Honderd jaar geleden werd één van de mooiste, zoniet de fraaiste van alle invalswegen naar Brussel ?opgeleverd? : de Tervurenlaan.
?Het is voor de huidige generatie onmogelijk te begrijpen wat een indruk de viering van de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid maakte op de aanwezigen en dat waren zowat alle Belgen. Voor de buitenlander, maar vooral voor de natie, werd het, in de ware zin van het woord, een openbaring. Een gevoelen van verwondering, dat vrij snel oversloeg in bewondering en trots, maakte zich meester van het volk dat in de expositiehallen alle verwezenlijkingen van de voorbije vijftig jaar onder ogen kreeg.
Bij dit overzicht van de weg die sedert 1830 was afgelegd, gaf het volk zich rekenschap van de historische verbondenheid van verleden en heden. En de feestelijke herinneringen aan een reeds ver verleden, aan de Revolutie, de gevechten van september, het Congres, de intrede van Leopold I, was gemengd met grote erkentelijkheid. De onvergetelijke zitting waarbij het parlement de twee overlevende auteurs van de grondwet toejuichde, Charles Rogier en kanunnik ( Desiré) De Haerne roerde de geesten zoals dit tot 1914 nooit meer zou voorvallen. Van die twee grijsaards werd vergeten dat zij ooit partijmannen waren. Iedereen zag in hen alleen de stichters van het vaderland. In die sfeer van verbondenheid, temidden van de algehele vrolijkheid, van het feestgedruis, de glinsterende stoeten, legden liberalen en katholieken de wapens neer. Er werd niet meer gedacht aan de schoolstrijd. De kranten, bol als ze stonden van de verslagen van al die feestelijkheden en van de schittering van de Expositie, berichtten slechts met mondjesmaat over de politiek. Alsof de katholieken wilden vergeten dat een liberale regering aan de macht was.?
Aan het woord is historicus Henri Pirenne, in zijn monumentale ?Geschiedenis van België?. Pirenne was net geen twintig toen heel het land in Brussel, in het pas aangelegde Jubelpark, de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid vierde. Het feest moet op hem en op zijn generatiegenoten een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. Het heeft ze alleszins gesterkt in hun overtuiging dat er zoiets bestond als ?l’âme belge? een Belgische ziel.
Het Jubelfeest van 1880 was de eerste aanzet tot de uitwerking van een oud plan : de ontsluiting en uitbreiding van Brussel. De noodzaak om het Brusselse territorium uit te breiden, liet zich vanaf het midden van de negentiende eeuw heel sterk gevoelen. Sedert 1830 was de hoofdstedelijke bevolking fors aangegroeid, terwijl de stad binnen haar muren in dit geval de ringlanen geklemd zat.
DE STAD STEEKT EEN VOELSPRIET UIT
Napoleon Bonaparte had destijds een rem gezet om Brusselse ambities, oordelend dat dit provincienest geen verdere uitbouw behoefde. Na de onafhankelijkheid van België stootten de Brusselse uitbreidingsplannen steevast op de onwil van de omliggende, toen nog rurale gemeenten die van geen aanhechting wilden horen. Pas na moeizame onderhandelingen kon Brussel enkele uitzonderingen afdwingen, zoals de verlenging van de Wetstraat (1853) of de aanleg van de Louizalaan (1864) toen nog de Terkamerboslaan en enkele uitbreidingen richting Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node en Sint-Gillis.
Om de aanzwellende bevolking naar de randgemeenten te draineren, werden nieuwe invalswegen gepland. Niet alleen door de overheid, maar ook door vastgoedmaatschappijen zoals de beruchte in 1837 gestichte, Société Immobilière pour l’Agrandissement et l’Embellissement de Bruxelles een onderneming die naderhand met de hulp van de Generale Maatschappij een immense speculatie opzette rond de ontwikkeling van de Leopoldswijk, tussen de Leuvense en de Naamse poort.
Het was trouwens geen toeval dat het Jubelpark in die buurt werd ingeplant. Want dat reikte een welgekomen verbinding aan tussen de Leopoldswijk en het hogergelegen Linthout-Bos, dat immense uitbreidingmogelijkheden bood. Een eerste deel, zo’n 30 hectare, van het Linthout-Bos ging in 1841 tegen de vlakte ten behoeve van een oefenveld voor het leger. Een opzet waarmee minister van Defensie Pierre Chazal de hoofdstad had opgezadeld en die naderhand de verlenging van de Wetstraat mogelijk en noodzakelijk maakte.
