De verloren moraal van links
Op de podia van 1 mei kreeg het sociaaleconomische beleid van de centrumrechtse regeringen er danig van langs. Tegelijk was er amper aandacht voor hét debat dat de halve wereld beroert: de vluchtelingen, het jihadisme en de crisis van het verdraagzame Westen. Het wordt stilaan het existentiële drama van de sociaaldemocratie: het wegkijken van de meest prangende kwestie van deze tijd.
Eén mei, hoogdag van het socialisme. Op het vooravondfeest in de Gentse Vooruit houdt SP.A-voorzitter John Crombez zijn toespraak. Het is een felle aanval tegen het rechtse beleid, en een oproep voor meer rechtvaardigheid. ‘Het is écht genoeg. Het moet eerlijker.’ Crombez haalt uit naar hogere schoolfacturen, duurdere energie, langere werkweken, een onrechtvaardige fiscaliteit, ‘de lobby van het geld’. Hij is streng voor ‘de grote fraudeurs’ en een ‘minister die de mensen uitlacht in hun gezicht’. Ja, hij vindt het zijn plicht om ‘de dingen te benoemen’.
Maar wie dacht dat de SP.A-voorzitter ook zou spreken over dat wat het land al maanden beroert – de toekomst van onze open, democratische samenleving, de plaats van de islam in West-Europa, de omgang met vluchtelingen – bleef op zijn honger zitten.
Valt dat zwijgen te verklaren vanuit een ongelukkige demarche van een paar maanden geleden? Op een zondag in januari had Crombez in De Zevende Dag gezegd dat hij het Europees-Turkse vluchtelingenplan van de Nederlandse PvdA-leider Diederik Samsom voortreffelijk vond, ‘en hem dat ook had laten weten’. De dag nadien floot zijn eigen SP.A-bureau hem terug. Sindsdien mort Crombez af en toe dat hij verkeerd begrepen werd en nog altijd achter zijn woorden staat, maar toch zwijgt hij vooral als het gaat over vluchtelingen of de multiculturele samenleving. Toen Humo hem onlangs vroeg naar zijn mening over de hoofddoek zei Crombez: ‘Eerlijk? Ik ontwijk die symboolvragen al een hele tijd. En weet je waarom? Omdat ze de realiteit niet weergeven.’ Het is dat de voorzitter het zelf heeft gezegd: de SP.A geeft er deze dagen de voorkeur aan bepaalde moeilijke vragen te ontwijken.
Dat is een stap terug. Steve Stevaert deed nog hetzelfde als Crombez: zwijgen over ‘het gat in de haag’, Stevaerts beeld voor het integratiedebat en het racisme dat daarbij naar boven komt. Dat veranderde in 2006, toen de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens het vrouwelijke loketpersoneel van zijn stad verbood nog langer een sluier te dragen. Officieel was het een verbod op het ‘zichtbaar dragen het kentekens van filosofische, religieuze, politieke of andere aard’. Maar iedereen sprak over een ‘hoofddoekverbod’, en daar was het in werkelijkheid om te doen.
In het Mechelen van Caroline Gennez hanteerden ze een ander model: ‘Iedereen draagt wat hij of zij wil.’ Er groeide verdeeldheid tussen beide kampen. In juni 2013, na Janssens’ vertrek uit de politiek, liet partijvoorzitter Bruno Tobback de kwestie beslechten op het congres van Leuven. Tobback vond dat de originele basiswaarden van de Franse Revolutie nog altijd het beste leidmotief zijn voor moderne socialisten. ‘Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’, in díé volgorde: vrijheid primeert. Vandaar dat de SP.A’ers het logisch vonden om ook loketambtenaren vrij te laten symbolen van religieuze aard te dragen, zeker in een land waar de vrijheid van godsdienst grondwettelijk verankerd is.
Bedreiging van de socialisten
Vandaag is John Crombez dus SP.A-partijvoorzitter. Elke chef heeft zijn eigen stijl en legt nieuwe accenten, al is het vreemd dat men de oriëntaties van belangrijke partijcongressen al na drie jaar zomaar opzij kan zetten. Of is het nieuwe zwijgen van Crombez een indicatie voor een diepere twijfel aan de hele linkerzijde?
