Heeft hij de bui zien hangen? Het onverwachte vertrek van de gedelegeerd bestuurder van de VRT roept vragen op. In een exclusief interview blikt Bert De Graeve nog één keer terug – en vooruit. ‘Ik hoor steeds meer stemmen opgaan om het primaat van de politiek te herstellen en de VRT opnieuw aan de ketting te leggen.’
De parabel is van voormalig televisiewoordvoerder Bob De Groof, maar hij vertelt hem graag na. ‘Het volk stond te wachten aan de rand van de afgrond. De leider kwam, en het volk verwachtte dat hij hen zou wegleiden van de afgrond. Maar de leider duwde, duwde en duwde de massa naar de afgrond. Hij duwde ze over de rand en toen stelde het volk ineens vast dat het kon vliegen. Dat is het VRT-verhaal van de afgelopen zes jaar. En ik hoop dat ze mogen blijven vliegen.’
Zijn overstap naar de multinational Bekaert noemt hij – hoe kan het ook anders – ‘een uitdaging’. Het kan raar lopen. Zijn vader zei vroeger altijd: ‘Als je nie’ wil leren, pak je carnassière en je pulle en ga bij Bekaert werken.’Maar Bertje leerde goed. Gouden Bertje: hij rolde van het ene succesverhaal in het andere. Hij reanimeerde de openbare omroep, en tijdens zijn afscheidsspeech vorige week stonden volwassen kerels ongegeneerd te snotteren: de VRT blijft verweesd achter.
Zes jaar geleden was het personeel nochtans niet echt blij met uw komst.
Bert De Graeve: Dat is nog vriendelijk gezegd. Mijn eerste dag op de VRT zal ik nooit vergeten. Die kilte. Dat ongeloof. Wat komt die snotaap van 41 hier uitrichten? Ze noemden mij ‘die boekhouder’, ‘de kabelsleper van Shanghai’, en dan – met voldoende verachting in hun stem – ‘de topmanager’. Die sfeer hing in dit huis. Mijn bureau was compleet leeg. Alleen die affreuze schilderijtjes met zichten op de Nete (een erfenis van zijn voorganger Cas Goossens – nvdr.) hingen er nog.
Eigenlijk was ik niet welkom. Gelukkig heb ik de tijd genomen, mijn eerste honderd dagen, om te praten met de mensen. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt. Er heeft hier toen iemand zitten huilen, omdat hij voor het eerst in dertig jaar kon vertellen wat hij hier deed. Dat is me bijgebleven.
Maar voor de vakbonden was u toch ’the bastard from out of town’ die orde op zaken kwam stellen?
De Graeve: Wellicht kon alleen iemand van buitenshuis een scherpe analyse maken en daar naar handelen. Er waren hier wantoestanden, waarbij mensen ondermaats presteerden. Dat was allemaal perfect reglementair, het was gewoon historisch zo gegroeid, maar het werkte verlammend. Ik heb toen met de vakorganisaties een deal gemaakt en gezegd: óf ik breng die wantoestanden naar buiten, óf we lossen ze samen op.
U kreeg wel eerst ’n staking aan uw broek.
De Graeve: We zijn twee keer ‘zwart gegaan’. Het ging niet van een leien dakje, maar dat was ook logisch: eerst moesten de terreinen worden afgebakend. En er leefden natuurlijk grote vragen. Moest de VRT worden geprivatiseerd? Hoe ver konden we daarin gaan? Ook binnen de nieuwe raad van bestuur was er niemand die dat wist. In zes maanden tijd moest ik een plan bijeenschrijven voor de komende vijf jaar. Het kostte moeite om de vakbonden ervan te overtuigen dat ik het met de VRT zelf wou doen, en niet alles zou outsourcen en afsplitsen, zoals McKinsey had gezegd. Ze begrepen ook dat daar een prijs moest voor betaald worden.
Namelijk: het ontslag van een paar honderd mensen.
De Graeve: De truc met de duif was dat het personeel mocht uitstappen, maar dat niemand werd vervangen. Zo van: ‘Wie kan aantonen dat hij niet hoeft vervangen te worden, mag gaan.’ Dat is de snelste re-engineering die je kunt bedenken. Jan Ceuleers (voormalig directeur-generaal van de televisie – nvdr.) had het altijd over ‘de 200 spoken van de VRT’. Dat bleken er in werkelijkheid 420 te zijn.
