Er is nauwelijks enig inhoudelijk debat, de rivaliteit tussen de kopstukken werkt verlammend en de manier waarop de partij sommigen van haar mandatarissen behandelt, is ‘ronduit onmenselijk’. Annemie Van de Casteele voelt zich bedrogen door de VLD en stapt na 25 jaar uit de politiek.
Op het bureau van Annemie Van de Casteele – geen familie van de interviewer – staat de foto van wijlen Hugo Schiltz, haar mentor en inspirator. Precies 25 jaar was Annemie Van de Casteele politiek actief, eerst in de Volksunie, dan in Spirit en op het eind in de VLD. ‘Ik heb een en ander bereikt en kreeg vaak in en buiten de politiek schouderklopjes. Maar mijn politieke loopbaan was ook een aaneenschakeling van pijnlijke partijpolitieke evoluties. Ik voel me bovendien door de VLD misleid omdat voor die partij niet mijn inhoudelijke inbreng maar alleen mijn stemmen telden.’
Annemie Van de Casteele werd door vriend en vijand gewaardeerd voor haar dossierkennis en is een van die vele partijluitenants met een behoorlijk palmares: ondervoorzitter van de VU (1989-1995), fractievoorzitter in de Kamer (1995-1999) en voorzitter van Spirit (2001-2002).
U bereikte nooit de politieke top. Blijft dat moeilijker voor een vrouw?
ANNEMIE VAN DE CASTEELE: Ik denk het wel. Om de top te bereiken, moet men bijzonder ambitieus en individualistisch zijn. Vrouwen zijn gevoeliger, gaan minder over lijken en denken meer aan de belangen van de groep. Toch kreeg ik een aantal interessante aanbiedingen. In juni 1992 stelden Johan Sauwens, Patrik Vankrunkelsven en Bert Anciaux zich kandidaat voor het voorzitterschap. Anciaux haalde de basis over met onwaarschijnlijke communautaire beloftes. Zo zag hij Brussel bij het onafhankelijke Vlaanderen aansluiten. Bij zoveel onzin was Hugo Schiltz in alle staten. Maar Bert kreeg door progressieve standpunten ook de jongeren mee. Daarom vroeg Schiltz mij om m’n kandidatuur in te dienen. Ik ben daar niet op ingegaan, want ik zou enkele maanden later trouwen en wou ook tijd voor mijn privéleven behouden.
Na de implosie van de VU werd u in november 2001 voorzitter van de partij Spirit. Wat wilde u daarmee bereiken?
VAN DE CASTEELE: Spirit was een kleine groep, maar met electorale mogelijkheden. Ik wou uitzoeken welke positie we op de politieke markt konden innemen. Dat werd me niet gegund. We waren nauwelijks geboren of Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne en Bert Anciaux lonkten naar andere partijen. Er was dus geen enkele reden om aan te nemen dat wat in de VU was gebeurd zich niet met Spirit zou herhalen. Daarom besloten we het terrein af te tasten en gingen we met meerdere partijen over een mogelijke samenwerking praten.
Met welke?
VAN DE CASTEELE: Met allemaal, behalve met het Vlaams Blok en CD&V. We spraken af ons als een hechte groep op te stellen. We stapten eerst naar de VLD en zochten tegelijkertijd toenadering tot de NCD (Nieuwe Christen Democraten) van Johan Van Hecke. De tandem Spirit-NCD kon immers een betere onderhandelingspositie tegenover de liberalen opleveren. Van Hecke hield meteen de boot af en pas achteraf begrepen we waarom. Hij en zijn groep werden na een paar loze beloften door Verhofstadt binnengehaald, terwijl toenmalig VLD-voorzitter Karel De Gucht Spirit bewerkte. De Gucht was enkel geïnteresseerd in een aantal kopstukken van Spirit. Hij wou daarmee verhinderen dat er een links-liberale concurrent op de politieke markt verscheen. Toen we dat merkten, trokken we op voorstel van Bert Anciaux naar de SP.A. De onderhandelingen met de socialisten verliepen correct. Ze toonden respect, legden de programma’s naast elkaar en verklaarden zich bereid de volledige groep onderdak te bieden. Ik heb Spirit begeleid tot de deur van de socialisten en sloeg ze daarna dicht. Ik kon mij niet thuis voelen in een partij waarin de vakbond in het partijbestuur zit. Ondertussen hadden een aantal andere ‘Spiritisten’ een lidkaart van de VLD gekocht.
