Het debat over de financieringswet in de onderhandelingen over een nieuwe staatshervorming komt niets te vroeg, vindt minister Guy Vanhengel. ‘Maar dat ze in godsnaam niet voortborduren op de huidige regeling en hun tijd nemen om tot een transparante methode te komen.’
‘Men is bij de kern van de zaak beland: het geld. Le nerf de la guerre en politique, c’est le frique‘, zegt ontslagnemend minister van Begroting Guy Vanhengel (Open VLD). In de onderhandelingen tussen N-VA, SP.A, CD&V, Groen!, PS, CDH en Ecolo over een nieuwe staatshervorming ligt sinds vorige week de financieringswet op tafel. Die wet van 1989 regelt de geldstromen van de federale overheid naar de gewesten en gemeenschappen.
Voor de Vlaamse partijen is de overheveling naar de deelstaten van bevoegdheden zoals werkgelegenheid, gezondheidszorg en kinderbijslag een belangrijke stap. Maar ze willen ook dat die deelstaten meer instaan voor hun eigen inkomsten en meer waken over de doelmatigheid van hun uitgaven. De Franstalige partijen huiveren, en preformateur Elio Di Rupo (PS) temporiseert.
Toch kan het ook voor Guy Vanhengel niet anders. Terwijl zijn partij sinds de verkiezingen van 13 juni in de rol van toeschouwer is gedrongen, houdt hij in de ontslagnemende regering de evolutie van de inkomsten en uitgaven in het oog. Volgens het Monitoringcomité voor de Begroting, met topambtenaren van alle federale overheidsdiensten, dreigt het tekort dit jaar 1,3 miljard euro hoger uit te vallen dan begroot. Vanhengel: ‘We hebben inderdaad een probleem met de ontvangsten. Het econometrisch model van Financiën is iets te positief geweest.’
U vindt een overschatting van de fiscale ontvangsten met 1,6 miljard ‘iets te positief’?
GuyVanhengel: Bij de opmaak van de begrotingen voor 2010 en 2011 in oktober vorig jaar is hard gediscussieerd. Ik heb toen gewaarschuwd dat de ontvangsten uit de btw en de vennootschapsbelasting hoger werden ingeschat dan economisch mocht worden verwacht. Sindsdien krijgen we van het Monitoringcomité maandelijks een stand van zaken. Voor juli is al een verbetering merkbaar. Maar voor een reeks uitgaven moeten we de vinger op de knip houden, en bij een controle van de begroting in september kunnen we extra ingrijpen.
Nog volgens het Monitoringcomité moet tegen 2015 niet 22 maar 25 miljard bespaard worden.
Vanhengel: Als de begrotingsdoelstelling voor 2010 (een tekort van 16,7 miljard, nvdr.) wordt gemist, dan tikt dat exponentieel aan in de komende jaren. We moeten die doelstelling dus zeker halen. Dat is mogelijk als alle collega’s in de ontslagnemende regering hun verantwoordelijkheid nemen. Drie van de partijen in die regering – CD&V, PS en CDH – onderhandelen trouwens mee over een nieuwe coalitie. Zij hebben alle belang bij budgettaire discipline, want de nieuwe regering staat voor het enorme karwei om met alle overheden samen – federaal, regionaal en lokaal – weer een begrotingsevenwicht te bereiken.
SP.A-begrotingsspecialist John Crombez zegt dat u het allemaal veel te mooi voorstelt. Hij noemt u een vervalser.
Vanhengel: Hoe zegt Bart De Wever (N-VA) dat weer? De minimis non curat praetor. Over de begroting heb ik heus geen lessen te krijgen van de SP.A.
In de eurozone zijn er betere groeicijfers en in ons land is er een piek van bijna 4,5 miljoen mensen die werken. Maar omdat er ook nog altijd ruim 400.000 werklozen zijn, blijft een gunstig effect voor de begroting uit.
Vanhengel: Dat wijst meteen ook op een aspect dat onvoldoende aan bod komt in de discussie over een grotere verantwoordelijkheid van de gewesten voor het arbeidsmarktbeleid. Aan Vlaamse kant wordt daarbij vooral gekeken naar het aantal geactiveerde werkzoekenden. Maar een andere belangrijke parameter is het aantal banen dat in verhouding tot de bevolking wordt gecreëerd. Een vergelijk tussen Vlamingen en Franstaligen over een verdere regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid is meer haalbaar op basis van beide parameters.
Snel na uw aantreden als minister van Begroting in juli 2009 zei u dat de federale overheid ‘virtueel failliet’ was. Maar aan het PS-taboe op besparingen in de sociale zekerheid heeft ook u niet kunnen raken. Integendeel, de federale overheid houdt het stelsel met extra miljarden overeind.
