Vier maanden geleden volgde Laurent De Backer Ernest De Vuyst op als voorzitter van de wielerbond. Een gesprek tegen de achtergrond van de nationale titelstrijd.
Aanstaande zondag, na afloop van het nationaal kampioenschap in het Vlaams-Brabantse Beersel, treedt Laurent De Backer voor het eerst echt in het schijnsel van de publiciteit. Dan mag hij de nieuwe kampioen de driekleurige trui omgorden. De gepensioneerde schooldirecteur probeert het logge en in ouderwetse structuren vastgeroest instituut langs de Brusselse Globelaan een nieuw imago aan te meten. Vier maanden geleden kwam De Backer (61) aan het hoofd te staan van de Belgische Wielrijdersbond (BWB) toen er de door zijn achterban in de steek gelaten Ernest De Vuyst niets anders overbleef dan gedesillusioneerd op te stappen. Het einde van een periode die bijna zeven jaar duurde en waarin De Vuyst zich als een soort kruisvaarder tegen de crisis profileerde. Maar hoewel deze overdag bij Electrabel werkende Brabander pochte met moderne ideeën over management, konden sommigen zich niet van de indruk ontdoen dat er veel gepraat en weinig geconcretiseerd werd.
Toch struikelde Ernest De Vuyst niet daarover. Er werd hem vooral een te grote autoriteit aangewreven, een te despotisch en te solistisch optreden. Dat zorgde voor veel intern ongenoegen dat aanvankelijk lang sudderde en uiteindelijk explodeerde. Begin februari, nog voor de renners een eerste pedaalslag hadden gegeven, kwam het zo bij de Belgische Wielrijdersbond tot een machtswissel. Of Laurent De Backer, tot dan voorzitter van de Nationale Sportcommissie, zich als de Grote Vernieuwer zal manifesteren, moet nog worden afgewacht. Hier en daar geldt De Backer als een brave, gemoedelijke man die, onder het genot van een glaasje bier, graag over de wielersport keuvelt, al bezweert hij ook anders te kunnen zijn : ?Wie me destijds op school heeft meegemaakt, weet dat ik streng kan zijn. Ik zal eisen dat de mensen hun werk doen. Maar ik ben wel iemand die openstaat voor een dialoog. Omdat ik vind : in team bereik je het meest.?
Laurent De Backer is al meer dan veertig jaar in dienst van de wielerbond. Nadat hem van thuis uit werd verboden om te beginnen koersen (?In mijn tijd deed je wat je ouders je voorschreven en die vonden dat mijn studies moesten primeren?) werd hij op zijn 21ste in navolging van zijn vader sportafgevaardigde in Oost-Vlaanderen. In 1983 werd hij Belgisch vertegenwoordiger van de FICP, in 1992 kreeg hij zitting in het directiecomité van de UCI, de internationale wielerfederatie. Ondertussen stond hij zeven jaar aan het hoofd van de Nationale Sportcommissie en fungeerde als ondervoorzitter van de BWB. Sinds 1991 stopt De Backer al zijn tijd in de wielersport : na een carrière van zeven jaar als onderwijzer en vijfentwintig jaar als directeur van de Gemeenschapsschool van Laarse-Kalken werd hij op rust gesteld.
LAURENT DE BACKER : Eigenlijk had ik zeven jaar geleden al voorzitter moeten zijn. Ik was toen kandidaat om Hector Gallée op te volgen, maar uiteindelijk werd ik op niet zo’n fraaie manier gepasseerd door Ernest De Vuyst. Die belegde in Torhout een geheime vergadering met alle clubs en slaagde erin iedereen achter zich te scharen. Ik was op die bijeenkomst niet uitgenodigd, ik vond dat een beetje achterbaks. Maar ik werd dan dus voorzitter van de Sportcommissie, dat heb ik altijd heel graag gedaan. Omdat je dan het echte veldwerk levert, veel meer in contact met de sport op zich staat dan bijvoorbeeld nu. Door de jaren heen heb ik het altijd heel goed met De Vuyst kunnen vinden, ik was één van de laatsten die hem steunde, tot een paar dagen voor de verkiezingen zelfs. Al viel hij toen niet meer te redden. In december had De Vuyst al moeilijkheden met de basis, met zijn provincie die zich steeds meer tegen hem afzette en dat is uiteindelijk nationaal geëscaleerd.
