‘De Vlaamse visserij zal zichzelf in de vernieling varen’
Als de Belgische vissersvloot het roer niet gauw drastisch omgooit, is hij binnen de kortste keren onrendabel. Er moet dringend duurzamer gevist worden.
België is een kleine speler in de wereld van de visserij. Op Europees niveau ontvangen de vissers van ons land slechts 2,3 procent van de quota voor de te vangen vis. Maar overzichtelijke systemen zijn dikwijls boeiend om te bestuderen, omdat er lessen over de visserij in zijn geheel uit te leren vallen. Dat is niet zonder belang op een moment dat wordt voorspeld dat, als er op wereldvlak niets fundamenteels aan de visserij verandert, er tegen 2048 geen bevisbare vispopulaties meer in de oceanen zullen overblijven.
De visserij in ons land brokkelt af. Ann-Katrien Lescrauwaet van het Vlaams Instituut voor de Zee publiceerde met een aantal collega’s in het vakblad Marine Policy cijfers over de evolutie van de Belgische visserij. Wat blijkt? Vlak na de Tweede Wereldoorlog (in 1947) werd er 75.370 ton vis in Belgische havens aangevoerd. In 1999 was dat gedaald tot iets meer dan 18.000 ton. Twintig jaar geleden waren er meer dan 200 Belgische vissersboten, nu nog een 90-tal.
Visserij blijkt zelden duurzaam te zijn geweest. Wat er vandaag gebeurt, is een uitvloeisel van een trend die blijkbaar altijd bestaan heeft. Al in de middeleeuwen werd er gewaarschuwd voor de mogelijk nefaste gevolgen van grootschalige praktijken op zee, zoals het wegvissen van het zeewier waarin vissen zich verschuilen. Na de introductie van industriële visserij verdwenen in korte tijd de grote oesterbedden uit de Noordzee. Vissen als steur en tonijn verdwenen eveneens, later werden populaties van haring en kabeljauw gedecimeerd.
Visserij en vernietiging van natuurlijke hulpbronnen zijn altijd hand in hand gegaan. Vandaag wordt de Belgische visserij gedomineerd door de boomkor. Vissersboten slepen netten mee die over de bodem schuren en alles wat daarop leeft wegvegen. Het is bekend dat boomkorvisserij uiterst schadelijk kan zijn voor het mariene milieu. De grote meerderheid van de Noordzeebodem wordt jaarlijks minstens één keer kapotgesleept, maar er zijn gebieden waar er tot 50 keer per jaar een sleepnet over de bodem trekt. De permanente verstoring heeft geleid tot een verandering van het ecosysteem in de Noordzee. Veel bodemdiertjes zijn niet bestand tegen de voortdurende verstoring van hun milieu, waardoor ze ook de rest van de voedselketen beïnvloeden, want ze dienen niet zelden als prooi voor andere wezentjes. Diertjes als schelpjes en kreeft-jes, die meestal wat verborgen in de bodem leven, worden plots blootgesteld aan onmiddellijke predatie door vooral aaseters, waardoor het hele systeem ontwricht raakt. Er zitten veel minder schelpjes op plaatsen die regelmatig door sleepnetten omgewoeld worden, maar bijvoorbeeld veel meer borstelwormen – minder interessant in de context van aanvulling van visstocks. Over het algemeen kun je zeggen dat er in zones met veel boomkorgevis minder vissoorten leven, en gemiddeld ook kleinere vissen dan elders.
Overgesubsidieerde sector
Daarenboven kreunt de boomkorvisserij onder een enorme last van ongewenste bijvangsten: er wordt niet alleen gewenste vis, zoals tong en tarbot, bovengehaald, maar ook tal van andere diertjes die niet nodig zijn en die dikwijls dood weer in het water gaan. Wetenschappers hebben berekend dat er per kilogram gevangen verkoopbare vis twee kilogram andere vis verloren zou gaan, en maar liefst vier tot vijf kilogram andere dieren, zoals zeesterren. Bart Slabbinck van de kustwerkgroep van de vereniging Natuurpunt vermeldt in een recent essay dat dit voor de Belgische boomkorvisserij zou betekenen dat er jaarlijks tussen de 100.000 en de 150.000 ton marien leven verloren gaat als gevolg van haar activiteiten.
Boomkorvisserij is ook heel energie-intensief. Cijfers tonen aan dat er wereldwijd elk jaar meer energie opgaat aan vissersboten dan aan de hele Belgische bevolking. Volgens de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties is de visserij de meest energie-intensieve voedingsindustrie. Per kilogram gesleepte vis is er naar schatting 2,5 liter brandstof nodig. In 2007 maakten brandstofkosten 31 procent uit van de kosten van de Belgische vissersboten. In 2008, met zijn sterk gestegen brandstofprijzen, was dat opgelopen tot 42 procent, en het is niet uitgesloten dat ze ooit de helft zullen benaderen.
