een centrale plaats te geven in het beleid ging zowel van het Witte Huis als van haar departement uit, maar het was Clinton die de tijd vrijmaakte om het stof te blazen van verwaarloosde bondgenootschappen en Amerika weer een plaats te geven in het hart van de Aziatische multilaterale organisaties. Daar viel niet altijd veel eer te rapen. Ze geeft toe dat ze niets wist van het vriendschaps- en samenwerkingsverdrag van de Association of South-East Asian Nations (ASEAN) voor ze naar een top reisde in Indonesië. ‘Ik was daar om te zeggen: kijk, we zijn nog altijd de invloedrijkste supermacht in de wereld en we willen dat ook blijven. Maar we weten ook dat we ons netwerk hebben verwaarloosd en dat we efficiënter met mensen en instellingen moeten samenwerken.’

Jeffrey Bader, die tot vorig jaar directeur voor Oost-Azië was in het Witte Huis, herinnert zich hoe Clinton tijdens de eerste van een half dozijn reizen naar Azië overal enthousiast werd begroet. Aan een universiteit in Zuid-Korea werd ze door duizenden meisjes opgewacht, die haar zagen als ‘het ultieme vrouwelijke rolmodel’.

Ze had natuurlijk het voordeel dat ze al bekend was en dat ze veel wereldleiders al had ontmoet en gesproken voor ze aan deze baan begon. Het hielp ook dat ze geen advocaat, generaal of professor was, maar een ervaren politica die zelf campagne had gevoerd – voor het presidentschap en voor een zetel in de Senaat. In een tijd dat mensen overal zeggenschap vragen, is het een voordeel dat ze tegen zenuwachtige leiders in wankele democratieën kan zeggen: ‘Meneer de president, ik heb verkiezingen gewonnen en ik heb verkiezingen verloren. Ik weet hoe u zich voelt.’

De vrouw die op een zucht van het presidentschap strandde, zal haar departement niet onveranderd verlaten. Ze nam een idee van het Pentagon over en introduceerde een systeem met driemaandelijkse strategische rapporten. Amerikaanse ambassadeurs kregen de instructie dat hun opdracht zich niet beperkt tot contact met regeringen en overheden, maar dat ze zichzelf moeten beschouwen als posthoofden die de hand moeten reiken naar de hele samenleving. ‘In de eenentwintigste eeuw’, zei ze, ‘moet een diplomaat zowel de stamoudste in een dorp opzoeken als zijn eigen tegenhanger in het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn werkkledij kan zowel een cargobroek zijn als een driedelig streepjespak.’ In een onnoemelijk aantal ontmoetingen met gewone burgers overal in de wereld gaf ze zelf het voorbeeld van wat ze daarmee bedoelt. Nieuw is ook de nadruk op wat ze ‘economisch staatsmanschap’ noemt. Een poging om tot een integrale aanpak te komen, van druk op China over de waarde van zijn munt, via het bevorderen van vrijhandel en de verdediging van intellectuele eigendom tot het helpen van Amerikaanse bedrijven om buitenlandse markten te ontdekken. Het departement kreeg onder haar leiding een eerste hoofdeconoom.

Positief rapport

Maar uiteindelijk zal de meeste aandacht toch gaan naar haar diplomatieke werk. Hillary Clinton laat geen wereld na waarin het plotseling allemaal goed gaat. Landen zoals Afghanistan, Irak en Pakistan balanceren op de rand van de chaos. De VS draaiden Iran wel de duimschroeven aan, maar slaagden er alsnog niet in om het land te dwingen zijn nucleaire programma stop te zetten. Amerika krijgt zelfs het verwijt dat het op een cruciaal moment in 2009 niet thuis gaf, toen de democratische oppositie in Teheran hulp kon gebruiken. De VS worstelden om in de Arabische Lente aan de goede kant uit te komen, maar na de val van Hosni Mubarak en Muammar Khaddafi bood het geen militaire hulp om de slachtpartij in Syrië te stoppen. Oude bondgenootschappen met landen zoals Egypte en Saudi-Arabië zijn gevaarlijk wankel geworden.