Is De Vuyst daarbij alleen gevallen over zijn eigenwijsheid ?
DE BACKER : In de eerste plaats wel. De Vuyst kan absoluut niet luisteren, dat is zijn groot probleem. Hij dreef altijd zijn eigen zin door, vaak tegen de mening van mensen en clubs in. Het bleek dan onmogelijk om hem van idee te doen veranderen. En als hij met iemand een woordenwisseling had, dan kon hij heel moeilijk vergeven, laat staan vergeten.
Toch heeft De Vuyst in die zeven jaar van zijn voorzitterschap duidelijk zijn stempel op de bond gedrukt.
DE BACKER : Absoluut. Hij heeft binnen de bond een bepaalde structuur gebracht. Hij zorgde voor rust na de Galléeperiode. De wielerfederatie was toen serieus aan het zwalpen. Hij heeft het schip rechtgetrokken, die verdienste moet je hem geven.
En hij wilde van de bond een modern bedrijf maken en de logheid bannen. Snelle beslissingen, betere structuren, dat was zijn credo.
DE BACKER : Met alle respect : als manager heeft De Vuyst volgens mij toch gefaald. Want wat moet dan vooropstaan ? Luisterbereidheid, teamwork, delegeren en uiteindelijk controleren. In het begin van zijn ambtsperiode bleek dat allemaal geen probleem. Toen ijverden we allemaal voor hetzelfde doel. Tot het plots veranderde en De Vuyst een houding aannam van : ik ga het allemaal zelf doen. Terwijl het mijn principe is om de mensen te laten werken. Dat gebeurde vroeger niet. Iedere commissie moet zelfstandig kunnen functioneren, als voorzitter sla je gade wat er gebeurt en je grijpt in als dat nodig is. Zo loopt het nu en dat gaat perfect. Ik constateer dat mensen gemakkelijker werken als je niet constant over hun schouder meekijkt, als je ze een zekere vrijheid geeft. De Vuyst had de gewoonte om op iedere vergadering aanwezig te zijn, dat remde bepaalde commissies, sommige mensen durfden zich dan niet uiten.
U bent de absolute antipode van De Vuyst.
DE BACKER : Ik praat graag en veel met de mensen. Ik vind dialoog heel belangrijk. Je moet mensen de gelegenheid geven om creatief te zijn. Mijn overtuiging is dat de beste dingen groeien uit een samenloop van ideeën.
Maar de vraag is natuurlijk wel : trof De Vuyst in zijn omgeving wel voldoende competentie aan ? Hij omschreef zich vaak als een kopman die niet mocht demarreren of er was meteen een gat achter hem gevallen.
DE BACKER : Een kopman hoeft niet altijd te demarreren. Die laat zijn helpers het werk doen om zelf op de juiste momenten naar voren te treden. Maar De Vuyst wilde altijd zelf op kop rijden.
Waar gaat u de komende jaren de accenten leggen ?
DE BACKER : Ik wil in de eerste plaats de statuten laten veranderen. Die dateren van de vorige eeuw. We gaan op 26 oktober dat beleidsplan presenteren. De bedoeling is om meer naar de basis toe te werken, om meer macht aan de provincies te geven. Uiteindelijk moet het van daar komen, uiteindelijk vormen de clubs de provincies, zij moeten kunnen zeggen hoe het hier moet. Dat was in het verleden te weinig het geval. Er werden in Brussel te veel mensen beschermd. Het zou zo ver gekomen zijn dat bepaalde mensen vanuit een soort zelfbescherming niet meer verkiesbaar zouden zijn, terwijl dat in een democratie niet kan. Bovendien, als er geen nieuw bloed komt, dan slaap je als federatie in.