‘Maar vissers betalen geen belasting op hun diesel, zodat de brandstofprijzen artificieel laag gehouden worden’, weet Slabbinck. ‘In feite zou je de boomkorvisserij als niet rendabel moeten beschouwen.’ De visserij behoort tot een van de meest gesubsidieerde industrietakken ter wereld (hoewel ze meestal als een vorm van landbouw wordt gekwalificeerd). Wereldwijd zou er tussen de 25 en de 30 miljard euro aan subsidies in de sector gepompt worden, waarvan twee derde naar brandstof en de aankoop en het onderhoud van schepen gaat. Subsidies hebben ertoe geleid dat de vissersvloot wereldwijd twee keer groter is dan wat de oceaan kan verdragen.
Slabbinck kan zich erg druk maken over het feit dat de overgang van de schadelijke boomkorvisserij naar minder schadelijke visserijtechnieken onvoldoende gestimuleerd wordt: ‘Voor de regeling om de Vlaamse vissersvloot aan te passen blijkt dat er nu met Europese steun een subsidie van 60 procent wordt toegestaan aan een reder, op voorwaarde dat hij 20 procent vermogen inlevert. Dat lijkt interessant, maar in de praktijk koopt een reder vermogen bij van vissers die stoppen of overstappen op passieve vistechnieken, zoals staande netten. Daarenboven is de nieuwe schroef- en straalbuisaandrijving van motoren veel efficiënter, waardoor het vermogen stijgt. Kortom, met net zoveel verbruik kan er met een hogere snelheid gevist worden, waardoor de vernietigingskracht van een boomkor verhoogt. Dat leidt tot het bestendigen van boomkorvisserij met minstens twintig jaar – de afschrijftijd van een motor. Europese middelen worden gebruikt om een destructieve vismethode in stand te houden.’
Slabbinck is ook boos omdat een Belgische campagne ter promotie van het eten van goede (lees: duurzaam gevangen) vis haar doel voorbijschoot. Dat wijt hij aan een gebrek aan steun vanuit de visserijwereld, maar óók vanuit de overheid – in casu de Vlaamse overheid maar ook de provincie West-Vlaanderen, die ondertussen berucht is om haar defensieve houding als het op een duurzamer visserij aankomt. ‘En dat op een moment dat onze vissers het moeilijker krijgen op de markt, omdat steeds meer groot- en kleinhandelaars duurzame visproducten promoten – met kleppers als Colruyt en Delhaize op kop. Zo zal de Vlaamse visserij zichzelf langzaam in de vernieling varen. Misschien is dat wel de meest cynische oplossing voor het verhaal van de bescherming van de Noordzee. Terwijl een vereniging als Natuurpunt toch altijd mee gestreefd heeft naar het behoud van een duurzame visserij.’
Industrieel versus artisanaal
Een belangrijk punt is dat er een goed alternatief voor de boomkorvisserij bestaat: het vissen met kieuw- of warrelnetten (‘staande wanten’ in het visserijjargon), die over honderden of duizenden meters op de bodem worden geplaatst en waarin de vis blijft hangen. Er hoeft dus niet gesleept te worden, wat de schade aan de bodem beperkt, en door een goede keuze van de maaswijdte worden kwalijke bijvangsten minimaal gehouden: de kleinste visjes gaan erdoorheen, de grote worden niet door het net vastgehouden. De netten zouden uitermate geschikt zijn voor de vangst van de belangrijkste commerciële vissoort in België, de tong. Dat zegt Hans Polet van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek.
Hans Polet: In aanvoerwaarde levert tong 50 procent van de inkomsten van de Belgische vissersvloot. Warrelnetten zijn uitermate geschikt om deze soort te vangen. Het lijkt me dus realistisch om de techniek in te voeren als alternatief voor de boomkorvisserij.
Waarom wordt dat dan niet gedaan?
Polet: De vraag is wat je met onze vloot moet doen. Vissen met warrelnetten is een heel andere manier van vissen dan met de boomkor. Onze vissers komen uit een traditie van boomkorvisserij, en zijn dus wat huiverachtig om aan iets nieuws te beginnen waar ze weinig ervaring mee hebben. Bovendien zijn schepen voor boomkorvisserij niet geschikt om met warrelnetten te gaan werken. Voor veel vissers is de omschakeling dus een zware investering, en de banken zijn vandaag niet geneigd om zware leningen toe te staan in de visserijsector.
Steunt de Vlaamse overheid de omschakeling dan niet?
