Ze mogen trouwen en samen een kind opvoeden, maar dat betekent nog niet dat ze ook door iedereen worden aanvaard. Heel wat mensen hebben het nog altijd moeilijk met holebi’s. ‘En dat geldt echt niet alleen voor allochtonen die homo’s op straat naroepen’, zegt VRT-reporter Sven Pichal. ‘Subtiele homofobie is een even groot probleem.’
‘Eigenlijk had ik geen zin om weer Sven De Homo te zijn’, zegt hij. ‘Dat is al te vaak gebeurd. Mensen vragen me soms ook waarom ik maar op diezelfde spijker blijf hameren. Het antwoord is simpel: omdat het nodig is.’ Dus liet Sven Pichal, die onlangs Radio 1 inruilde voor de televisienieuwsdienst van de VRT, zich dan toch overhalen om mee te werken aan een undercoverreportage voor het Eén-programma Volt. Hand in hand met een man flaneerde hij door de straten van Brussel en Antwerpen. En het was meteen prijs: constant werd het gelegenheidskoppel nageroepen, bedreigd en uitgescholden. Net zoals zoveel andere holebi’s die het wagen om op straat te laten zien wie ze zijn. Daarbij loopt het af en toe zelfs compleet uit de hand. Zoals afgelopen zomer nog toen twee homoseksuele mannen in café Kelly’s in Aalst zwaar werden toegetakeld. Eerder gingen een paar homohaters in Luik nog verder: Ishane Jarfi overleefde hun aanval niet.
Ondertussen is ‘homo’ ook nog altijd een populair scheldwoord op Vlaamse speelplaatsen en komt zelfmoord vaker bij homojongeren voor dan bij hetero’s. Wellicht is het ook geen toeval dat Tim Ribberink, de Nederlandse jongen die afgelopen week na jarenlange pesterijen uit het leven stapte, op internet een homo werd genoemd. ‘Al mogen we bij al die negatieve berichten ook niet vergeten dat we op een geweldige plek in de wereld leven’, aldus Pichal. ‘Holebi’s mogen en kunnen hier veel. Maar we moeten wel alert blijven en erover waken dat we niet weer achteruitgaan.’
Had u voor de reportage zelf al last gehad van homofoob geweld?
Sven Pichal: Hoewel ik niet de gewoonte heb om hand in hand met mijn man over straat te lopen, ben ik de laatste drie jaar toch een paar keer nageroepen. Mijn slechtste ervaring was toen ik op een avond Het Roze Huis (een ontmoetingsplaats voor holebi’s en transgenders en de koepelorganisatie van de holebiverenigingen in de provincie Antwerpen – nvdr) verliet en de tram naar Berchemstation nam. Achter me zaten twee jongens van dertien, veertien jaar, die meteen begonnen te fezelen: ‘Homo, homo, homo.’ De andere passagiers leken het niet te horen en zelf heb ik ze gewoon genegeerd – dat lijkt me nog altijd de beste reactie op dat soort machogedrag. Maar ik vond de situatie toch zo vernederend; ik beefde helemaal toen ik van de tram stapte. Ik vraag me trouwens af hoe mensen aan mij kunnen zien dat ik homo ben. Ik beschouw mezelf niet als erg vrouwelijk of zo, maar misschien weet je dat niet van jezelf. Wat natuurlijk ook kan meespelen, is dat ik de voorbije jaren geregeld over mijn geaardheid heb gepraat in de media.
U wist dus voor u aan de reportage begon wat u te wachten stond?
Pichal: Dat nu ook weer niet. Ik moet toegeven dat ik lang heb gedacht dat vrienden overdreven als ze beweerden dat ze niet op straat konden komen zonder te worden nageroepen. Nu weet ik wel beter. Zodra je laat blijken dat je homo bent, is het prijs. Tijdens de opnames werden we zelfs tegengehouden door twee jongens die zeiden: ‘Vanaf hier handen loslaten.’ Alsof we hun territorium betraden waar hun wetten gelden. Schokkend vond ik dat. Je mag dus alleen homo zijn als je dat niet toont. Net zoals je in sommige buurten alleen vrouw mag zijn als je dat niet te veel laat zien. Daar mogen we ons toch niet bij neerleggen?