Gaan er nog bepaalde dingen veranderen ?
DE BACKER : De semi-professionele ploegen bij de amateurs gaan verdwijnen. Ik heb dat altijd een ongezonde situatie gevonden. Kan je je voorstellen dat de voetbalbond een ploeg gaat oprichten met de beste spelers van België en dan gaat uitkomen tegen Anderlecht of Club Brugge ? Dat is niet logisch. De clubs moeten weer de renners kweken. Waarbij we aan de grotere clubs wel hogere eisen gaan stellen : qua structuur, qua omkadering. Het zou bijvoorbeeld goed zijn dat bepaalde clubs zich alleen gaan bezighouden met aspiranten en nieuwelingen, al is dat er bij die mensen moeilijk in te pompen. Ze zitten zodanig verankerd in het oude systeem dat ze alle categorieën willen. En de meeste ideale situatie is dat de profploegen zo’n club van beloften onder hun vleugels gaan nemen, dat ze als het ware die renners in een laatste fase opleiden. Dat, bijvoorbeeld, het team van Eddy Merckx een satellietclub zou zijn van pakweg Vlaanderen 2002, dat zou moeten kunnen. Maar dat zijn toekomstplannen. Mijn prioriteit ligt voorlopig op een heel ander vlak.
Namelijk ?
DE BACKER : De jeugd vroeger aantrekken naar de wielerwedstrijden. Wij worden nu gediscrimineerd door de wet omdat er pas echt aan competitie gedaan mag worden vanaf vijftien jaar. Er zijn wel aspiranten vanaf twaalf jaar, maar dan moet je eerst een cursus volgen. Ik heb niets tegen cursussen, maar dat systeem moet je veel flexibeler maken. We verliezen daardoor te veel jongeren. Die laten zich afschrikken en kiezen voor een andere sport. Je merkt dat we bij de aspiranten weinig nieuwe namen krijgen, het zijn vaak familieleden van ex-renners. Ik ben voor het systeem van Nederland waar je vanaf je achtste kan beginnen. Dat vind ik fantastisch. Die wedstrijden zijn een feest voor de kinderen, ze rijden vijf ronden van een kilometer, daar gaan ze niet kapot van. Daarom wil ik die leeftijd naar beneden halen. Bijvoorbeeld naar tien jaar, de kinderen moeten gekozen hebben vanaf het moment dat ze het basisonderwijs verlaten. En met al die oefenpiste’s die er nu komen, kan je heel goed en veilig aan wielersport doen, ik zie de wielrennerij steeds meer in die richting evolueren : de grote wedstrijden gaan overblijven en afgezien daarvan ga je vooral wedstrijden krijgen op gesloten omlopen. Maar het belangrijkste is : de voorwaarden scheppen dat iemand die wil beginnen te koersen, dat ook kan doen. Daarom moet die drempel van die cursussen weg. En moet je die cursussen, die zich nu over drie jaar spreiden, op zich een stuk aantrekkelijker maken. Het is plezieriger om anderhalf uur te fietsen dan anderhalf uur te luisteren hoe een fiets in mekaar zit.
De jeugd vroeger naar de wielersport krijgen, de ploegen beter organiseren en structureren, de omkadering perfectioneren : het is eigenlijk niet nieuw. Het waren de kreten die ook Ernest De Vuyst constant in de mond nam.
DE BACKER : En toch merkte je dat er de afgelopen jaren op dat vlak weinig veranderde, dat mensen al twintig jaar in dezelfde structuren werkten. Er gaat in de toekomst ook qua sponsoring een en ander veranderen. Sommigen die vroeger hebben afgehaakt, komen terug.
Zoals de ASLK bijvoorbeeld, jarenlang hoofdsponsor en dan een jaar of vier geleden ontmoedigd opgestapt.
