Met ‘Leaves of Grass’ vond Walt Whitman 150 jaar geleden in z’n eentje de Amerikaanse poëzie uit. Een hele groep bekende Nederlandse en Vlaamse schrijvers heeft de indertijd bijzonder gedurfde dichtbundel nu opnieuw in het Nederlands vertaald. ‘Grasbladen’ is evenwel een kwalitatief erg wisselvallige tekst geworden, doordat bij sommige bewerkers de opschepperij groter was dan de trefzekerheid.
INFO : Walt Whitman, ‘Leaves of Grass’, Grasbladen, Querido, Amsterdam, 191 blz.
Toen Oscar Wilde in 1882 de Verenigde Staten bezocht, ging hij op bezoek bij een oude man met een lange witte baard. Ze praatten samen bij een glaasje vlierbessenwijn, over de schoonheid van het land en de ethische hoogstaandheid van de oude Grieken, en nadien zei Wilde dat er in het hele uitgestrekte land van Amerika gaan mens was waar hij meer van hield of die hij hoger schatte dan deze rustige, wijze ouderling. Verbazen hoeft ons dat niet echt te doen, de man in kwestie was immers Walt Whitman, hij die in zijn eentje de Amerikaanse poëzie uitvond.
Dit jaar is het honderdvijftig jaar geleden dat Whitman zijn debuutbundel Leaves of Grass publiceerde en daarmee bewees dat het grote land waarin hij opgroeide best een eigen literatuur kon voortbrengen. De schrijver was zesendertig toen zijn boek verscheen. Hij gaf het uit in eigen beheer, zonder vermelding van een auteur en met alleen een foto van zichzelf op een van de eerste pagina’s. Dat hij wel degelijk de auteur was, ontdekte de lezer vanzelf wel wanneer hij een bladzijde of veertig gevorderd was in het eerste gedicht, zo nam hij aan. Daar stond immers: ‘Walt Whitman, een Amerikaan, een ruige gast, een kosmos, / Slordig vleselijk en wellustig… aan het eten drinken en voortplanten, / Geen sentimenteel figuur… niet boven man of vrouw verheven of los van hen… niet meer bescheiden dan onbescheiden.’
Whitman was nogal zeker van zijn stuk en daarom stuurde hij zowat iedere Amerikaanse schrijver van dat moment een exemplaar van zijn bijzonder gedurfde en experimentele boek. Percy Shelley en Lord Byron, de grote idolen uit zijn – en heel Amerika’s – jeugd, had hij ingeruild voor een eigen stijl waarin hij blanke verzen gebruikte en soms zelfs meer proza dan poëzie schreef. Slechts één man antwoordde: Ralph Waldo Emerson, die het meteen een meesterwerk noemde en er een antwoord in zag op de vraag die hij een decennium eerder had gesteld in zijn essay The Poet: waarom brengt Amerika, het land van de kansen en de vrijheid, geen groot dichter voort, want poëzie is toch het medium bij uitstek om deze vrijheid te bezingen? ‘ Leaves of Grass’, zo schreef hij in zijn enthousiaste brief aan Whitman, ‘is iets volstrekt nieuws, een merkwaardige mix van de Bhagavadgita en de New York Herald.’ Daarmee sloeg hij meteen de nagel op de kop, want Whitmans bundel verenigt zowel het magische als het wereldse in zich, het sublieme en het prozaïsche. Dat hij zo’n kans niet mocht laten liggen, zag Whitman onmiddellijk in, en hij zette een jaar later een paar positieve citaten uit Emersons brief op de kaft van de tweede uitgave van zijn bundel. Meteen had hij dus niet alleen de Amerikaanse poëzie uitgevonden, maar ook de literaire blurb.