In 1870 al ontwierp architect Gédéon Bordiau zijn eerste plannen voor de bouw aldaar van tentoonstellingspaleizen en van een triomfboog. ?De verlenging van de Wetstraat vormde, met de verlenging van de Koningsstraat (in de jaren twintig van vorige eeuw), een eerste voelspriet die de hoofdstad uitstak,? schreef Guillaume Jacquemyns in zijn Geschiedenis van Groot-Brussel (1936)
Alsof het zo was gepland, leidde de ene verwezenlijking naar een volgende. Stadsplanners, vastgoedmogols en speculanten werden daarbij geen klein beetje geholpen door de onteigeningsprocedures die in de jaren 1860 gevoelig werden versoepeld. Zo was de aanleg van het militaire oefenveld (met paardenrenbaan !) dus aanleiding tot het verlengen van de Wetstraat. Die verlenging gaf op haar beurt een nieuwe impuls aan de uitwerking van het vastgoedproject rond de Leopoldswijk, een residentiële zone, compleet met eigen station en zelfs dierentuin. De stad Brussel zou dit riante woongebied vrij snel annexeren.
De invloed van de verscheidene trammaatschappijen in de hoofdstad was ook niet gering. Ze eisten elk hun stuk van de transporttaart op : de Compagnie Morris & Sheldon, La Compagnie Brésilienne, The Belgian Street Railways. Ondertussen zochten de buurtspoorwegen voortdurend naar nieuwe verbindingen met de randgemeenten, bijvoorbeeld met Tervuren en vooral Stokkel, waar in die dagen een belangrijke hippodroom was gevestigd.
Al die stadsprojecten waren nog in volle ontwikkeling toen op een deel van het militaire oefenterrein het Jubelpark met (toen nog enkelvoudige) triomfboog werd aangelegd voor de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid. Het bouwwerk, deels in hout opgetrokken, zou in 1905 voor de viering van de vijfenzeventigste verjaardag een veel monumentalere aanblik krijgen.
ER ZIJN GEEN DORPEN MEER
Ook nu weer, bij het eeuwfeest van de Tervurenlaan, wordt graag verwezen naar de rol van Leopold II, ?de visionaire monarch?. Zelfs Geert Van Istendael schreef enkele jaren geleden nog in zijn ?Arm Brussel? : ?Echt visionair werd Leopold pas als hij zich boog over stafkaarten om tracés voor lanen te trekken.? De waarheid is iets genuanceerder. De meeste van die bouwplannen waren al uitgetekend onder Leopold I. Het definitieve ontwerp voor de aanleg, in het verlengde van de Wetstraat, van een laan tussen het militair oefenterrein, nu het Jubelpark, tot het kasteel van Tervuren dateert van 1863.
De grote stadsplanner van die tijd was Victor Besme, die de steun genoot van Leopold I en diens opvolger Leopold II. Alle belangrijke negentiende-eeuwse wegenwerken rond en van en naar Brussel dragen zijn stempel. In 1846 schreef toekomstig premier Charles Rogier aan Besme : ?Er zijn in de Brusselse rand geen dorpen meer, maar aangroeiende steden. Die moeten onderling worden verbonden met de moederstad en samensmelten tot één grote hoofdstad…? Besme werkte heel zijn leven aan dit plan. De Tervurenlaan blijft één van zijn mooiste verwezenlijkingen.
De rechtstreekse aanleiding voor het aanleggen van de Tervurenlaan was de Wereldtentoonstelling van 1897. Zes maanden lang stond de Expositie opgesteld in het Jubelpark. Simultaan werd in Tervuren ?een Congolese tentoonstelling? gehouden, waarin Leopold II met succes het belang van zijn Afrikaanse projecten demonstreerde.
Een brede laan moest de twee tentoonstellingen met elkaar verbinden : de Tervurenlaan, die aanvankelijk Jubelfeestlaan of Avenue du Cinquantenaire zou heten. Aan de aanleg gingen intense onderhandelingen vooraf. Onder meer met de gemeentebesturen van de aanpalende gemeenten Sint-Pieters-Woluwe en Tervuren. Vooral de onteigeningen boden nogal wat kansen aan speculanten van alle slag. Er circuleerden meteen geruchten over stromannen uitgestuurd door de koning en die bleken nog juist te zijn ook.
Het trekken van de tien kilometer lange laan werd door de overheid aan Edmond Parmentier toevertrouwd, als bij toeval een goede vriend sommigen beweren : zakenpartner van Leopold II. Tenminste het interessantste stuk, van het Jubelpark tot het Vierarmenkruispunt, daar waar zich naderhand een interessante woonzone zou ontwikkelen, was voor rekening van Parmentier, die ook belangen had in enkele tramlijnen. Het laatste stuk ongetwijfeld het mooiste, maar speculatief het minst interessante -, van het Vierarmenkruispunt tot het park en het kasteel van Tervuren, bekostigde de overheid. Het klinkt ons bekend in de oren.