Hebben alle incidenten van de voorbije maanden en jaren de holebigemeenschap bang gemaakt?
Pichal: Sommige homo’s zijn heel erg bang, ja. Daarom twijfelden de mensen van Çavaria, de koepel van holebi-organisaties, er ook aan of onze reportage wel zo’n goed idee was. Ze waren bang dat de uitzending de onveiligheidsgevoelens van homo’s nog zou aanwakkeren. Maar dat vond ik geen reden om het niet te doen. Achteraf heb ik ook veel reacties gekregen van homo’s die blij zijn dat we hebben laten zien wat hen dag na dag op straat overkomt. Vooral omdat veel heterovrienden niet konden geloven dat het echt zo erg was. Al zijn er ook wel mensen die boos op me zijn. Homo’s die nog nooit lastig zijn gevallen, vrezen dat dat nu wel zal gebeuren omdat onze reportage allochtone jongeren zou kunnen opruien en op ideeën brengen. Maar dat geloof ik niet. Met de meesten van die jongeren is er trouwens helemaal geen probleem.
Sommigen vinden dat holebi’s al veel zouden oplossen als ze minder zouden provoceren, minder zouden opvallen ook.
Pichal: Is het provocerend om hand in hand met je man over straat te lopen? Dan is het ook een provocatie om als meisje vrouwelijk gekleed door Brussel te stappen, zoals Sofie Peeters deed in Femme de la rue. Ik erger me mateloos aan de drang van sommige mensen om zo normaal en onopvallend mogelijk te zijn. Niet iedereen kan trouwens zomaar zijn geaardheid verbergen: sommige homo’s zien er wat vrouwelijker uit zonder daar zelf voor te kiezen. Maar zelfs als ze daar wél bewust voor kiezen, moet dat kunnen. De straat moet voor iedereen zo veilig mogelijk zijn. Dus bijvoorbeeld ook voor een transgender die met zijn uiterlijk experimenteert.
Klopt het volgens u dat homohaat nauw met religie is verweven?
Pichal: Het zijn in elk geval vooral jongeren van allochtone afkomst, en dus vaak met een moslimachtergrond, die geneigd zijn om homoseksualiteit hardop te veroordelen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat homofobie alleen bij hen voorkomt. Op internet heb ik naar aanleiding van onze reportage bijvoorbeeld veel reacties gelezen van jongens met namen als Kevin of Bart die er ook van overtuigd zijn dat homo’s niet hand in hand mogen rondlopen.
Ook de katholieke kerk is niet zo wild van homo’s, hè. Wat homoseksualiteit betreft, bleef kardinaal Danneels helemaal op de lijn van het Vaticaan. Ooit heb ik hem daar zelfs een brief over geschreven en weet u wat het antwoord was? ‘Het is om te laten weten dat we niet zullen antwoorden op uw brief.’ Dat geloof je toch niet? Ik vind het erg jammer als mensen weigeren om op z’n minst het debat aan te gaan over de standpunten die ze innemen.
Niet alleen geestelijken doen zware uitspraken over holebi’s. Afgelopen week trok de Franse senator en zakenman Serge Dassault aan de alarmbel omdat hij vreest dat de invoering van het homohuwelijk het einde van de samenleving betekent.
Pichal: (zucht) Daarvoor hoef je niet eens naar Frankrijk te gaan. Michel Verschueren, de voormalige manager van voetbalclub Anderlecht, heeft vreselijke dingen over homo’s gezegd, waarvoor hij zich nog altijd niet heeft willen verontschuldigen. Razend word ik daarvan. Door hem wordt er in het Belgische eersteklassevoetbal nog altijd niet op een verantwoorde manier over homoseksualiteit gepraat. Het is al heel positief dat er nu tenminste één profvoetballer in een interview heeft durven toe te geven dat sommigen van zijn collega’s met hun vriend naar feestjes komen. Maar waarom steken die dat weg? Ik heb het erg moeilijk met bekende Vlamingen die hun geaardheid volledig verzwijgen, want zij zouden iets met hun bekendheid moeten doen.