‘Blijf hier bij mij, vandaag en vannacht, en je zult de oorsprong van alle gedichten verwerven’, zo lezen we in het begin van Lied over mezelf, het eerste van de twaalf gedichten waaruit de bundel bestaat. ‘Je zult je niet meer voeden aan de schimmen in boeken, / Je zult ook niet door mijn ogen kijken, noch van mij iets aannemen, / Je zult luisteren, alle partijen aanhoren en ze filteren door jezelf heen.’ Whitman beoogde met zijn poëzie niets meer of minder dan zijn lezers te veranderen: ze rijp te maken voor de wereld, waardoor ze de diversiteit en de pracht van de natuur zouden gaan smaken zonder er zich in te verliezen. De titel van de bundel slaat bijvoorbeeld op de schijnbare eentonigheid, maar voor wie van iets dichterbij kijkt ongelooflijk boeiende veelvormigheid van een grasveld. Voor de oppervlakkige toeschouwer is het gewoon een groene massa, maar voor wie bereid is het kleine in het grote te zien, zal die massa een diversiteit aan kleuren, geuren en vormen openbaren. Kijk zo naar de wereld, bezweert Whitman zijn lezers, en je zult gelukkig zijn.
Het grote onderwerp van Leaves of Grass is de dichter zelf en de kracht die hij heeft om zijn publiek betekenis te laten zien in zijn omgeving. Net zoals muziek slechts een opeenstapeling van noten is tot je er zelf betekenis en melodie in hoort, zo ook is de wereld een onbegrijpelijk allegaartje tot op het moment dat je er structuur in ziet. En het is aan de dichter om je die structuur bij te brengen. Alvorens zich serieus op het schrijven toe te leggen was Whitman lange tijd journalist en – misschien nog wel belangrijker – vijf jaar lang leraar. De Whitmaniaanse dichter, zo zouden we dus kunnen zeggen, is een soort leraar, maar wel een goeie, die geen papegaaienwerk verlangt, maar wel aanzet tot denken en persoonlijk initiatief.
Waarover dan moet worden nagedacht, is voor Whitman meteen duidelijk: Amerika, het land van de vele mogelijkheden. De 4th of July-publicatiedatum ( Independance Day, de nationale feestdag) was echt geen toeval. En omdat hij dit land tot in alle details wou uitpluizen, staan zijn gedichten vol beschrijvingen en lijstjes. Beroepen bezongen, het tweede gedicht uit de bundel, vormt daar een mooi voorbeeld van. Het idee achter het gedicht is dat een mens niet op zoek moet gaan naar god of een of ander onbereikbaar ideaal om het geluk te vinden, maar dat hij dit hier en nu kan treffen, in het beroep dat hij uitoefent. Whitman werkt dat idee uit tot een tekst die de arbeidsvreugde bejubelt en aantoont dat de mens voldoening kan vinden in de diversiteit van het bestaan. Zowat alle denkbare beroepen komen aan bod en daardoor ook alle activiteiten die Amerika rijk is.
Een van die activiteiten is natuurlijk die van de politicus, want zoals Emerson wou, was Whitman eerst en vooral een politiek dichter die de vrijheid wou bezingen. Ieder mens is een bekroning van het leven, aldus Whitman, en de politiek moet dus steeds ten dienste van hem staan en niet omgekeerd. Hij vertrekt niet vanuit de vraag naar de beste staatsordening, maar wel vanuit die naar het systeem waarbij het individu zo weinig mogelijk macht dient af te staan, en dat is de democratie, maar wel met een paar voorbehouden, zoals we in ‘Beroepen bezongen’ kunnen lezen: ‘De president zit ginds in het Witte Huis voor jou… jij bent niet hier voor hem, / De ministers in hun departementen handelen voor jou… niet jij hier voor de ministers’, Leaves of Grass staat vol zulke politieke opmerkingen en ook in zijn later werk zou hij nog meermaals over de politiek schrijven, zoals bijvoorbeeld in Democratic Vistas wat een reactie was op Thomas Carlyles stelling dat de geschiedenis alleen door grote mannen gedragen wordt. Voor Whitman was dat heiligschennis. In zijn visie was het immers de kleine man die het werk deed. ‘Vrijheid, laat anderen de hoop in je verliezen… Ik verlies de hoop in je nooit’, schreef hij in Europa: het 72e en 73e jaar van deze staten, een gedicht dat wou afrekenen met het avondland dat in zijn aristocratische en burgerlijke verstardheid een groot deel van zijn bevolking het licht in de ogen niet gunde.