Daar heeft het veel van weg. Crombez was niet de enige die zich in zijn speech beperkte tot een sociaaleconomische agenda. Ook PVDA-voorzitter Peter Mertens, die graag het gezicht wil zijn van een veel linksere oppositie, beperkte zich op 1 mei tot dezelfde thema’s als Crombez: de Panama Papers, de pensioenen, en natuurlijk de Turteltaks. Ook Mertens hield zich ver van elke verwijzing naar Molenbeek of de IS. En ook de voorbije week lag de focus van de top van de christelijke arbeidersbeweging op het ongenoegen met het sociaaleconomische beleid.
Zeiden de linkse partijen en de sociale bewegingen de laatste maanden dan helemaal níéts over vluchtelingen of islam? Natuurlijk wel, maar veel was het niet, en consistent was het evenmin. Kijk naar wat de vakbondslui zeiden op 1 mei en Rerum novarum. Luc Van Gorp van de Christelijke Mutualiteiten pleitte voor empowerment van de jonge moslim: ‘Een jongere die zijn identiteit op een positieve manier kan ontwikkelen, wordt geen radicalist, laat staan een terrorist. Je moet mensen het gevoel geven dat ze er mogen zijn. Er is niets mis met radicale ideeën. Dat is net de motor van de verandering.’ Van Gorp wil jongeren ook ‘niet deradicaliseren, maar reradicaliseren. We moeten de energie erkennen die sommige jongeren in zich hebben om verandering na te streven en daarmee aan de slag te gaan.’
Die gedurfde analyse, zo kort na de aanslagen in Brussel, hoorde je niet op de socialistische podia. Ook daar was het de topman van het ziekenfonds, Paul Callewaert, die verwees naar de internationale agenda. Anders dan Van Gorp zag Callewaert geen kansen maar rampspoed. De ‘stromen vluchtelingen’, bijvoorbeeld: ‘Het ziet ernaar uit dat niemand die onder controle krijgt’, en ‘om die redenen bedreigen ze de verdraagzaamheid en stellen ze de bereidheid om mensen te helpen op de proef’. In die visie zijn vluchtelingen geen doelgroep voor solidariteit, maar een bedreiging ervan. En dus mogelijk een tegenstander van de Vlaamse socialisten.
Op die manier komt links dichter bij de lijn van Bart De Wever (N-VA) dan je zou verwachten. Als het kiezen is tussen applaus voor de meerderheid en stilte, dan is de keuze snel gemaakt. Hééft de partij wel een fundamenteel ander verhaal over migratie en veiligheid?
Deels wel: in haar gloednieuwe Tienpuntenplan zegt de SP.A uitdrukkelijk dat België werk moet maken van het ‘versterken van onze veiligheidsdiensten in de strijd tegen terreur in plaats van F-35-gevechtsvliegtuigen te kopen’. In zijn 1 meitoespraak in Oostende, daags na de Vooruit, maakte Crombez van veiligheid zijn belangrijkste punt. De voorzitter eiste méér en betere investeringen in veiligheid en politiemensen, en van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) wilde hij zelfs een doortastender optreden: ‘Het kan niet dat het Kanaalplan al een slappe vod is.’ Het Kanaalplan is een paradepaardje van Jambon. Hij beloofde 15 miljoen euro extra voor de bestrijding van de terreurdreiging en de deradicalisering van Brusselse moslims. De politie zal gezochte personen wekelijks screenen, en moet strenger optreden tegen huisjesmelkerij, wapenhandel, drugshandel, handel in valse paspoorten enzovoort. Daarnaast komt er een voortdurende monitoring van gebedshuizen en moskeeën.
Uitgesproken defensief
Nog meer van dat, vindt John Crombez. Dat is niet onlogisch, en evenmin onterecht: het ligt in het socialistische DNA om te vertolken wat de modale burger denkt en voelt, en hem te beschermen tegen wat hem bedreigt. Na Zwarte Zondag in 1991 had een deel van de progressieve goegemeente de reflex om bepaalde problemen van de multiculturele samenleving niet onder ogen te willen zien. Mede omdat het bepaalde kritieken van het VB zou legitimeren – en alles liever dan dát. Vooral onder impuls van socioloog Mark Elchardus is er een sterke tendens om zich niet langer naïef op te stellen. De laatste jaren verschuift dat socialistische ‘neorealisme’ naar een uitgesproken sceptische kijk op de samenlevingsproblemen. Op 1 mei resulteerde dat in de nieuwe socialistische benadering van het multiculturele debat: er wordt bij voorkeur gezwegen, en als men toch spreekt, is de taal uitgesproken defensief.