Vanhengel: Die bijkomende dotaties (2,55 miljard in 2010 en 2,77 miljard in 2011, nvdr.) moeten vermijden dat de beheerders van de sociale zekerheid zware leningen moeten aangaan om de tekorten weg te werken, en dat de rentelasten op die schulden nadien wegen op ons systeem van sociale bescherming.
Maar daarnaast heb ik in overleg met minister van Sociale Zaken Laurette Onkelinx (PS) 1 procent kunnen afknijpen van de jaarlijkse groeinorm van 4,5 procent voor de uitgaven van de ziekteverzekering, hoewel die norm is opgenomen in het regeerakkoord. Op die manier voegen we in de gezondheidszorg 600 miljoen toe aan een toekomstfonds voor de vergrijzing en wordt de overheidsschuld met 800 miljoen afgebouwd.
Wat helpt dat, als de tekorten in de so-ciale zekerheid ook na 2011 boven de 5 miljard blijven uitstijgen?
Vanhengel: De sociale zekerheid moet financieel snel weer in balans zijn. Dat is de voorwaarde voor de extra dotaties in 2010 en 2011. De sombere ramingen van het Monitoringcomité stoelen op de stijgende kosten van de vergrijzing, maar ook op een ongewijzigd beleid. Dat laatste is niet denkbaar. Ook de sociale zekerheid kan in de komende jaren niet ontsnappen aan fundamentele ingrepen.
Andere cijfers van het Monitoringcomité tonen aan dat de kas voor de werking van de federale overheid vanaf 2012 helemaal leeg is (zie Knack nummer 33). Daarvoor worden de paarse regeringen van Guy Verhofstadt (Open VLD) met de vinger gewezen. Die hebben de belastingen en sociale lasten verlaagd, maar tegelijk de uitgaven verhoogd door de staatshervorming van 2001, een welvaartsaanpassing van de uitkeringen en een grotere alternatieve financiering van de sociale zekerheid.
Vanhengel: Die elementen worden telkens weer opgerakeld, maar het effect van die maatregelen – onder paars zijn er jaarlijks 50.000 jobs bijgekomen – wordt nooit vermeld. Ze waren bedoeld om de taart groter te maken en zo de overheidsfinanciën te saneren. Maar de financiële en economische crisis heeft die logica doorbroken. Alleen zijn het Lambermontakkoord van 2001 over de extra financiering van de gemeenschappen en de verhoging van de sociale kosten toen niet teruggeschroefd.
Alle traditionele partijen zijn in de voorbije tien jaar bij het beleid betrokken geweest, en elke regering handelt op basis van het moment en de middelen die er zijn. Wie kon in 2000, 2005 of 2007 de bankencrisis voorspellen? Het heeft geen zin om met als- en indienvragen terug te keren naar het verleden. Als mijn tante wieltjes zou hebben gehad, was ze een skateboard geweest. De vraag moet zijn: waar staan we nu en hoe gaan we om met de gewijzigde omstandigheden?
Als minister van Begroting heb ik onmiddellijk gezegd dat het onmogelijk zou zijn om de overheidsfinanciën op orde te zetten zonder een herziening van de financieringswet. Haar houdbaarheidsdatum is al lang verstreken. Door die wet stijgen de dotaties aan de deelstaten zelfs bij een negatieve groei. Dat probleem wordt enkel groter als een nieuwe staatshervorming nog meer bevoegdheden en middelen zou overdragen naar de gewesten en gemeenschappen, zonder hen financieel en fiscaal meer verantwoordelijk te maken. Dan zit de federale overheid straks volledig op haar tandvlees, terwijl ze moet opdraaien voor de afbetaling van de overheidsschuld en voor de financiering van de kosten van de vergrijzing.
De onderhandelingen over een nieuwe staatshervorming blokkeerden vorige week net op een herziening van de financieringswet.
Vanhengel: Al wie begaan is met de overheidsfinanciën, weet dat het die richting moet uitgaan. Maar dat ze in godsnaam niet voortborduren op de bestaande regeling en hun tijd nemen om de financieringsmethode transparanter te maken en de deelstaten te responsabiliseren. Mits er een correcte brug komt tussen de ontslagnemende en de nieuwe regering is er dan vier jaar om een en ander door te voeren en kan in 2015 iedereen op alle niveaus – federaal en regionaal – met een min of meer propere lei naar de kiezer.
Toen de Vlaamse partijvoorzitters een herziening van de financieringswet aankaartten, reageerde Di Rupo bijzonder ontstemd. Dat ging volgens hem in tegen een herenakkoord met N-VA-voorzitter De Wever.
