De stille dood in de Westhoek
Een groengele gifwolk tussen Steenstrate en Langemark kondigde een eeuw geleden een nieuw tijdperk aan. Het gaswapen was een nieuwe gruwel op het slagveld van de Grote Oorlog. Ann Callens en Jan Vandermeulen schreven een meeslepend boek over de eerste gasaanval in WO I. ‘Gas was vooral een psychologisch wapen.’
Het is een mijlpaal in de krijgsgeschiedenis: Op 22 april 1915 om 17 uur stipt draaien Stinkpioniere van het Duitse leger in de loopgraven tussen Steenstrate en Langemark 5730 cilinderflessen met chloorgas open. De operatie, die maandenlang in het grootste geheim is voorbereid, duurt hoop en al vijf minuten. Aan de overkant zien verbijsterde Fransen hoe zich een zes kilometer brede, groengele wolk vormt, een toxische mistbank die hun kant op drijft. Even later breekt paniek uit, vele tientallen sterven die donderdag een afgrijselijke verstikkingsdood. Het tijdperk van de chemische oorlogsvoering is aangebroken. Nog vele aanvallen zullen volgen, met steeds dodelijker strijdgassen. Chloor, fosgeen, mosterdgas, telkens weer krijgt de Westhoek de primeur.
Het echtpaar Ann Callens en Jan Vandermeulen, respectievelijk historica en huisarts in het West-Vlaamse Tielt, reconstrueert in Gas! de gebeurtenissen van 22 april 1915 en de wapenwedloop die erop volgde. Beiden besteden ook ruime aandacht aan de ethische vragen die al voor het eerste gebruik van oorlogsgas werden gesteld.
Waarom werd het IJzerfront als proeftuin gekozen voor de eerste gasaanval?
ANN CALLENS: Om tal van redenen. De Duitsers waren eind 1914 enorm gefrustreerd. Ze zouden zo snel mogelijk Parijs omsingelen en de Fransen tot een overgave dwingen, om zich vervolgens helemaal op de oorlog in het oosten te concentreren. Het vastlopen van het westfront zette die strategie op de helling. Generaal Albrecht von Württemberg, de bevelhebber van het 4e Leger die zijn hoofdkwartier in Tielt had gevestigd, was de wanhoop nabij. Zijn soldaten, ingegraven vanaf Nieuwpoort tot het Franse Armentières, waren gehard tegen koude en vocht, maar niet tegen de combinatie van beide elementen. Een tweede winter in de Vlaamse modder wordt ons fataal, vreesde Von Württemberg. Hij heeft er alles aan gedaan om een doorbraak te forceren, maar zelfs het inzetten van een Dikke Bertha volstond niet. Hoe zwaar ook het artilleriegeschut, de vijand kon zich altijd verschuilen in loopgraven en kazematten. Precies daarom hebben de Duitsers zo koortsachtig aan hun gaswapen gewerkt, een wondermiddel om de vijand uit zijn loopgraven te verjagen en de patstelling te doorbreken.
JAN VANDERMEULEN: Toch bestond er ook aan Duitse zijde veel weerstand. Opperbevelhebber Erich von Falkenhayn heeft bij wijze van spreken met zijn gaswapen moeten leuren. Half januari 1915 heeft hij de opperbevelhebbers van de zeven legers van het westfront in Charleville-Mézières ontboden om de knoop door te hakken: in welke sector zou men het nieuwe wapen testen? Zes van de zeven generaals hebben geweigerd, alleen Von Württemberg toonde zich bereid.
Werden zijn collega’s door ethische bezwaren gedreven?
CALLENS: Er speelden andere motieven. Rupprecht von Bayern, bevelhebber van het 6e leger in Noord-Frankrijk, voorspelde een voor Duitsland nadelige escalatie. Het gebruik van chloorgaswolken zou de geallieerden aansporen om hetzelfde te doen, waarbij ze de dominante windrichting letterlijk aan hun kant hadden. De andere tegenstanders beriepen zich op hun soldateneer. Het vergassen van de vijand spoorde niet met het eergevoel van sabelslepers die mentaal nog in de negentiende eeuw leefden.