Expliciete seks
Maar natuurlijk was ook in Amerika midden negentiende eeuw niet alles peis en vree. Ook daar leefde immers een hele bevolkingsgroep in erbarmelijke omstandigheden: de zwarte slaven. Als jong journalist werkzaam voor The Patriot, een New Yorkse linkse arbeiderskrant, waarschuwde Whitman voor de zwarte golf die op komst was. Slaven werkten voor peanuts, zo schreef hij, en ze zouden de arbeidsovereenkomsten onder zware druk zetten. Hij wist duidelijk wie zijn publiek was, en dat waren geen zwarte slaven. De slavernij mocht zeker geen uitbreiding vinden naar de noordelijke staten en als het even kon, diende ze zelfs afgeschaft te worden vanwege de menselijke onwaardigheid ervan. Maar tezelfdertijd was hij een pragmatist die – net als Abraham Lincoln trouwens – wist dat het doordrukken van het abolitionisme de Unie van de Noordelijke en Zuidelijke staten in gevaar zou brengen. Dit afstandelijke gezichtspunt was voor Whitman niet langer houdbaar eens hij de slavernij zelf aan het werk gezien had. In 1848 trok hij voor drie maanden naar New Or- leans om daar een nieuwe krant op te richten. Hij was er getuige van een slavenveiling en werd meteen een groot tegenstander van dit soort mensenmarkten. In Ik zing het lichaam elektrisch, zijn ode aan het menselijk lichaam, komt hij daar op terug en is hij duidelijk over de relatie tussen blank en zwart: ook de zwarte vrouw is een moeder van moeders en de zwarte man een vader van vaders: ‘Wie het levende menselijke lichaam onteert of schendt is vervloekt.’
Ook al komt Whitman soms uit zijn boek naar voren als een intellectueel dichter, toch staat zijn poëzie stijf van de zinnelijkheid. ‘De geur van deze oksel is verfijnder dan een gebed’, schrijft hij bijvoorbeeld, en net zoals Robinson Crusoe in Michel Tourniers Vendredi ou les limbes du Pacifique de liefde bedrijft met zijn eiland, raakt Whitman in een bevredigende verstrengeling verwikkeld met de zee die zijn geliefde Amerika omspoelt. En er vloeit meer dan zeewater alleen. ‘Ik ben de dichter van het triviale en van het zonneklare en van het onfatsoen;’ staat er in Lied over mezelf te lezen, ‘Niet louter de dichter der deugd zelve, rond kom ik er voor uit mede dichter van de verdorvenheid te zijn: banaal’. En dat werd hem niet in dank afgenomen. Vooreerst hoorde grote poëzie natuurlijk niet banaal te zijn, die diende grote ideeën te bevatten, maar veel aanstootgevender was Whitmans voorliefde voor expliciete seks. Dat kon niet in 1855 en zijn bundel werd in de conservatieve pers dan ook neergesabeld als verdorven en pervers, goddeloos en een smet op het ongeschonden blazoen van Amerika. En dan waren ze meestal nog te onschuldig om het werkelijk perverse te zien: namelijk de homoseksualiteit waarin Leaves of Grass baadt – en die de dichter zo geliefd maakte bij Oscar Wilde natuurlijk.
Toen Whitman in New Orleans verbleef, had hij er bijvoorbeeld een stormachtige relatie met een man, waarover hij het gedicht Once I Pass’d Through a Populous City schreef dat pas in een latere versie van Leaves of Grass opgenomen werd en niet in de uit 1855 daterende oerversie. Alleen diende hij net voor publicatie de man waarop hij verliefd was te vervangen door een vrouw, anders kwam hij in moeilijkheden. Dat gebeurde trouwens toen hij later de openlijk erotische Children of Adam-cyclus opnam in zijn Leaves en het boek daardoor verboden werd in Boston. Whitman hield van mannen, van de arbeiders op de ferry’s tussen Brooklyn en Manhattan, van metselaars en schrijnwerkers, van brandweermannen en soldaten. Tijdens de burgeroorlog van 1861 tot 1865 verzorgde hij in de hospitalen van Wash- ington tussen de 80 en 100.000 Noordelijken en zijn grote liefde, Peter Doy- le, was ook al een soldaat, zij het een Zuidelijke, maar die affaire begon pas na de oorlog. Hoe beroemder Whitman echter werd, en dus hoe meer hij binnendrong in de bibliotheken van de middenklasse, hoe sterker hij aangevallen werd op zijn homoseksualiteit. In zoverre zelfs dat de man zich op het einde van zijn leven genoodzaakt zag mede te delen dat hij misschien wel nooit getrouwd was, maar dat hij toch zes kinderen had, waarvan er nog vier leefden.