Vanhengel: Het is bizar dat de twee winnaars van de verkiezingen met elkaar overeengekomen zouden zijn om een gesprek over de financieringswet uit te stellen tot aan de begrotingsopmaak voor 2011 en de jaren nadien. Alsof het hier om een financieel-technisch akkefietje gaat. Naast het overhevelen van nieuwe bevoegdheden en de bijbehorende middelen, moeten de deelstaten meer hun eigen boontjes doppen en meer de effecten – positief of negatief – van hun beleid voelen. Anders verandert alleen het loket voor de uitgaven en vervalt men opnieuw in de ziekte van de huidige financieringswet, met oplopende dotaties en een federale overheid die geen enkele vat heeft op de besteding van al dat geld.
Met zijn verongelijktheid wilde Di Rupo kennelijk ook camoufleren dat hij zelf een minimale aanpassing van de financieringswet had voorgesteld, maar dan op zo’n manier dat de Vlaamse Gemeenschap tegen 2020 ongeveer 1,2 miljard minder zou krijgen.
Vanhengel: De toestand is te ernstig voor dergelijke tactische nummers. De tijd van theater is voorbij. Maar wat mij nog veel meer gestoord heeft, is de communicatie van Di Rupo dat een nieuwe staatshervorming geen enkel gewest en geen enkele gemeenschap armer mag maken. Waar wil hij die 25 miljard euro dan vinden? Als dat bedrag niet alleen van de federale overheid kan komen, moeten ook de deelstaten en de sociale zekerheid het met minder stellen dan nu. Als Di Rupo daarentegen vasthoudt aan zijn credo en de gewesten en gemeenschappen niet hoeven bij te dragen, is de enige mogelijkheid om de overheidsfinanciën nog te saneren een zware federale belastingverhoging. Met als gevolg dat iedereen – Vlamingen, Walen, Brusselaars, Duitstaligen – fors moet inleveren en armer wordt.
Begrijpt u de defensieve opstelling van de Franstaligen, die vrezen voor een verarming als de financieringswet wordt herzien?
Vanhengel: Die reactie heeft veel te maken met de verschillende institutionele invulling in het noorden en zuiden van het land. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement houden zich bezig met zowel gewest- als gemeenschapsbevoegdheden. Bij de Franstaligen is er een dualiteit tussen het Waalse en het Brusselse Gewest aan de ene kant en de Franse Gemeenschap aan de andere. De problemen die daarmee samenhangen, hebben ze altijd opgelost zonder zich te verdiepen in de mechanismen van de financieringswet. Als die nu ter discussie worden gesteld, zijn de Franstaligen bang dat hun accords intrafrancophones op de helling worden gezet.
Toch zou het terugdringen van die institutionele wirwar ook voor hen goed zijn. De Vlaamse partijen van hun kant moeten zich dan wel bewust zijn van de ingewikkeldheid van die oefening en geen voorstellen doen waarvan je op voorhand weet dat ze de Franstaligen in een moeilijk parket brengen. Dat is ook de reden waarom ik vaak hamer op het studiewerk van econoom Robert Deschamps van de Universiteit Namen over een wijziging van de financieringswet. Hij kan er moeilijk van verdacht worden de Franstaligen te willen verarmen.
Naast het voorstel van Deschamps zijn er ook modellen van de Leuvense denktank Vives en van Eric Kirsch, nu kabinetschef van premier Yves Leterme (CD&V) en in 1989 een van de architecten van die wet. Al die scenario’s steunen op de personenbelasting om meer fiscale autonomie aan de gewesten toe te kennen. Uw partijvoorzitter, Alexander De Croo, wil die ook voor de vennootschapsbelasting.
Vanhengel: De personenbelasting sluit het meest aan bij de bevoegdheden van de deelstaten, is technisch perfect te lokaliseren en wordt ook in andere federale staten gebruikt om correcties voor bijvoorbeeld pendelarbeid toe te passen. Meer regionale armslag voor de vennootschapsbelasting is theoretisch verdedigbaar, maar hoe doe je dat in de praktijk en hoe vermijd je fiscale concurrentie tussen de gewesten? Wie binnen een redelijke termijn de financieringswet wil herzien, concentreert zich nu het beste op een model met enkel de personenbelasting.
Bij een nieuwe staatshervorming zou een pakket van bijna 16 miljard euro aan bevoegdheden worden gesplitst. N-VA en CD&V willen dat de kinderbijslag en delen van de gezondheidszorg naar de gemeenschappen gaan. De andere partijen willen die bevoegdheden toewijzen aan de gewesten.