De trainer die elk van zijn spelers naar een andere ploeg ziet vertrekken. Politiek als voetbal: een keihard transferbeleid.
VAN DE CASTEELE: Ik ben daarin erg ontgoocheld. Toen Patrik Vankrunkelsven, Sven Gatz en anderen het schip verlieten, trapten ze op mijn hart. Ook ik wou met de liberalen onderhandelen, maar dan als groep en op basis van een programma. In plaats daarvan koos elk eieren voor zijn geld. Uiteraard bevond ik mij in een moeilijke positie. Ik zat daar in het parlement als een eenmansfractie. Ik liet alles een tijdje bekoelen en ging nadien zowel met CD&V als met de VLD om de tafel zitten. De christendemocraten visten tegelijk naar de N-VA van Geert Bourgeois. Met die groep zag ik mij niet meer in dezelfde partij samenwerken. Bovendien sprak het programma van de VLD mij meer aan. Verhofstadt, Dewael en De Gucht nodigden me ieder apart uit. Ik vond die ‘colloque singulier’nogal eigenaardig. Ik had een gesprek met het triumviraat verwacht, maar ik stelde me daar op dat moment niet al te veel vragen bij. Later werd duidelijk dat de VLD-kopstukken elkaar zwaar beconcurreren. Alle drie bleken ze wel dezelfde film af te spelen: veel beloven en weinig beloftes nakomen.
Onder welke voorwaarden wou u bij de VLD aansluiten?
VAN DE CASTEELE: Ik stond erop m’n geloofwaardigheid tegenover mijn kiezers te behouden. Zo had ik als voorzitter van Spirit voor het migrantenstemrecht gepleit. Dat vormde voor geen van de drie VLD-leiders een probleem. Ze verklaarden zich persoonlijk voorstander van dat stemrecht en beloofden dat ik te allen tijde mijn standpunt kon behouden. Een illusie, zo bleek achteraf. Toen de VLD-top onder druk van de basis het geweer van schouder veranderde, werd mijn consequent stemgedrag in de Senaat zwaar op de korrel genomen.
Ook de lokale politiek in mijn woonplaats Affligem vertroebelde de relatie met de partij. Daar bestuurde de liberale burgemeester Guns al dertig jaar als een absolute heerser door gebruik te maken van regelrecht favoritisme en een aftandse cliëntelistische politiek. Daartegen voerde ik jarenlang oppositie. Het lag geenszins in mijn bedoeling nu opeens op de schoot van Guns te gaan zitten. Geen van de liberale kopstukken drong daar trouwens op aan. Tijdens onze bilaterale gesprekken kwamen ze tot de conclusie dat het tijd werd Guns van de macht te verwijderen. Net voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 keerde een aantal jonge liberalen zich tegen de burgemeester. Ze vormden een kartellijst ‘VLD-VISIE’ waarbij ook mijn zoon betrokken was. Het nationale partijbestuur liet begaan. Na de verkiezingen sloot de kartellijst een coalitie met CD&V. Toen gingen de poppen aan het dansen. Meteen werden de ontrouwe liberalen uit de partij gezet. Guns is net als De Gucht een logebroeder. Onderschat de invloed van de logecontacten niet. Zelf heb ik in Affligem noch in het arrondissement Halle-Vilvoorde enige inspraak gekregen. Toen ik in 2004 met 48.593 stemmen tot senator verkozen werd, kwamen de meeste stemmen van Oost-Vlaanderen en niet van Halle-Vilvoorde. Het bewees de tegenwerking van de partij in mijn eigen streek. En dat terwijl de Gucht bij wijlen uithaalt naar het fanatisme van de katholieke Kerk. Ik ben ervan overtuigd dat de loge mee aan de basis lag van de paarse regeringsvorming.