De opvallendste mislukking van het beleid was toch de poging om vrede te stichten tussen Israël en de Palestijnen. Dat was aanvankelijk een prioriteit in de buitenlandse politiek van Barack Obama, maar die liep in 2011 helemaal vast. Clinton probeert de schijn op te houden en wijst in een gesprek op een paar kleine, tactische successen. Zo zou de Israëlische premier Benjamin Netanyahu dan toch een soort van tweestatenoplossing hebben aanvaard. De Verenigde Staten konden hem er ook van overtuigen om de bouw van nederzettingen in de bezette gebieden voor tien maanden te bevriezen. Dat bleken uiteindelijk niet meer dan doekjes voor het bloeden. Uiteindelijk joeg Obama zowel Netanyahu als de Amerikaanse supporters van Israël tegen zich in het harnas en verloor hij tegelijk aan prestige in de Arabische wereld.

Het is natuurlijk de president die in dit soort van conflicten de uiteindelijke beslissingen neemt. Maar als het klopt dat Clinton, zoals ze zelf zegt, in alle belangrijke kwesties werd geconsulteerd, draagt ze ook een deel van de verantwoordelijkheid voor wat er fout ging. Wie graag deelt in het succes moet ook rekenschap geven voor wat niet lukte. Er zijn er die Clinton verwijten dat ze er door al haar heen-en-weergereis niet toe kwam om goed over haar beleid na te denken. Dat de centrale rol die Azië toebedeeld kreeg een verkeerde boodschap stuurde naar bondgenoten op andere plaatsen in de wereld. Dat de uitstap uit de oorlogen die door George W. Bush werden begonnen bijzonder slordig werd aangepakt. Volgens Paul Wolfowitz, een voormalige viceminister van Defensie in de regering van George W. Bush en een vooraanstaand neoconservatief, dankt ze haar reputatie van goede manager aan het feit dat ze uiteindelijk weinig in beweging zette. Behalve voor wat hij haar belangrijkste verwezenlijking noemt: dat ze Amerika ver hield van de gebeurtenissen in Libië vorig jaar.

Ondertussen prijzen ook haar grootste critici haar intelligentie en haar verbazingwekkende werkkracht. Eind 2011 kreeg ze van bijna 70 procent van de Amerikanen een positief rapport. Barack Obama maakte eind 2008 een goede keuze, toen hij haar Buitenlandse Zaken aanbood. Hij kreeg met Clinton een adviseur en een ambassadeur met presidentiële allure. Als ze in de Senaat was gebleven, had ze daar een machtige rivaal voor de president in zijn eigen Democratische partij kunnen worden. De beslissing om op het aanbod van Obama in te gaan, was moeilijk voor Clinton. Ze heeft altijd gezegd dat ze het alleen deed nadat vrienden en raadgevers haar ervan overtuigden dat ze op die manier een rol kon spelen in de wereld.

Afgezien van een kleine kring van medewerkers weet niemand of ze zich ooit opnieuw kandidaat stelt voor het presidentschap. Dat ze er na één mandaat als buitenlandminister mee stopt, betekent weinig: sinds de jaren zestig hield geen enkele minister van Buitenlandse Zaken het twee volledige ambtstermijnen vol. Bij de verkiezingen in 2016 zal Hillary Clinton 69 jaar zijn – zo oud als Ronald Reagan toen hij aan zijn presidentschap begon. Het netwerk van de Clintons is intact en kan op afroep worden geactiveerd. Wie Hillary kent, weet dat het moeilijk wordt om te weerstaan aan de verleiding om toch nog een greep te doen naar het allerhoogste ambt dat de politiek in de wereld te bieden heeft.

© The Economist Vertaling en bewerking: Hubert van Humbeeck

Bij de verkiezingen in 2016 zal Hillary Clinton 69 jaar zijn – zo oud als Ronald Reagan toen hij aan zijn presidentschap begon.

Sinds de jaren zestig hield geen enkele minister van Buitenlandse Zaken het twee volledige ambts-termijnen vol.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content