Er was ook de politiek die graag zijn klauw legde op de VRT, via de raad van bestuur. Hoe ging dat in zijn werk?
De Graeve: Je moet dat in zijn tijdskader zien. Wat was destijds de motivatie om de BRT los te laten? Had dat te maken met het feit dat men veertig of vijftig jaar lang aan de macht was geweest en dat men het zich kon veroorloven de omroep zijn gang te laten gaan? Of waren de problemen toen zo groot, dat iemand ze maar moest opruimen? Ik heb me wel eens afgevraagd hoe de politici van toen vandaag zouden reageren, nu het weer goed gaat met de VRT. Die vraag kan je niet beantwoorden, maar ze is wel interessant.
Hebt u het gevoel dat de klok wordt teruggedraaid?
De Graeve: Ik weet niet in welke mate het persoonsgebonden of conjunctuurgebonden is, maar ik merk wel een verschuiving. De voorbije jaren had de politiek bij de VRT alleen nog een bewakingsrol, waarbij werd gecontroleerd of de middelen die ons ter beschikking werden gesteld op een correcte wijze werden aangewend. Verder bemoeide de politiek zich nergens mee en zo hoort het ook. Maar nu hoor ik stemmen opgaan om het primaat van de politiek te herstellen en de VRT opnieuw aan de ketting te leggen.
Op een besloten ‘nieuwsdag’ van de VRT zou u hebben gezegd dat u beducht was voor ‘een Schouppe-scenario’. Wat bedoelde u daarmee?
De Graeve: Als een overheidsmanager zijn contract niet nakomt of niet voldoet, dat ze dan zijn contract verbreken, de opzegvergoeding betalen en daarmee uit. Dat is consequent en fair. Maar daar schrikt men voor terug, en dus probeert men de persoon in kwestie zijdelings schade te berokkenen. Collateral damage heet zoiets tegenwoordig.
Heeft men pogingen gedaan om de VRT te kortwieken?
De Graeve: Natuurlijk, maar we hebben daarover onderhandeld en dat aanvaard. We kunnen nu wel zeggen dat we het plafond voor de radioreclame op de VRT (maximaal 50 miljoen euro per jaar – nvdr.) unfair vinden, maar we hebben daarover een afspraak en daarmee uit. Omgekeerd moet men ook niet opnieuw beginnen te zeuren over de vermeende oneerlijke concurrentie die de VRT de commerciële omroep zou aandoen.
De beheersovereenkomst met de overheid werd algemeen gezien als een overwinning voor de VRT. Maar u hebt zich toen groen en geel geërgerd aan het feit dat Christian Van Thillo, topman van De Persgroep en van VTM, over die beheersovereenkomst is gaan klagen bij onder meer Patrick Dewael. Steekt het u dat u de minister-president amper te spreken krijgt?
De Graeve: Ik hóéf hem niet te spreken. In de hiërarchie van de VRT heb je de raad van bestuur en de aandeelhouder, de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de mediaminister. Met hem heb ik onderhandeld. Mijn ergernis gold het feit dat er blijkbaar nood bestond aan toelichting bij de beheersovereenkomst en dat die toelichting niet door mezelf of niet door onze raad van bestuur werd gegeven, maar door onze concurrent. En die concurrent verstrekte dan ook nog eens de verkeerde gegevens.
Verklaart dat uw uitval naar Van Thillo in uw nieuwjaarstoespraak?
De Graeve: Onder andere. Ik ben van nature nogal soepel, ik haal alleen uit als ik het gevoel heb dat er een grens wordt overschreden. Ik heb simpelweg willen aangeven dat de concentratiebeweging in onze pers een gevaar inhoudt. Waar ik me echt zorgen om maak, dat is de collusie tussen media en politiek. In Italië is die misschien nog groter dan in Vlaanderen, maar daar beseffen ze het tenminste. Hier steken we onze kop in het zand en zeggen we: ja maar, als we niet mogen concentreren, dan hebben we binnenkort geen eigen pers meer. Wat zit daar achter? Ik vraag me af wat er erger is: een eigen pers die dient als instrument om politiek te bedrijven, of een pers die misschien onder de hoede staat van buitenlandse aandeelhouders, maar die tenminste mag schrijven wat ze wil. Merk je nu dat Humo niet langer in Nederlandse maar in Finse handen is? Ik niet.