Zo creëert Crombez een stuurloze toestand in zijn partij, die we herkennen van de hoofddoekcrisis. Moeten we vluchtelingen opvangen of niet? Moeten we moslims sneller en meer emanciperen of niet? En dat niet alleen als werknemer (Crombez eist nu praktijktests tegen discriminatie op de werkvloer) maar ook als persoon, en dus als moslim. Daarover wordt amper gesproken. Omdat men het niet kan. Of niet wil. Of beide. Elke SP.A-afdeling moet het zelf maar uitzoeken.
Gevolg: sommige SP.A’ers profileerden zich als vluchtelingenvrienden, anderen haast als illegalenjagers. In West-Vlaanderen ontstond er onrust toen vanuit Calais asielzoekers overwaaiden. Gouverneur Carl Decaluwé (CD&V) nam een extreem hard standpunt in: ‘Geef hen geen eten meer.’ De Brugse SP.A-burgemeester Renaat Landuyt drukte zich keuriger uit, maar ook hij had weinig begrip voor de spontane solidariteit met vluchtelingen. Landuyt en zijn politiekorps kwamen op ramkoers met pastoor Fernand Maréchal, die illegalen liet overnachten in een kapel in Zeebrugge. Echt vervelend werd het pas toen bleek dat een andere voedselbedeling voor vluchtelingen was georganiseerd vanuit… een busje van de SP.A.
Het debat snijdt dwars door de partij heen, in elke stad en elke provincie. Rode West-Vlaamse burgemeesters zoals Renaat Landuyt en Johan Vande Lanotte huldigen een strikte koers. In Leuven hanteert Louis Tobback een wir schaffen das-discours. SP.A-schepen van Sociale Zaken Bieke Verlinden bracht honderden Leuvenaars bijeen om samen na te gaan hoe de opvang van vluchtelingen kon worden georganiseerd. Ze laat zich inspireren door de boodschap van Rik Torfs bij de opening van het academiejaar, in oktober 2015: ‘Wij zijn geneigd slachtoffers goedheid toe te dichten, terwijl het volstaat dat ze slachtoffer zijn. Echte solidariteit is onvoorwaardelijk.’ Daar gaat het ook Verlinden om. Voor haar is hulp aan asielzoekers ‘een belangrijke morele keuze’.
Precies daarom kun je de stilte van Crombez niet zomaar afdoen als een tactisch manoeuvre. Het heeft veel weg van bewust zwijgen. En dus van een moreel tekort.
Wat vandaag in Vlaanderen gebeurt met de SP.A deed zich eerder al voor in andere Europese landen. Al in 2005 schreef de Nederlandse journalist Rinke van den Brink het boek In de greep van de angst. De Europese sociaaldemocratie en het rechtspopulisme. Hij beschrijft de problemen van de Deense sociaaldemocraten, die niet konden omgaan met het debat over integratie en multiculturaliteit. De linkervleugel wilde vooral een emancipatorisch verhaal blijven brengen. Daar kwam sterke weerstand tegen, niet het minst van radicale linkse feministen.
In een eerste fase verkozen de Socialdemokraterne te zwijgen over immigratie. Ze bleven vriendelijk voor links en voor rechts, maar stelden zich heel vijandig op tegen extreemrechts. Uiteindelijk verloren ze stemmen aan links, aan rechts én aan extreemrechts. En ze waren ook bij de Deense allochtonen hun krediet kwijt. ‘De mensen wisten dat we geen standpunt hadden over integratie en immigratie, en dat is de reden van onze enorme nederlaag geweest.’ In een tweede fase praatten ze (extreem)rechts naar de mond, en gingen ze nog verder achteruit. Er kwam pas beterschap toen ze teruggrepen naar een meer klassiek sociaaldemocratisch concept, en dus een meer verdraagzame koers. Solidariteit hoeft niet naïef tot open grenzen te leiden. Maar een gesloten wereldbeeld helpt evenmin.