Het doortrekken van de Tervurenlaan bracht de uittekening met zich van een tweede meesterwerk : het park van Woluwe. Oudere Brusselaars spreken nog van de vijvers van Mellaerts als ze dat park bedoelen, omwille van François Mellaerts die in 1883 de drassige gronden aankocht waarop het zou ontstaan. De aanleg van dit 71 hectaren grote park werd pas in 1906 beëindigd, na de bouw van de grote triomfboog in het Jubelpark. Een aparte verordening eiste dat alle mest afkomstig van rijkswacht- en cavaleriepaarden gelegerd in het Brusselse naar het park van Woluwe werd gebracht. Kwestie van de groei van de exotische planten te stimuleren.
DAG EN NACHT
Het is vooral de nabijheid van dit park die de woonbuurten om en langs de lommerrijke Tervurenlaan tot de chicste van de hoofdstad maakte. Eén van de wonderbaarlijkste gebouwen langs de laan is ongetwijfeld het wereldberoemde Jugendstil-paleis van Adolphe Stoclet, gebouwd en ingericht door de crême van de kunstenaars van de Wiener Werkstätte verzameld rond architect Josef Hoffmann. Met de bouw van het Stocletpaleis werd begonnen in 1905, het jaar dat het Jubelpark zijn definitieve vorm kreeg.
Letterlijk tot zijn laatste snik had Leopold II geijverd voor een nog monumentaler triomfboog dan deze die in 1880 in het Jubelpark was neergepoot. De vorst wilde een nog grotere triomfboog dan die in Parijs. Een bredere uitbouw van de boog zou immers een betere aansluiting verlenen op de Tervurenlaan die nog in volle ontwikkeling was. Een ontwikkeling die veeleer traag op gang kwam. Begin deze eeuw nog meldde de Baedeker-gids dat de Tervurenlaan nog in volle aanbouw was. Van de kastanjebomen, die nu de laan omzomen, was toen nog geen sprake.
Voor die ontwikkeling van de buurt werden nochtans alle beschikbare middelen ingezet. Ooit was de Tervurenlaan zelfs de startplaats van de grote wielerwedstrijd Brussel-Roubaix, gewonnen door André-J. Henry, een pedaleur uit Verviers.
Ondanks het verzet van de toenmalige regering die weigerde bij te dragen tot de bouw ervan, werd de nieuwe triomfboog op last van Leopold II in minder dan twee jaar opgetrokken. Naar schatting 450 arbeiders werkten er dag en nacht aan, in recordtempo. Officieel werd de bouw van de boog gefinancierd via spontane bijdragen van enkele mecenassen en van de bevolking. Maar in werkelijkheid kwam het geld, alweer via stromannen, van de vorst, die zijn investeringen rond de Tervurenlaan eindelijk wou zien renderen.
Bovenop de triomfboog, een ontwerp van architect Charles Girault, staat het opzichtige beeldhouwwerk van Thomas Vinçotte en Jules Lagae. Het stelt België voor, dat in een zegekar door een vierspan naar zijn toekomst wordt getrokken. De triomfboog van het Jubelpark is het laatste van dit soort megalomane bouwwerken dat in Brussel werd opgetrokken. Daarna was het wachten op de komst van Paul Vanden Boeynants en zijn vrienden.
Tot de jaren dertig was het Jubelpark de vestigingsplaats van alle grote beurzen en tentoonstellingen. Daarna verhuisden die één na één naar de Eeuwfeestpaleizen op de Heizel. Het hele complex rond Leopolds triomfboog, het Legermuseum en het Natuurhistorisch Museum dreigde zelfs te verkommeren. Langs de Tervurenlaan verdrongen bedrijven en ambassades gaandeweg de bewoners. Enkele art nouveau-huizen sneuvelden en werden vervangen door kille maar naar het schijnt functionele bouwsels. Al raakte die aandrift de jongste jaren opnieuw afgeremd.
Hoewel, de situatie blijft precair door het toenemende verkeer op deze invalsweg. Via de grote ring, die de Tervurenlaan kruist ter hoogte van het Vierarmenkruispunt, worden elke ochtend duizenden auto’s met een hels tempo de stad ingesluisd, meestal in de richting van de Europese instellingen. Daartoe werden tunnels gegraven, want de triomfboog van koning Leopold nog steeds het bekendste herkenningspunt op de Tervurenlaan bleek voor het verkeer een monumentale hindernis.
Ter gelegenheid van haar honderdste verjaardag zal de Tervurenlaan op zaterdag 31 mei 1997 voor één keer nog eens in haar verkeersvrije gedaante en oude glorie te bewonderen zijn.
Rik Van Cauwelaert
De triomfboog in het Jubelpark : een monumentale verkeershindernis.
De start van Brussel-Roubaix op de Tervurenlaan.
Een zondagse wandeling langs de nieuwe Tervurenlaan.