Waar merkt u die collusie?
De Graeve: Een voorbeeldje. Naar aanleiding van mijn ontslag schreef de hoofdredacteur van een bepaalde krant (Rudy Collier in De Morgen – nvdr.) een stukje waarin hij zei: het moet toch erg zijn geweest dat het nieuws van De Graeves ontslag eerst door de concurrerende zender VTM bekend werd gemaakt. Door dat te schrijven, bewijst hij niet alleen de mensen hier pijn te willen doen, maar ook dat er een probleem is. Want de personen die VTM ingelicht hebben, zitten niet in dit huis. Op het moment dat VTM het nieuws verspreidde, zat ik met de VRT-directie en de hoofdredacteuren van onze nieuwsdiensten rond de tafel om hen op de hoogte te brengen van mijn ontslag.
Het nieuws werd dus vanuit politieke kringen naar VTM gelekt?
De Graeve: Juist. Ik heb dat hier niet rondgebazuind.
Diezelfde hoofdredacteur schreef ook: we hopen dat hij zijn vijanden niet te veel zal missen.
De Graeve: Ach, ik houd wel van competitie, maar ik betreur het dat discussies niet langer inhoudelijk worden gevoerd. Of ik mijn vijanden zal missen? Héb ik die dan? Christian Van Thillo is een aangenaam man in de omgang. Ik ga hem niet uit de weg. Ik ben zelfs naar zijn lunch-causerie gaan luisteren.
U gaat toch niet met hem paardrijden?
De Graeve: ( schaterend) Zo erg is het ook weer niet. Maar dat vijandbeeld klopt dus niet. Ik kan dat bewijzen aan de hand van alle samenwerkingsvoorstellen die we hebben geformuleerd. Jammer genoeg is VTM daar nooit op ingegaan. Competitie vecht je niet uit in de achterkamertjes van restaurants of in de kranten, maar op het scherm. En dan kan ik alleen maar constateren dat VTM ineens heeft afgehaakt. Ze maakten daar vorig jaar 20 miljoen euro winst. Met zo’n bedrag maken we hier briljante programma’s. Zelfs met 10 miljoen. Maar bij VTM hebben ze kennelijk andere prioriteiten. Ze hadden op de inhoud en op kwaliteit moeten repliceren. En dan kan ik voorbeelden geven van mismanagement, van mensen die bij VTM miscast zijn.
Aan wie denkt u?
De Graeve: Het is duidelijk dat klasbakken als Goedele Liekens en Koen Wauters bijvoorbeeld niet optimaal worden gebruikt. En als ze bij VTM gigantische sommen betalen voor een filmpakket om te verhinderen dat wij het zouden hebben, vraag ik me toch af of dat geld goed besteed is. Ik vind niks uit. Je hoeft maar naar de gepubliceerde jaarrekeningen te kijken om te weten over hoeveel miljard het ging.
Had u ooit de indruk dat mensen in de raad van bestuur van de VRT de belangen van VTM verdedigden?
De Graeve: Verdedigen is een zwaar woord. Want dat zou betekenen dat er onderzeeërs in de raad van bestuur zouden zitten. Dat gevoel heb ik zeker niet…
Maar…?
De Graeve: …maar het klopt dat de kritiek op de VRT die in bepaalde kringen leeft op onze raad van bestuur naar voren werd gebracht. Sommige vragen zijn legitiem, zelfs al zouden ze vanuit het concurrerende kamp komen. Als men wil weten of de sportrechten die de VRT betaalt in verhouding staan met de belangstelling van het publiek, is dat een terechte vraag. Ook al stond diezelfde vraag een dag eerder in een bepaalde krant. Waar ik het moeilijker mee heb, is dat men durft te suggereren dat wij onze opdracht niet naar behoren zouden uitvoeren en het uitgestippelde politieke beleid niet zouden willen vertalen. Want dat klopt niet. Ik wil correct geëvalueerd worden, zowel door het parlement als door mijn raad van bestuur. Ik zeg het nu misschien wat cassant, maar soms moet je de moed hebben om duidelijk te zijn als je wilt dat je boodschap overkomt.