VANDERMEULEN: De bevelvoering in ’14-’18 was in het algemeen van een bedenkelijk niveau, ook aan Duitse kant. De meeste generaals hadden hun benoeming niet aan hun competentie maar aan hun afkomst te danken. De bevelhebbers van de zeven westelijke legers behoorden allemaal tot de topadel, drie waren zelfs koningskinderen. Ook Von Württemberg kwam uit een koninklijk geslacht, maar zijn 4e Leger was toch een geval apart. Zijn voornaamste strateeg was generaal Emil Ilse, niet van adel maar wel een zeldzame carrièremilitair die op de hoogte was van alle technologische en tactische innovaties. Ook de samenstelling van het 4e Leger was bijzonder: het bestond vooral uit reservisten die pas na het uitbreken van de oorlog werden gerekruteerd. Er zaten veel studenten tussen, van wie sommigen bekende kunstenaars en intellectuelen zouden worden, zoals Otto Dix en Erich Maria Remarque. En Adolf Hitler uiteraard, die was toen nog een mislukte kunstacademiestudent. Die samenstelling tekende de mentaliteit van het korps, men stond open voor de moderniteit, waarvan stikgas een exponent was. Vergeet ook niet dat het nieuwe wapen een fantastische belofte inhield: men zou eindelijk de patstelling bij Ieper doorbreken en oprukken naar Calais en Parijs. Tegen Pinksteren is de oorlog voorbij en zijn we weer thuis, zo geloofde men aan de vooravond van de eerste gasaanval.
Toch was het gaswapen allesbehalve populair bij de Duitse soldaten.
CALLENS: Infanteristen hadden een gruwelijke hekel aan de Stinkpioniere, een elite-eenheid getraind voor de gasoorlog. Niet alleen kregen die veel meer soldij, ze deelden ook de bevelen uit, terwijl de infanteristen het vuile en gevaarlijke werk moesten opknappen.
VANDERMEULEN: Het ingraven van de gascilinders was een hels karwei dat een dikke week heeft geduurd. De flessen werden in Kortemark gevuld, met een smalspoortrein over een reeks schuilkelders drie kilometer achter het front verdeeld, en vandaar te voet door de modderige loopgraven naar de voorste linies gesleurd. Alles moest ’s nachts gebeuren, in volmaakte stilte, het was zelfs verboden te roken. De Duitsers waren als de dood dat hun plan zou uitlekken. Overdag werden de ingegraven flessen toegedekt, zodat ze onzichtbaar waren voor verkenningsvliegtuigen. De geallieerden werden compleet verrast. Onbegrijpelijk, want ze hadden het kunnen weten.
Hoezo?
CALLENS: Spionnen hadden de geallieerden geïnformeerd over de aanvoer van grote aantallen zuurstofcilinders. Het was eveneens bekend dat de Duitsers in een opgeëiste textielfabriek in Gent gasmaskers lieten produceren. Duitse en geallieerde soldaten lagen soms op een paar meter afstand van elkaar. Ze praatten met elkaar, op kalme momenten wisselden ze sigaretten of rantsoenen uit. Maar de Duitsers maakten ook pesterige grapjes. ‘Bald kommt das Gas’, riepen ze naar de overkant. Dat heb ik in de stukken van het beruchte proces-Jäger gelezen, uit een archief van de voormalige DDR in Potsdam.
De Duitse infanterist August Jäger liep begin april naar de Fransen over en verklapte alle details van de ophanden zijnde gasaanval. Waarom werd hij niet geloofd?
CALLENS: De Franse generaal Ferry nam Jäger wel ernstig, maar hij kreeg zelf het verwijt dat hij een paniekzaaier was die het moreel van de troepen ondermijnde, hij werd daar zelfs voor gedegradeerd. En wat bij het Franse opperbevel ook meespeelde: de elitetroepen van Ferry stonden op het punt door Canadezen te worden afgelost. Als er een gasaanval van komt, was de redenering, dan is het ons probleem niet meer. Solidariteit was bij de geallieerden een relatief begrip.