DE BACKER : Zondag sponsoren ze in ieder geval al het nationaal kampioenschap in Beersel. En wie weet wat er nog allemaal komt. Het gegeven dat een voorzitter problemen met bepaalde mensen heeft, mag de werking van een federatie niet remmen. Neem nu het UCI : die mochten hier onder De Vuyst niet binnen. Terwijl ik nu al een paar keer met die mensen heb vergaderd. Als je wil groeien, moeten je buiten je grenzen gaan. We mogen niet te eng blijven denken.
U zit nog altijd in het directiecomité van de UCI.
DE BACKER : Ik moet zeggen dat ik daar veel heb geleerd. Vooral dan over de manier waarop je een vergadering moet leiden. Op dat vlak is Hein Verbruggen een expert. Hij luistert, hij beslist, hij gaat rechtdoor. Ik sta ook achter al die hervormingen die hij heeft ingevoerd. Dat zijn plannen om de wielersport te mondialiseren niet echt van de grond zijn gekomen, dat kan je hem moeilijk aanwrijven. Dat is een kwestie van mentaliteit. Al moet je vaststellen dat alle wereldkampioenschappen die buiten Europa werden gereden, tot succesnummers uitgroeiden.
Hoe komt het eigenlijk dat er zo weinig voormalige toprenners bij het technisch apparaat van de Belgische Wielrijdersbond betrokken worden ?
DE BACKER : We gaan dat proberen te veranderen. Er is onlangs een gesprek geweest met enkele ex-renners. Een dialoog, ik wilde gewoon even luisteren wat er bij hen leeft. Ik wilde ook ik steek dat niet weg , proberen hen aan onze kant te krijgen. Daar zijn heel veel ideeën uit ontsproten. Bijvoorbeeld over het deelnemen van jonge renners aan profwedstrijden, over de begeleiding. En vooral over het feit dat je vroeger moet beginnen.
Anderzijds bent u er niet in geslaagd om Eddy Merckx als bondscoach te behouden.
DE BACKER : Eddy blijft technisch raadgever, in wezen gaat dat niet zoveel veranderen. Hij zal nog altijd de selectie maken. Hij wil alleen vermijden dat hij bepaalde beslissingen in de koers moet nemen die eventueel hem of zijn zoon kunnen schaden. Stel dat Axel in een wereldkampioenschap in de aanval is, moet hij dan aan Museeuw vragen om af te stoppen ? Dat zijn dingen die Marc Sergeant voortaan voor zijn rekening neemt. Die gaat zich ook verder met de juniores bezighouden. We moeten wel uitkijken wie we bij de beloften de leiding van de blauwe garde gaan geven, die positie is nog niet ingevuld. We moeten in ieder geval met die nationale ploeg weer naar de belangrijkste internationale wielerwedstrijden trekken. En wat de piste betreft, tja, Dirk Baert lijkt vooral met de oudere garde te werken, ik heb de indruk dat hij er een beetje zijn voeten aan veegt. Van de andere kant : heel veel talent valt er natuurlijk niet te bespeuren.
Tot slot : wie wordt zondag Belgisch kampioen ?
DE BACKER : Ik hoop dat Frank Vandenbroucke wint. Want dat is de man die de jeugd aanspreekt, dat is iemand die de wielersport in België een heel nieuw elan kan geven. De jeugd heeft graag iemand die altijd zijn eigen goesting doet, die uitkomt voor zijn mening. Er zit iets rebels in Vandenbroucke. Dat is echt een man naar mijn hart : een vechter, iemand die er wil komen, die iets uitstraalt. Aan dat soort figuren trekt een sport zich op.
Jacques Sys
Laurent De Backer, voorzitter van de wielerbond : de kopman moet niet altijd op kop rijden.
Frank Vandenbroucke kondigt zijn Tourdebuut aan : Een man naar mijn hart.