Dan zal het wel een opsteker zijn dat premier Elio Di Rupo er gewoon voor uitkomt.
Pichal: Dat is op zich wel positief. Maar waarom hebben we zijn partner nog nooit gezien?
Om dezelfde reden dat ook de vrouw van Guy Verhofstadt er geen behoefte aan had om op het voorplan te treden wellicht.
Pichal: Toch wisten we van haar bijvoorbeeld dat ze in een koor zong en ging ze tenminste wel samen met haar man stemmen. Di Rupo doet ook dat alleen. Het zou fijn zijn als hij en alle andere bekende holebi’s wat meer over hun geaardheid zouden praten. Zelf heb ik er als jonge gast bijvoorbeeld veel aan gehad om interviews met Jo De Poorter en Felice te lezen. Want onderschat vooral niet hoe ingrijpend het is als je ontdekt dat je homo bent. Nog altijd gaan we ervan uit dat elk kindje dat wordt geboren op een dag met iemand van het andere geslacht zal trouwen. Als je merkt dat het bij jou anders zal lopen, schrik je dus wel even. Zeker omdat je dat ook nog eens moet vertellen aan de mensen die het dichtst bij je staan.
Gelukkig zijn er tegenwoordig al ouders die hun kinderen van jongs af duidelijk maken dat het voor hen geen enkel probleem is als die later met een partner van hetzelfde geslacht thuiskomen. Geweldig moet het zijn om zulke ouders te hebben. Maar veel anderen hebben het er veel moeilijker mee. Het komt zelfs nog altijd voor dat een jongen het huis wordt uitgezet als hij uit de kast komt. Het feit alleen al dat het gros van de ouders liever niet heeft dat hun kind homo is, wijst op een subtiele vorm van homofobie.
De beledigingen en bedreigingen op straat zijn dus maar het topje van de ijsberg?
Pichal: Natuurlijk. Neem nu de homograppen waar je de hele tijd mee wordt geconfronteerd. Als je daar iets van durft te zeggen, ben je meteen lichtgeraakt. Zo moet er onlangs nog een uitzending van De slimste mens zijn geweest waarin een vraag over homo’s werd gevolgd door een hele reeks homomoppen. Iedereen lachen natuurlijk. Zelf heb ik ook nog meegemaakt dat een radiopresentator die me interviewde na het gesprek een grap maakte over het bord in zijn broek. Ik kan dat soort dingen ondertussen wel relativeren, maar dat geldt niet voor jongeren die nog aan het zoeken zijn.
Hoe komt het dat de meeste mensen weinig aanstoot nemen aan dat soort praat?
Pichal: Vorig weekend schreef professor Marc Hooghe in een vrije tribune dat je in België beter een kat kunt zijn dan een homo. Als er in Antwerpen een katje door het stadhuis vliegt, wordt daar veel zwaarder aan getild dan als er een homo wordt aangevallen. Zelf zou ik het nooit zo scherp stellen, maar hij heeft natuurlijk wel een punt.
Ja, als er iets ergs gebeurt met een homo, dan is iedereen even aangedaan en worden er allerlei beloftes gemaakt. Maar uiteindelijk gebeurt er voorlopig nog niet veel. Op het Nationaal Actieplan tegen Homofobie van minister van Gelijke Kansen Joëlle Milquet zitten we ook nog altijd te wachten – al heeft haar kabinet me vorige week verzekerd dat het er komt. Ik hoop dan ook dat onze undercoverreportage lang genoeg zal nazinderen om voor een stroomversnelling te zorgen. Vaak hebben politici zo’n schok nodig om in actie te schieten. Dat is een beetje zoals er op een gevaarlijke weg eerst genoeg kinderen door een vrachtwagen moeten worden gegrepen voor er een goed fietspad wordt aangelegd.
De holebibeweging is dus nog niet uitgestreden?
Pichal: Natuurlijk niet. Al vinden veel mensen dat we eindelijk eens moeten ophouden met zeuren. ‘Jullie hebben toch jullie homohuwelijk? Wat willen jullie nog meer?’ klinkt het dan. Er wordt ook niet zo heel erg veel in onze initiatieven geïnvesteerd. Ik zit nog altijd in het bestuur van Het Roze Huis en het blijft me verbazen hoeveel overtuigingskracht we nodig hebben om her en der subsidies los te krijgen. Ik ben blij dat het vorige stadsbestuur bereid was om ons te ondersteunen, maar weet niet zeker of het volgende dat ook zal willen doen.