VANDERMEULEN: Ironisch genoeg zijn het toch de Fransen die de volle laag hebben gekregen. Niet de elitetroepen van Ferry, wel twee minder strijdvaardige divisies. De 87e Territoriales bestond vooral uit oudere boeren en familievaders uit de Calvados en Bretagne. De meeste slachtoffers vielen bij de 45e Algerijnse, een mengeling van koloniale zoeaven en inheemse tirailleurs die pas in de nacht van 21 op 22 april de stellingen bij de brug van Steenstrate hadden overgenomen. Brute pech voor die jongens.
Hoeveel slachtoffers heeft die eerste gasaanval gemaakt?
CALLENS: Volgens het kenniscentrum van het In Flanders Fields Museum zijn er op 22 april zo’n 1100 doden gevallen. Maar wie werd door het gas geveld en wie door de artillerie neergemaaid? Onmogelijk te zeggen, er bestaat alleen zekerheid over de soldaten die in het ziekenhuis zijn geraakt. Tijdens de 2e Slag om Ieper sneuvelden in een dikke maand tijd 40.000 soldaten. Volgens de schattingen is drie tot vier procent van hen door gas gestorven. Relatief weinig als je bedenkt dat de Duitsers in die periode minstens negen aanvallen met chloorgaswolken hebben gelanceerd.
VANDERMEULEN: Na het eerste gasoffensief is er een chemische wapenwedloop ontstaan. De Britten gebruikten voor het eerst chloorgas in september 1915, bij de slag om Loos. Intussen werkten de Duitsers koortsachtig aan krachtiger strijdgassen. Eerst pakten ze met fosgeengas uit, kleurloos en tien keer giftiger dan chloorgas. Daarna was er mosterdgas of yperiet, een blaartrekkend gas dat werd verneveld en dagenlang actief bleef. Fransen en Duitsers zijn er ook heel snel in geslaagd gasmunitie te ontwikkelen, zodat ze niet meer van de wispelturige wind afhankelijk waren. Parallel met de wapenwedloop werden ook de gasmaskers steeds beter, terwijl overal aan het front verklikkingssystemen hun intrede deden. Men leerde heel snel, zelfs al tijdens het eerste gasoffensief. Heel wat Fransen maakten op 22 april een fatale vergissing: ze doken zo diep mogelijk weg in hun loopgraven, precies de plek waar de gasconcentratie het hoogst opliep. Twee dagen later pakten de Canadezen het al heel anders aan. Ze gingen rechtop staan, met een vochtige doek als geïmproviseerd gasmasker voor de mond. Gevolg: veel minder slachtoffers.
Wordt het militaire belang van gas in WO I overschat?
CALLENS: Gas was vooral een psychologisch wapen. Na 22 april zie je bij de Britten het aantal executies van deserteurs crescendo gaan. Dat is geen toeval, de angst voor de stille dood zat er bij de troepen diep in. Uit getuigenissen van soldaten blijkt ook hoe slopend het was om met de constante bedreiging om te gaan. Om de haverklap werd er gasalarm afgekondigd. Dan zaten ze daar urenlang in hun loopgraven met dat verschrikkelijke masker op. De glazen bewasemden, je hoorde niks, zweette je kapot, en je kon alleen maar hopen dat het masker nog zou werken als er effectief een aanval kwam. Heel wat soldaten verkozen een artilleriebeschieting boven een gasaanval, ook al was die veel dodelijker.
De Duitsers veroverden na hun gasoffensief wel wat terrein, maar de doorbraak bleef uit. Hoe komt dat?
CALLENS: De allereerste gaswolk, de enige waarbij het verrassingseffect speelde, sloeg een bres van zes kilometer in de geallieerde linies. Dat de Duitsers die niet konden vasthouden, is onder meer aan de Belgische artillerie te danken, er lag toevallig een elite-eenheid op de noordelijke kop van de Ieperboog. Maar wellicht is de belangrijkste verklaring dat de Duitsers zelf werden verrast door het succes van hun geheime wapen.