Hoopte u nog op een verkiesbare plaats voor de verkiezingen van 10 juni?
VAN DE CASTEELE: Ik drong er niet meer op aan, want ik hield de eer liever aan mezelf. Ik stelde ook vragen bij de manier waarop het partijbestuur de principes voor de lijstvorming vastlegde. De werkelijk verkiesbare plaatsen zijn dun gezaaid. Daarom zijn de interessante plaatsen voor de opvolgers enkel voor nieuwe kandidaten en voor de Vlaamse ministers voorbehouden. De aftredende parlementsleden vielen daardoor uit de boot. Op die manier hebben ze de integere en hardwerkende Kamerfractieleider Fons Borginon op de straatstenen gegooid. Die was in ondankbare omstandigheden Rik Daems opgevolgd, aan wie hij nota bene een deel van zijn voordelen als fractievoorzitter bleef afstaan. De wijze waarop de partijtop Borginon heeft behandeld, noem ik ronduit onmenselijk.
De Antwerpenaar Borginon is vervangen door Willem-Frederik Schiltz die meteen de derde plaats op de Kamerlijst van Open VLD toegewezen krijgt. Het kan verkeren.
VAN DE CASTEELE: Willem-Frederik is niet verantwoordelijk voor wat de partij Fons Borginon heeft aangedaan. Ik kan ook begrijpen dat hij die kans grijpt. Maar ik betwijfel of zijn vader het met die keuze eens zou zijn geweest. Daarvoor is het communautaire profiel van Open VLD te zwak geworden. Wijlen Hugo Schiltz heeft bovendien steeds herhaald dat de Vlaamse liberalen zich al te nadrukkelijk naar de belangen van het individu richten en te weinig de gemeenschap vooropstellen.
U was voorzitter van de commissie Sociale Zaken in de Senaat. Hoe denkt u over de organisatie en de financiering van de gezondheidszorg?
VAN DE CASTEELE: Ik ben absoluut geen voorstander van de privatisering van de gezondheidszorg. Wel integendeel, ik steunde de vraag van sommigen om het federale budget voor de gezondheidszorg met 4,5 % per jaar te laten stijgen. Aanvankelijk stonden de Vlaamse liberalen op de rem, maar gelukkig hebben ze later toch toegegeven. Steeds meer trouwens wordt de sociale zekerheid gefinancierd met algemene belastinginkomsten en steeds minder met de bijdragen van werkgevers en werknemers. Dat gebeurt in alle stilte.
Zelden spreken de liberalen zich over so-ciale thema’s uit.
VAN DE CASTEELE: Dat zit helaas in de genen van die familie. Ze koos in de regeringen vooral voor economische en financiële departementen. Dat is jammer, want op papier zijn de Vlaamse liberalen wel sociaalvoelend.
Zijn ze bereid om in een volgende regering de splitsing van de gezondheidszorg te eisen?
VAN DE CASTEELE: Ik vernam onlangs dat Open VLD de stijging van het federale gezondheidsbudget wil verminderen tot 2,6 % per jaar. Wensen de Franse of de Vlaamse Gemeenschap ter zake meer uit te geven, dan zouden ze zelf voor de bijkomende financiering moeten instaan. Dat veronderstelt een overheveling van de gezondheidszorg naar de gemeenschappen. Ik betwijfel of de partij dit idee na de verkiezingen zal aanhouden.
We hadden in Open VLD een werkgroep Staatshervorming met daarin een aantal ex-VU’ers. Verhofstadt kwam er vertellen dat liberalen geen separatisten zijn en dat een aantal bevoegdheden weer van het regionale naar het federale niveau moeten. Toen begrepen we het wel. Om de Franstalige politici niet af te schrikken, legt Open VLD de communautaire lat erg laag. Bovendien heeft de regering reeds in 2002 de Franstalige partijen een paritaire Senaat beloofd. Dat is het enige punt op de communautaire agenda van de Franstalige partijen. De communautaire druk kan dus enkel nog van CD&V/N-VA komen. Ik ben benieuwd.