Vanhengel: Deze discussie botst op twee knelpunten. Het eerste is het gebrek aan kennis aan Vlaamse kant van de complexe institutionele evolutie die Jean-Luc Dehaene (CD&V) met het Sint-Michielsakkoord van 1992 aan Franstalige zijde in de hand heeft gewerkt. En ten tweede zijn de Franstaligen er stellig van overtuigd dat elke stap die de tweeledigheid van het land versterkt, een voorafname op de splitsing is. Door de ook voor Vlaanderen zo belangrijke notie van de territorialiteit is het volgens mij onvermijdelijk dat meer regionalisering voorrang krijgt op meer communautarisering.
Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is er een voorstel om de financiering met 500 miljoen te verhogen in ruil voor bestuurlijke vereenvoudiging.
Vanhengel: Dat zou een correcte deal zijn. Alleen moeten de Vlamingen niet uitpakken met het argument dat in het Brusselse Gewest en de negentien Brusselse gemeenten 1000 lokale en regionale mandatarissen elkaar voor de voeten lopen. In Vlaams-Brabant, dat ook ongeveer 1 miljoen inwoners telt, zijn er 3500 mandatarissen voor 35 gemeenten. De stad Leuven van keizer Louis Tobback (SP.A) telt minder inwoners dan Schaarbeek of Molenbeek.
Wél moet er orde geschapen worden in het institutionele kluwen in Brussel, met de federale overheid, het gewest, drie gemeenschapscommissies, gemeenten en OCMW’s, politiezones enzovoort. In een stedelijk gebied als Brussel kun je de dienstverlening beter in grotere gehelen organiseren. Kijk naar de Brusselse brandweer. Sinds alle lokale korpsen zijn samengevoegd, is het een van de best presterende brandweerdiensten in de wereld. Waarom zou dat ook niet kunnen voor de politie of voor het beleid inzake ruimtelijke ordening en mobiliteit? Omgekeerd kunnen lokaalgebonden minibevoegdheden van het gewest naar de gemeenten gaan. In het Brusselse regeerakkoord van 2009 is daarom een interne stadshervorming opgenomen. Nieuwe communautaire afspraken kunnen dat proces versnellen.
Di Rupo wil ook de verdeelsleutel voor de dotaties aan Brussel (80 procent Franstalig en 20 procent Nederlandstalig) veranderen. Hij denkt aan 93 procent en 7 procent.
Vanhengel: Met Open VLD hebben we eenmaal vrij en vrank gesproken met Di Rupo als preformateur. Ik heb hem toen al gezegd dat hij moet stoppen met die nijdige rekenkunde en omzichtig moet omspringen met de bestaande verdeelsleutel. Eén voorbeeld om dat te illustreren: van alle Brusselse leerlingen zit er nu 22 procent in een Nederlandstalige school en dat aantal zou nog veel hoger zijn bij een ruimer aanbod. Ook los van dat cijfer moet overigens voor Brussel met zijn jonge bevolking in onderwijs geïnvesteerd worden.
Op de as De Wever-Di Rupo zou ook afgesproken zijn om de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde snel en eenvoudig te evacueren: geen uitbreiding van Brussel, een versoepeling van de rondzendbrief-Peeters in de zes faciliteitengemeenten, inschrijvingsrechten voor hun Franstalige kiezers in Brussel, en een aparte procedure voor niet-benoemde burgemeesters.
Vanhengel: Daar teken ook ik voor. Het is een regeling gebaseerd op redelijkheid van beide kanten. Ze houdt rekening met de geschiedenis van de faciliteiten, ze laat Brussel intact als urbanistisch geheel en ze respecteert het belang dat Vlaanderen hecht aan het principe van de territorialiteit. Het bewijst dat veel kan als de politieke wil er is.
Denkt u niet: als het zo gemakkelijk kan gaan voor B-H-V, had Open VLD in april de stekker niet uit de regering-Leterme II hoeven te trekken?
Vanhengel: Er was toen veel meer aan de hand. B-H-V was het symptoom van een diepe malaise sinds de verkiezingen van 2007. Door af te haken, heeft Open VLD een momentum gecreëerd om het dit keer wel ernstig aan te pakken. En als dat gebeurt, willen we ook vanuit de oppositie goede oplossingen steunen want voor het land is dit zowel institutioneel als budgettair een cruciaal moment.
DOOR PATRICK MARTENS / FOTO’S FRANKY VERDICT
‘Als Di Rupo niet wil dat de gewesten en gemeenschappen bijdragen, is de enige uitweg een zware federale belastingverhoging.’
‘Door af te haken, heeft Open VLD een momentum gecreëerd om het dit keer wel ernstig aan te pakken.’