Polet: Er is een visie om op middellange termijn naar een omschakeling te streven, maar een probleem is dat met de huidige brandstofprijzen boomkorvisserij rendabeler is dan warrelnetten, omdat je er ook andere waardevolle vissen mee kunt vangen, naast de tong of de pladijs waarnaar je in eerste instantie op zoek bent, zoals tarbot of zeeduivel. Je moet het echt zien als een contrast tussen een industriële en een artisanale vismethode. Toch blijft mijn standpunt dat de boomkorvissers beter naar warrelnetten zouden omschakelen, want als de brandstofprijzen opnieuw zouden stijgen tot het niveau van 2008 zou het heel moeilijk kunnen worden. Warrelnetten zijn beter bestand tegen het onberekenbare van de toekomst.
Zijn er al vissers die de overgang hebben gemaakt?
Polet: Twee jaar geleden waren het er drie, vandaag acht. Op een totaal van een negentigtal vissers is dat toch niet niks.
Warrelnetten zouden wel schadelijk zijn voor de bruinvispopulatie in de Noordzee.
Polet: De tongvisserij beperkt zich tot een zone van minder dan een meter boven de zeebodem. Als je in diep water vist, heb je nooit bruinvissen als bijvangst in je netten. Maar het gebeurt wel met netten in strandzones of op zandbanken. Die worden echter vooral door hobbyvissers gezet. In principe mag dat volgens de wet, maar jammer genoeg evolueren hobbyvissers naar semiprofessionele vissers die hun vis in het zwart op de markt brengen. Dat zijn dus ook vissen die niet in de officiële statistieken terechtkomen. Hetzelfde geldt voor de hengelvisserij op onder meer kabeljauw, een bedreigde vissoort, boven wrakken. De lobby van hobbyvissers is sterk. Ondanks de controle op hun activiteiten blijken misbruiken niet uit te sluiten.
Hobbyvissers zijn een relevante factor in onze Noordzeevisserij?
Polet: Het is een van de meest onderschatte fenomenen in onze sector. In het Verenigd Koninkrijk worden er meer zeebaarzen gevangen in het hobbycircuit dan in de officiële visserij. En dan gaat het om een van de duurste soorten.
Zijn de bijvangsten in de boomkorvisserij geen reden om het roer om te gooien?
Polet: Qua bijvangsten erkent het Europese visserijbeleid twee grote problemen: het slepen op langoustines en de boomkorvisserij op tong. Toch wil ik hier geen zwart-witverhaal van slecht versus goed van maken. Het hangt van de omstandigheden af. Als je op schol of pladijs sleept met netten met mazen van 120 millimeter zul je weinig bijvangsten hebben. Maar het slepen op tong met netten met mazen van 80 millimeter zorgt voor veel bijvangsten.
Ook de verstoring van de bodem is enorm?
Polet: Ook dat hangt af van de plaats waar je sleept. Het is bekend dat een sleepnet de bodem tot een diepte van 8 centimeter omwoelt, en dat dit voor tal van dieren grote problemen kan opleveren. Maar dat is niet overal het geval. Het zuidelijke deel van de Noordzee is traditioneel een gebied met een permanente natuurlijke verstoring van de zandbodem door allerhande stromingen, dus dieren hebben zich daar aan een verstoring aangepast. Daar zou boomkorvisserij wel kunnen.
En zit daar ook vis?
Polet:(grinnikend) Vissers trekken er toch naartoe, dus zullen ze er wel iets kunnen vangen. Maar het lijkt er wel op – hoewel we daar weinig concrete gegevens over hebben – dat in de zones met de hoogste biodiversiteit ook het meeste vis zit.
Wat is uw voorstel voor de korte termijn?
Polet: Ik zie wel wat in een ruimtelijke planning voor de visserij op de Noordzee. Op sommige plaatsen moet boomkorvisserij kunnen, elders niet. Er wordt steeds meer gewerkt aan de afbakening van echte natuurgebieden in de Noordzee, waaraan uiteraard beperkingen voor de visserij gekoppeld zullen worden. Anderzijds is er het concept van de visakkers: zones van de Noordzee die als volwaardige landbouwgebieden voor de visserij met sleepnetten zouden worden beschouwd. Voorts zouden vissers die niet langer willen slepen een soort jaaragenda kunnen inbouwen, waarbij ze in de lente en de herfst met warrelnetten op tong gaan vissen, en in de zomer met visvallen op zeekat of met hengels op zeebaars. Dat zijn allemaal duurzame visserijtechnieken, met relatief weinig schade voor de natuur, en zo geef je de dieren ook wat rustpauzes. Op die manier moet het leven voor een kleine vissersgemeenschap leefbaar blijven, in alle economische omstandigheden.
DOOR DIRK DRAULANS
‘Veel hobbyvissers evolueren naar semiprofessionele vissers die hun vangst op de zwarte markt brengen.’
Subsidies hebben ertoe geleid dat de vissersvloot wereldwijd twee keer groter is dan wat de oceaan kan verdragen.