Tot grote frustratie van Fritz Haber, de omstreden architect van het Duitse gaswapen. Wat voor een figuur was hij?
CALLENS: Haber, een Jood die zich tot het protestantisme had bekeerd om zijn carrièrekansen te vrijwaren, was een van de briljantste chemici van zijn tijd. Hij had voor de oorlog een revolutionair procedé voor ammoniaksynthese uitgevonden, een prestatie die hem in 1919 de Nobelprijs zou opleveren. Toen de Duitsers aan een gaswapen dachten, kwamen ze als vanzelf bij Haber terecht. Hij vormde een werkgroep met topwetenschappers onder wie de latere Nobelprijswinnaars James Franck, Otto Hahn, Max Planck en Gustav Hertz, allemaal geniale scheikundigen en fysici die hij vaak bij bedrijven rekruteerde. Niet toevallig, want de Duitse chemie liep mijlen voor op de rest van de wereld. Bedrijven als BASF, Bayer, Hoechst en Agfa hebben gretig meegewerkt aan de ontwikkeling van het gaswapen, en er ook schatten aan verdiend. Haber, behalve een groot patriot een geweldige organisator met een tomeloze energie, hield echter alle touwtjes in handen. Hij regisseerde persoonlijk de eerste gasaanval in Ieper, en ook daarna pendelde hij onvermoeibaar tussen Berlijn, het westfront en het oostfront om zijn vele innovaties te testen. Chloorgas, fosgeen en mosterdgas, alle strijdgassen uit WO I werden door hem op punt gesteld.
VANDERMEULEN: Maar Haber was ook een tragische figuur. Zijn eerste vrouw, zelf scheikundige van opleiding, pleegde in mei 1915 zelfmoord. Omdat ze de gruwelijke uitvinding van haar man niet kon verteren, zeggen sommigen, anderen zien ook echtelijke verwaarlozing als een mogelijke verklaring. Haber bleef na de oorlog aan het hoofd staan van het prestigieuze Kaiser Wilhelm Institut. Daar heeft hij blauwzuur, van oorsprong een Frans strijdgas, verder ontwikkeld tot een krachtig pesticide, het beruchte Zyklon B. Uiteraard kon hij niet vermoeden wat de nazi’s daar later mee zouden aanrichten. Haber is na de machtsovername door Hitler in 1933 in vrijwillige ballingschap vertrokken en een jaar later in Bazel gestorven. Niet als een Duitse patriot, maar als een in eigen land ongewenste Jood.
Habers uitvinding heeft tijdens WO I zo’n 90.000 slachtoffers gemaakt. Velen stierven een afgrijselijke dood, langzaam stikkend in hun eigen slijm, over het gehele lichaam verbrand door mosterdgas. Heeft Haber ooit spijt betuigd?
CALLENS: Integendeel, hij vond zijn uitvinding juist humaan. Het gebruik van gas zou de oorlog verkorten en bijgevolg mensenlevens redden. De reputatie van gas als buitengewoon wreed wapen, vond hij belachelijk. Alsof het minder wreed was om vijandelijke soldaten met artillerie aan flarden te schieten. De hetze tegen gas schreef hij toe aan conservatisme, te vergelijking met de reactie van een geharnaste ridder op de uitvinding van buskruit.
VANDERMEULEN: Toch zie je dat gas gedurende de hele oorlog in het verdomhoekje blijft steken. Na de eerste aanval van 22 april heerste er bij het 4e Leger in Tielt euforie. In de lokale Kriegszeitung werd het succes bejubeld, maar zonder het woord gas te gebruiken. Aan geallieerde zijde was de pudeur al even groot. Nieuwe strijdgassen kregen verhullende namen, de Britten spraken van red star, blue star en white star, de Duitsers hadden het over Gelbkreutz als ze mosterdgas bedoelden.
Verklaart dat stigma waarom er in de Tweede Wereldoorlog geen gas werd gebruikt, althans niet op het slagveld?