Hoe lang kan de VRT nog op eigen vleugels vliegen?
De Graeve: De plannen van de overheid – of het nu om Copernicus gaat of om Beter Bestuurlijk Beleid Vlaanderen – zijn misschien een vooruitgang ten aanzien van wat nog in bepaalde administraties leeft, maar als men ze zou willen toepassen op de VRT zou dat leiden tot een terugschroeven van de dynamiek die hier op alle niveaus is ontstaan en die heeft toegestaan dat de mensen gingen vliegen. Er heerst hier een publieke bedrijfscultuur en de mensen zijn vol zelfvertrouwen. Zoals ik al zei: het gaat om mensen die zes jaar geleden nog voor de afgrond stonden.
Vreest u voor de operationele onafhankelijkheid van de VRT?
De Graeve: Ik hoop maar dat men zal blijven beseffen dat je de VRT niet op dezelfde manier kunt runnen als een museum of een wetenschappelijke instelling. Je moet van de overheidsdiensten geen eenheidsworst maken. Als de VRT nu een succesverhaal is, zou men er goed aan doen eens te analyseren hoe dat komt. De neiging bestaat om alles opnieuw te centraliseren en onder controle te brengen. Daar zijn stapels papier over in omloop. Er circuleren allerlei ontwerpen voor nieuwe raamakkoorden, waar je niets tegen in kan brengen. Je moet een goed human-resourcesmanagement hebben, zeggen ze dan. Ja, dat zal wel. Maar wat heeft hier voor een doorbraak gezorgd? In de eerste plaats het feit dat mensen hier op contractbasis konden werken. Als ik dan merk dat men nu opnieuw voor statutairen lijkt te kiezen, baart me dat zorgen. Ligt het aan de kostprijs? Is het een onderdeel van een ideologie? Ik weet het niet. Let op, ik zeg niet dat statutairen geen goeie werknemers zijn. Maar je krijgt wel een andere dynamiek als je kiest voor een contractuele werkomgeving. Het zelfvertrouwen van de mensen groeit omdat ze weten dat ze een marktwaarde krijgen, dat ze kunnen in- en uitstappen. Wat de VRT als publieke onderneming uniek maakt, is dat de mensen hier nu uit overtuiging werken.
Heeft de hernieuwde bemoeizucht van de politiek meegespeeld bij uw beslissing om te vertrekken?
De Graeve: Het aanbod om naar Bekaert te gaan, was een mooie opportuniteit en die heb ik genomen. Maar door mijn vertrek verdwijnt het probleem natuurlijk niet. Misschien hoopten sommigen dat ik de strijd zou aangaan. Maar wie ben ik om te zeggen dat de Vlaamse regering misschien een verkeerde keuze maakt? Dat is mijn rol niet. Ik denk dat we afstevenen op een patstelling. Om de VRT aan nieuwe regels te onderwerpen, zal men toch eerst het decreet moeten herschrijven, en dat zie ik nog niet van vandaag op morgen gebeuren.
De Vlaamse regering lijkt daarover niet zo eensgezind te zijn. Het is een publiek geheim dat mediaminister Van Mechelen niet helemaal op dezelfde lijn zit als minister-president Dewael.
De Graeve: Die verschillen lijken me normaal, zoals het mij ook niet verbaast dat Eric Van Rompuy (CD&V) bijvoorbeeld mijn analyse over de mediaconcentratie niet deelt. Hij ziet dat puur economisch. Tussen Van Mechelen en mij heeft het altijd geklikt, omdat we beiden de echte basisreden van het VRT-succes onderkennen en hij zich nooit met de programmering heeft bemoeid.