Is de invloed van de laatste lichting ex-VU’ers in Open VLD uitgespeeld?
VAN DE CASTEELE: Zeker, Verhofstadt verklaarde op een bepaald moment: ‘We hebben bijna alle mandatarissen van de VU, maar niet hun stemmen.’ Dat sprak boekdelen.
In uw afscheidsspeech haalde u zwaar uit naar de huidige Senaat.
VAN DE CASTEELE: Het tart alle verbeelding. Zo moesten we van de regering onder tijdsdruk wetten goedkeuren waarin flagrante fouten bleven staan. Als we vragen om uitleg hadden, stuurden de ministers hun kat en lieten ze de staatssecretarissen volgens toerbeurt hun antwoorden voorlezen. De wijze waarop de ministers het parlement behandelen, loopt de spuigaten uit.
Is de parlementaire democratie in gevaar?
VAN DE CASTEELE: Ja. Zelfs De Gucht erkende in Knack dat er een tegenbeweging nodig is, al is hij niet de meest geschikte man om daarvoor te pleiten. Paars ging voor een nieuwe politieke cultuur en dacht de macht van de kabinetten af te bouwen. Hun macht is evenwel nog nooit zo groot geweest. Bij Open VLD viel dit nog meer op. De adviezen van de administraties waren voor de liberale kabinetten van geen tel. Alle voorbereidend wetgevend werk werd op de kabinetten gepresteerd. Daarover vergaten ze niet zelden de parlementsleden in te lichten. Dat was bepaald frustrerend, moet ik eerlijk toegeven. Ik kwam meer over de vloer bij het kabinet van minister van Sociale Zaken Rudy Demotte (PS) dan bij liberale ministers.
Uw politieke loopbaan begon bij de VU en eindigde bij de VLD. Welke waren de verschillen en gelijkenissen tussen beide partijen?
VAN DE CASTEELE: De VU bracht meer respect op voor de basis. De VLD laat haar mandatarissen verweesd achter. In de VU waren de congressen meer dan georganiseerde applausmeters. Toen werden inhoudelijk sterke debatten gevoerd en er was het puike voorbereidende werk op het niveau van de arrondissementen en dat van de afdelingen. De Volksunietop hoorde zich bovendien te verantwoorden voor een kritische partijraad.
In de VLD overlopen de fracties de politieke actualiteit en worden de belangrijke beslissingen door de partijtop genomen. Ik heb die partij op geen enkel moment enig politiek debat weten te voeren op het niveau van de afdelingen, noch op dat van de arrondissementen. De gesprekken beperkten er zich tot het verdelen van postjes, wat administratieve beslommeringen, een pensenkermis hier en daar en de besteding van het geld.
Er zijn ook gelijkenissen tussen beide partijen. Eerst Anciaux in de VU, nadien Verhofstadt in de VLD gijzel(d)en hun partij door voortdurend naar hun immens aantal voorkeurstemmen te verwijzen. Dat smoort het interne ideologische debat en frustreert de andere kopstukken. Vandaar dat in de VU Anciaux, Bourgeois en Vankrunkelsven op een destructieve wijze een greep naar de macht deden. In de VLD werkte de concurrentie tussen Verhofstadt, De Gucht en Dewael verlammend. In beide partijen zorgden en zorgen de tegenstellingen tussen de ethisch conservatieve en rechtse aanhang en de ethisch progressieve en linkse aanhang voor afscheuringen en dissidenties. In beide partijen was en is er de kloof tussen de top die op de kiezers steunt en de militanten die behoudsgezind zijn. In de VU stelde men na elke nederlaag telkens opnieuw dezelfde vragen: Welke zijn de oorzaken? Zijn we te links, te rechts? Wie zijn we feitelijk? Ik vrees dezelfde toestanden in de VLD.
DOOR ERIC VAN DE CASTEELE