Wel ondertekende Vlaams minister Pascal Smet onlangs een charter met alle onderwijspartners, waarin die beloven een holebi- en gendervriendelijk klimaat na te streven.
Pichal: Op zich is dat een goede zaak, want homofobie moet van in de kleuterklas worden aangepakt. Er is nu één leerkracht vrijgesteld om lessenpakketten in verband met homoseksualiteit te maken, maar de andere leraars moeten die natuurlijk ook nog willen gebruiken. Bovendien kan de school niet alles doen: het is in de eerste plaats de taak van ouders om het gedrag en de meningen van hun kinderen te corrigeren. Wellicht is dat het grote probleem in de moslimgemeenschap, want daar geloven ook veel ouders dat twee jongens geen relatie mogen hebben. Vandaar dat het voor allochtone holebi’s, want die zijn er natuurlijk ook, nog veel moeilijker is om uit de kast te komen.
Vinden zij hun weg naar organisaties als Het Roze Huis?
Pichal: We hebben nu twee groepen aangesloten die uitsluitend uit allochtonen bestaan, en ook in onze andere verenigingen komen langzaamaan mensen van vreemde origine langs. Maar in wezen zijn we nog altijd een witte organisatie. Nochtans wonen er in Antwerpen mensen van 137 verschillende nationaliteiten en onder hen zijn er vanzelfsprekend veel homo’s en lesbiennes. Sommigen zijn zelfs naar België gevlucht omdat ze in hun eigen land niet voor hun geaardheid konden uitkomen.
Hebben veel asielzoekers het niet net erg moeilijk met holebi’s?
Pichal: Zeker. Veel van die mensen zijn uit Azië, Afrika, Latijns-Amerika of de Arabische landen naar België gekomen en worden dan plots geconfronteerd met twee mannen die hand in hand lopen. Vaak begrijpen ze dat totaal niet en moet hen duidelijk worden gemaakt dat dit bij ons niet alleen mag, maar ook normaal is. Daarom hebben we een vijftal jaar geleden vorming gegeven aan mensen die lesgaven aan nieuwe Belgen. De bedoeling was om hen te leren hoe ze homoseksualiteit in hun lessen konden aankaarten. Zo is er een lesgeefster die hier geregeld met een groep Poolse nieuwkomers langskomt. Want het zijn echt niet alleen moslims die het moeilijk hebben met homo’s, ook voor ultrakatholieke Oost-Europeanen ligt dat zeer delicaat.
Wat vindt u van het voorstel om allochtone verenigingen alleen te subsidiëren als ze racisme en homofobie aanpakken?
Pichal: Een zeer goed idee. We hebben dat zelfs aan het Antwerpse stadsbestuur voorgesteld, maar erg enthousiast was de reactie niet. In ons contract met de stad staat nochtans dat Het Roze Huis moet werken rond interculturalisering, en dat proberen we ook echt te doen. Maar in de contracten die de stad met etnisch-culturele organisaties afsluit, staat dan weer niet dat zij aan een homovriendelijk klimaat moeten werken. Omdat dat zogenaamd te gevoelig zou liggen. Dat vind ik echt een gemiste kans.
Ondertussen hebben we verkiezingen gehad en wordt er een nieuw stadsbestuur gevormd. Ik hoop echt dat het nieuwe college niet alleen zal terugvallen op een zwaardere bestraffing en meer politie op straat. Het is van het grootste belang dat er ook van onderuit wordt gewerkt zodat de sfeer in de stad kan verbeteren. Zodat iedereen – homo of hetero, man of vrouw, allochtoon of autochtoon – zich op straat veilig kan voelen. Want de straat is echt wel van iedereen, en de stad ook.
DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S TOM VERBRUGGEN
‘Je mag alleen homo zijn als je dat niet toont. Net zoals je in sommige buurten alleen vrouw mag zijn als je dat niet te veel laat zien.’