U hebt het vaak over het ‘maatschappelijk engagement’ van een overheidsmanager. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
De Graeve: Hij moet aanvaarden dat de samenleving meer is dan een optelsom van individuen met hun eigen kleine verlangens. Als het parlement heeft bepaald welke diensten aan de samenleving moeten worden verleend, dan moet een overheidsmanager niet proberen die beslissing uit te hollen. Hij is er niet om een dienst te privatiseren, maar om die dienst zo goed mogelijk te runnen. Als je een dienst wilt afschaffen, doe dat dan ook, liefst op een correcte manier. Als je geen spoor, geen post, geen publieke omroep meer wilt, beslis dat dan. De overheidsmanager moet zorgen dat de middelen die hij krijgt maximaal en op de meest winstgevende manier worden aangewend voor het publiek.
Overheidsmanagers hebben een kwade roep. Komt dat alleen door die gigantische salarissen?
De Graeve: Dat is weer die collateral damage waar ik het al over had. En er worden niet altijd de juiste mensen aangeworven: men zoekt naar een profiel dat zal renderen, en men vergeet het maatschappelijke engagement te testen.
Komt veel ellende niet voort uit het feit dat de politiek aan de ene kant een manager wil die de zaak laat draaien, maar aan de andere kant ook graag zelf een vinger in de pap wil? Op een gegeven moment kwam ook de minister van Cultuur zich nog eens met uw beleid bemoeien.
De Graeve: Dat soort dingen is lastig, ja. Je kan de overheid niet ontzeggen dat ze, zoals in ons geval, aandeelhouder is. Maar dat komt één keer per jaar aan de orde, bij de evaluatie in het parlement, en om de vijf jaar bij het afsluiten van de beheersovereenkomst. Daar moet het bij blijven. Er is een raad van bestuur die de zaak in het oog houdt, en je komt niet om de haverklap terug op de gemaakte afspraken. Maar ach, ze doen maar wat ze niet laten kunnen. Als de overheid de autonomie van de VRT opnieuw wil inperken, dan moet ze dat maar doen.
Maar dan zonder De Graeve.
De Graeve: Dat in ieder geval.
Vreest u dat uw opvolger iemand naast zich zal moeten dulden die een tweede handtekening moet zetten, zoals bij de NMBS?
De Graeve: Ik kan me niet voorstellen dat ze zó dom zouden zijn. Want dan gaat die enorme positieve kracht van het overheidsapparaat compleet verloren. Als je vertrouwen geeft, dan moet dat totaal zijn.
Als gedelegeerd bestuurder van de VRT bent u ook een Bekende Vlaming geworden. Hebt u daaronder geleden?
De Graeve: Zeer zeker. Ik hoop dat ik binnenkort weer rustig naar het restaurant of naar de winkel kan. Uiteindelijk is dit toch ook maar een onderneming. Ik zal de VRT missen, maar niet het spektakel eromheen.
Het was toch uw eigen keuze om op te treden in ‘Schalkse Ruiters’?
De Graeve: De druk was zo groot geworden dat ik het imago van de VRT zou hebben geschaad als ik was blijven weigeren. Ik voelde me er zeer ongemakkelijk bij. Maar het is uiteindelijk toch goed afgelopen?
Volgens de jongste krantenberichten wordt u tegenwoordig zelfs van charisma verdacht.
De Graeve: Ik geef graag leiding. Vijftien jaar bij de scouts, voetbal gespeeld in het dorp, bij de jezuïeten gezeten waar ze erin stampten dat je altijd beter moet worden en vooruit moet gaan. Ik heb daaraan geen trauma overgehouden. De wereld ligt open, je moet dat maar pakken. Ik heb in Zuid-Afrika gewerkt op bouwwerven, in China met fabrieksarbeiders. Ik geniet ervan met mensen zaken te realiseren waarin ze zelf niet geloven.
Wat mij in Vlaanderen stoort, is dat eeuwige doemdenken. Iemand zei me: wij hebben de ideologie van het grasveld, het moet continu afgemaaid worden. Er mag geen sprietje hoger dan een ander. Terwijl wij ontzettende mogelijkheden hebben. We hebben hier op de VRT jonge mensen, ingenieurs, laten werken aan een maatschappelijk project dat relevant is, en ze hebben geen auto gekregen, geen buitenissige salarissen. Maar toch geloofden ze erin. En het staat er. Natuurlijk hadden we kunnen mislukken, maar ik heb in China geleerd dat mislukken geen doodzonde is. Angst is de slechtste raadgever die ik ken.
Piet Piryns, Rik Van Cauwelaert