Leaves of Grass is nu opnieuw in het Nederlands vertaald. Wat daarbij met- een opvalt, is dat Whitmans inleiding weggelaten is. De dichter begon zijn boek immers met een bladzijde of twintig proza waarin hij op zijn typische onnavolgbare manier uitleg gaf over zijn poëtica waarvan de bundel een voorbeeld was en bijvoorbeeld inging op de relatie tussen de poëzie en de oprukkende wetenschap en techniek – die hij trouwens op de voet volgde, denken we maar aan het latere Passage to India, een lofzang op ingenieurs en architecten – en hij nogal bevlogen schreef over het nakende uitsterven van de priesters en hoe die door de dichters vervangen zouden worden: ‘A new order shall arise and they shall be the priests of man, and every man shall be his own priest.’Dat deze inleiding de lezer wel eens iets zou kunnen bijbrengen of ten minste omwille van de historische accuratesse bewaard diende te worden, ging blijkbaar aan de samenstellers voorbij. Jacob Groot en Kees ’t Hart weten alleen te melden dat ze haar te wijdlopig vonden en vreesden dat ze de aandacht te veel van de poëzie zou afleiden.
Gedoe in mijn tuin
Een tweede opmerkelijke zaak is dat Grasbladen het werk is van een hele groep beroemde Nederlandse en Vlaamse schrijvers, gaande van Huub Beurskens, over Gerrit Komrij, Toon Tellegen en Peter Verhelst, tot Simon Vinkenoog en Menno Wigman. De verscheidenheid aan stemmen die Whitman laat horen, zo schrijven de samenstellers in hun inleiding, vroeg immers om meer dan één enkele vertalerspen. Op zich is daar misschien wel iets voor te zeggen en op papier zal dat een prachtig idee geweest zijn, alleen heeft dit tot een bijzonder heterogeen en kwalitatief wisselvallig resultaat geleid. Judith Herzberg vertaalt bijvoorbeeld heel trouw aan de oorspronkelijke tekst en verdwijnt daardoor in de achtergrond, wat ook zo hoort bij een vertaling. Anneke Brassinga daarentegen schrikt er niet voor terug ‘ I peeringly view them from the top’te vertalen als ‘Ik stalk ze vanaf de top’. ‘ The runaway slave came to my house and stopped outside, / I heard his motions crackling the twigs of the woodpile‘, wordt dan ‘Er was gedoe in mijn tuin, brekende twijgjes, iets schuifelde langs. / Ik trok een doodverlegen man uit het hout.’ Dit is toch meer dan een vertaling dunkt me, en dat is nog niets in vergelijking met anderen die opeens over ‘minkukels en een ‘dertiende maand’ beginnen. Enige historische waar- achtigheid lijkt me bij het vertalen niet overbodig. Helemaal gortig maakt Ilja Leonard Pfeijffer het in zijn vertaling van To think of Time, waarin hij Whitmans verzen verhas- pelt tot een soort Finnegan’s Wake-achtig koeterwaals dat niets meer met het origineel te maken heeft en waardoor je blij bent dat dit origineel op de linkerpagina’s van het boek staat zodat je het Nederlands op de rechterpagina rustig mag vergeten. Het resultaat doet denken aan de Odyssee herverteld door William Burroughs, maar of Whitman daarmee gediend is, is nog maar de vraag natuurlijk. Op zich is wat Pfeijffer doet natuurlijk wel interessant. Waar stopt de tekst van de schrijver en waar begint het werk van de vertaler te overheersen, zo vraag je je af bij het lezen van zijn vertaling. En daar kan inderdaad heel wat over gezegd en geschreven worden, alleen moet hij dat dan maar eens in een essay doen natuurlijk. Dit was niet de plaats om origineler dan Whitman te willen zijn. Hier hoorde trefzekerheid thuis en geen opschepperij. Achter al die verschillende stemmen van Leaves of Grass zat telkens diezelfde Walt Whitman verscholen die eenheid in de diversiteit wou vinden. Achter de stemmen van de vertaling treffen we echter telkens een ander persoon aan, soms zelfs eentje met profileringsdrang. Van eenheid is hier geen sprake meer.
Door Marnix Verplancke
‘Ik ben de dichter van het triviale en van het zonneklare en van het onfatsoen.’