DE VRAAG: Kan de federale overheid een Vlaamse pensioentoelage vernietigen?

VRAGENOPSTELLER professor grondwettelijk recht (UGent) JOHAN VANDE LANOTTE – STUDENT eerste bachelor rechten, in het vak STAATSRECHT

De werkelijke vraag van Johan Vande Lanotte is iets complexer. Ze klinkt als volgt:

‘Stel: de federale overheid, bevoegd voor pensioenen, heeft een stelsel dat behoeftige senioren een extra toelage geeft. De Vlaamse overheid, bevoegd voor seniorenbeleid, maakt een regel waardoor wie naar een rusthuis moet ook van de Vlaamse overheid een extra toelage krijgt. De federale overheid dient bij het Grondwettelijk Hof een verzoekschrift in om die maatregel te vernietigen, met als argument dat pensioenen een federale materie zijn. Hoe beoordeelt u die vraag, qua ontvankelijkheid en ten gronde?’

10 /20

‘Voor een voldoende wil ik drie dingen lezen. Ten eerste, dat de vraag ontvankelijk is. De federale overheid mag die aan het Hof stellen en hoeft daarbij geen belang aan te tonen of zo. Ze mag haar eigen bevoegdheden verdedigen. Wat je ten tweede moet weten, is dat in onze staatshervorming het exclusiviteitsprincipe geldt: in principe is er maar één overheid bevoegd. In de casus die voorligt, doen een federale en een Vlaamse maatregel eigenlijk hetzelfde. Dat kan normaal niet. Maar, en dat is het derde punt, op die regel zijn uitzonderingen. Twee, met name. Van het exclusiviteitsprincipe kun je afwijken bij ‘impliciete bevoegdheden’. Dat komt erop neer dat je, ook al ben je niet bevoegd, wel iets kunt doen als dat noodzakelijk is. De andere uitzondering is de ‘dubbelaspectleer’. Volgens die redenering zijn er in bepaalde omstandigheden toch twee overheden die hetzelfde kunnen regelen.

Ook als je die uitzonderingen niet haarfijn definieert, raak je met de hakken over de sloot. Maar het moet wel kloppen, natuurlijk.

14 /20

Als je een van de twee uitzonderingen – de impliciete bevoegdheden of de dubbelaspectleer – ook goed uitlegt en toepast, krijg je een veertien. Voor impliciete bevoegdheden zijn er twee voorwaarden: je mag maar marginaal ingaan op de bevoegdheid van de ander, en je moet kunnen ‘differentiëren’ tussen Vlaanderen en Wallonië. Een voorbeeld was jeugdbescherming, Vlaamse materie destijds. Binnen haar bevoegdheid jeugdbescherming wilde de Vlaamse overheid een erkenningscommissie voor jeugdopvanginstellingen oprichten, met de jeugdrechter als voorzitter. Voor die jeugdrechter was ze niet bevoegd, want jeugdsanctierecht was federaal. Maar ze heeft dat toch mogen doen. Omdat het noodzakelijk was, en omdat het ten gronde niets veranderde aan de figuur van de jeugdrechter in Vlaanderen versus Wallonië. Dat een jeugdrechter in Vlaanderen wel in zo’n commissie zat en in Wallonië niet, veranderde niets aan de eenheid van zijn functie.

De redenering over impliciete bevoegdheden gaat in de case over de extra zorgtoelage wellicht niet op. Het punt bij impliciete bevoegdheden is immers dat je in principe níét bevoegd bent. En de Vlaamse overheid is wél bevoegd voor seniorenbeleid.

De dubbelaspectleer kan het Grondwettelijk Hof wellicht wel aanvaarden. Daar geldt het omgekeerde: in principe zijn beide bevoegd. En dat is hier zo. Pensioenen zijn federaal, seniorenbeleid is gemeenschapsmaterie. Vlaanderen kan redelijkerwijze aantonen dat het ook bevoegd is. De voorwaarden om de dubbelaspectleer te kunnen aanvaarden, zijn dat je de twee regels cumulatief kunt toepassen, en dat ze niet tot een conflict leiden. Hier toegepast, kun je de federale en de Vlaamse tegemoetkoming wellicht cumuleren. Je krijgt twee keer geld, dat wel. Maar de ene toelage vernietigt de andere niet.

Voor een veertien moet je in detail de ene of de andere uitzondering uitleggen, met de voorwaarden erbij.

20 /20

‘Wie richting twintig wil, moet uiteraard zeggen dat het verzoek ontvankelijk is, geeft bovendien de impliciete bevoegdheden en de dubbelaspectleer aan, en legt die allebei ook correct uit. “En à propos, ” voegen excellente studenten daaraan toe, “uw fictieve casus is niet meer actueel”. De vroegere federale ‘hulp aan bejaarden’ die je als gepensioneerde kon aanvragen, is door de zesde staatshervorming overgeheveld naar de gemeenschappen. Het probleem is daardoor grotendeels opgelost.

De anekdote

‘Als iedereen opdaagt, zitten er duizend studenten in mijn college. Ik hanteer drie grondwettelijke rechten en vrijheden als basisprincipes. Er is geen opkomstplicht. Studenten hebben petitierecht – ze mogen mij vragen stellen. En verder geldt de zwijgplicht: als ze niet aan mij iets vragen, moeten ze zwijgen. Bij geroezemoes stop ik. Ik kan ook vies kijken, dat helpt meestal, maar pakweg twee keer per jaar wijs ik toch iemand de deur. “Ik ben het beu”, zei ik ooit tegen een studente die maar bleef fezelen. “Buiten. Nu.” In het steile auditorium zag ik vervolgens hoe ze haar twee krukken pakte, sukkelend ook haar gerief, en zich een weg wrong tussen de banken. Vreselijk. Haar pen bleek gevallen te zijn, en ze had een medestudente om hulp gevraagd. Dat besefte ik toen ze buitenging, maar beslist is beslist. Toen ze weg was, keken de anderen me verontwaardigd aan. “Oké,” antwoordde ik, “zelfs als prof heb je niet altijd gelijk.” Gelach, zaak gesloten. Ik heb dat meisje achteraf nog gesproken. In je strengheid kun je dus ook iets doms doen. Dan moet je je fout gewoon toegeven.’

Jan Jagers

‘De federale ‘hulp aan bejaarden’ is door de zesde staatshervorming overgeheveld naar de gemeenschappen. Het probleem is daardoor grotendeels opgelost.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content