CALLENS: Het heeft weinig gescheeld. Churchill was een fervent pleitbezorger voor het gebruik van gas, ondanks het verbod door het Protocol van Genève uit 1925. Hitler, die in 1917 een gasaanval in Wervik had meegemaakt, was dan weer radicaal tegen. Ook voor de Eerste Wereldoorlog werden al pogingen gedaan om het gebruik van gas als wapen aan banden te leggen, tijdens de Vredesconferenties van Den Haag in 1899 en 1907. Een van de bezielers was de Belgische politicus en ex-premier Auguste Beernaert, een prominente pacifist die nota bene verkozen was in het kiesarrondissement Tielt. Ironisch als je de rol kent die deze stad in de gasoorlog heeft gespeeld. Alle stappen in de escalatie van de chemische oorlogsvoering werden hier beraamd. De Duitsers hebben in Tielt trouwens nog mijlpalen verzet. Het eerste militaire gebruik van vlammenwerpers? Werd hier over beslist. Het concept van de tunneloorlog? Uitgetekend door landmeters van het 4e Leger.
VANDERMEULEN: In feite hebben de Duitsers hier het concept van de totale oorlog op punt gesteld, getto inbegrepen. Tielt was helemaal met prikkeldraad en wachtposten van de buitenwereld afgesneden, de 12.200 inwoners hebben vier jaar lang als gevangenen in hun eigen, totaal gemilitariseerde stad geleefd. Alle herenhuizen van enig formaat werden opgeëist als logement of kantoor voor een van de veertig verschillende afdelingen van het 4e Leger. Het bezettingsregime was erg streng, ook al omdat hier een aanslag op de Duitse keizer werd gepleegd.
Pardon?
VANDERMEULEN: Op 1 november 1914, toen de Duitse opmars aan het vastlopen was in de overstroomde IJzervlakte, heeft Wilhelm II het Duitse hoofdkwartier in Tielt bezocht. Op een of andere manier hadden de geallieerden daar lucht van gekregen. Franse vliegtuigen hebben toen zuurstofbommen boven de stad gedropt, het eerste vliegtuigbombardement in eskader tijdens WO I. De ravage was enorm, maar de keizer had de stad al verlaten. Typisch dat niemand dat voorval nog kent. Tielt hoort nu eenmaal bij het Duitse kamp, de verliezers van de oorlog. Ook in het hele herdenkingsoffensief is er weinig aandacht voor deze kant van het verhaal. Ieper heeft zijn ‘Last Post’, Tielt zijn ‘Lost Past’.
Leeft de herinnering aan de gasoorlog in de streek?
VANDERMEULEN: Nauwelijks. Ik heb als beginnend huisarts nog slachtoffers behandeld, bejaarde patiënten die zestig jaar eerder door het gas werden bevangen, met chronische ademhalingsproblemen als gevolg. Intussen zijn de laatste getuigen verdwenen, en jonge mensen kunnen zich nauwelijks iets voorstellen bij de gasoorlog. Alleen in de Westhoek worden ze er soms aan herinnerd, omdat de bodem er nog vol zit met gasgranaten. Geen wonder als je weet dat in 1918 één derde van alle gebruikte munitie met gas was geladen, ook bij het Belgische leger trouwens. Geregeld wordt er zo’n obus boven geploegd, er zijn al ongelukken van gekomen. Dovo heeft nog minstens tien jaar werk om alles te ontmantelen. We zijn nog niet klaar met de erfenis van de gasoorlog.
Ann Callens en Jan Vandermeulen, Gas!, Lannoo, 224 blz., ?19,99
Op zaterdag 18 april herdenkt Het Woordfront in Tielt de slachtoffers van de eerste gasaanval. Alle info: http://www.gonewest.be/nl/woordfront
DOOR ERIK RASPOET
‘Duitse en geallieerde soldaten lagen soms op een paar meter afstand van elkaar. De Duitsers maakten pesterige grapjes. “Bald kommt das Gas”, riepen ze naar de overkant.’