Meer dan centen alleen
Vorige week was John Crombez erbij toen een politieke biografie over Karel Van Miert werd voorgesteld. Er is geen reden om aan te nemen dat zijn bewondering voor Van Miert niet oprecht is. Maar misschien moet hij dat boek nog eens lezen. Van Miert was voorzitter toen de Vlaamse socialisten in de jaren tachtig langdurig oppositie moesten voeren tegen een (centrum)rechtse regering. Ook toen namen ze het rechtse inleverings- en besparingsbeleid op de korrel, en liepen ze storm tegen de indexsprong. Maar Van Miert concentreerde zich niet alleen op materiële eisen. Minstens zo fundamenteel was zijn discours over internationale rechtvaardigheid. Van Miert streed tegen de Zaïrese dictator Mobutu en de apartheid, maar vooral tegen de plaatsing van kernraketten. En dat ondanks het feit dat het socialistische partijbureau een paar jaar eerder nog diep verdeeld was over de rakettenkwestie; de parallel met de interne verdeeldheid over de hoofddoek is treffend. Van Miert overtuigde ook het ABVV om massaal mee op te stappen in rakettenbetogingen die niets te maken hadden met het pensioen, het ambtenarenstatuut of de index, samen met tienduizenden uit de christelijke arbeidersbeweging, inclusief geëngageerde nonnen en priesters. Dat waren toen nog bondgenoten, geen naïef-idealistische lastposten.
Toen de toenmalige liberale minister van Justitie Jean Gol het terrorisme van zijn tijd (CCC en Bende Van Nijvel) wilde aanpakken door de politie en inlichtingendiensten meer armslag te geven, voerde de SP van Van Miertconsequent oppositie tegen antiterreurmaatregelen die ingingen tegen de grondbeginselen van de rechtsstaat. Dat stond altijd voorop.
Karel Van Miert begreep dat socialisten niet alleen verontwaardigd moeten zijn over materiële kwesties. Als ze zich daartoe beperken, hebben ze een schraal verhaal dat door om het even wie gekaapt kan worden. Zo is Marine Le Pen van het Front National vandaag de hardnekkigste verdediger van het behoud van La Poste als overheidsinstelling, en kant ze zich tegen de privatisering van de publieke dienstverlening. Le Pen vindt de lage bedrijfsbelasting in haar land een ‘schreiende onrechtvaardigheid’. Ze kant zich tegen de verhoging van de pensioenleeftijd. Ze is tegen de hoge energiefactuur en voor een gefaseerde kernuitstap, ten gunste van groene (water)centrales. Ze wil een groter marktaandeel voor het openbaar vervoer. Wie niet beter weet, zou kunnen denken dat Marine Le Pen een Franse collega is van ABVV-voorman Rudy De Leeuw.
Kort door de bocht: in de huidige politieke context scheelt het niet veel of sociaaldemocraten en ‘extreemrechts 2.0’ staan schouder aan schouder in de sociale strijd en het gevecht voor de sterke staat. Zeker als links het morele of ethische perspectief mist om de strijd voor materiële welstand en sociale rechten in te passen in een groter verhaal van rechtvaardigheid en solidariteit. En niet alleen met het ‘eigen volk’.
Beginselvast zijn en blijven, loont op termijn altijd. Vraag dat maar aan de N-VA’ers van het eerste uur. Of kijk naar Karel Van Miert. Bij de Europese verkiezingen van 1984 stuwde hij de Vlaamse socialisten omhoog tot 28,1 procent, nog altijd de beste uitslag van de Vlaamse socialisten van de laatste vijftig jaar. Een week later stond Van Miert op de cover van Knack, als ‘Karel De Grote’. Benieuwd op hoeveel procent John Crombez straks mikt, en of ook hij onze cover haalt. Voor hem hopelijk niet als ‘John Lackland’ – in het Nederlands: Jan Zonder Land.
DOOR WALTER PAULI, ILLUSTRATIE SERGE BAEKEN
De stilte van Crombez heeft veel weg van bewust zwijgen. En dus van een moreel tekort.
Crombez creëert een stuurloze toestand, die we herkennen van de hoofddoekcrisis. Elke SP.A-afdeling moet het zelf maar uitzoeken.
Links komt soms dichter bij de lijn van Bart De Wever dan je zou denken.
Beginselvast zijn en blijven, loont altijd. Vraag dat maar aan de N-VA’ers van het eerste uur.
Karel Van Miert begreep dat socialisten niet alleen verontwaardigd moeten zijn over materiële kwesties. Zo’n schraal verhaal kan door om het even wie gekaapt worden.