De verwondering van Marcel Mariën.
Sommigen kennen en waarderen hem als schrijver en dichter, anderen als beeldend kunstenaar. Zeldzaam degenen die Marcel Mariën(1920-1993) in àl zijn staten waarnemen. Maar als doorgewinterd surrealist, boezemvriend van René Magritte, zag hij geen scheiding tussen taal en beeld. Meer nog, beide bevruchtten elkaar en werden zoiets als poëzie. Het Gemeentelijk Museum van Elsene heeft vooral oog voor zijn beeldende produktie : de tentoonstelling Marcel Mariën L’Iconoclaste iconolâtre (tot 3.12) toont een ruime keuze kollages, découpages, reliëfschilderijen, foto’s, objekten al of niet in kijkbakjes en de subversieve film “L’imitation du cinéma” die in zijn tijd meer verboden dan getoond werd, waarschijnlijk vanwege het op aanstootgevende wijze samenbrengen van een malafide priester, een onschuldige jongen op zoek naar een geschikt kruis om op te sterven, en een prostituée.
Mariëns surrealisme nam, net zoals dat van Magritte, afstand van het officieel gepredikte “automatisme”. Nee, het heeft er alle schijn van dat de kunstenaar met grote bedachtzaamheid poëtische verbanden tot stand bracht tussen dingen die in hun normale schikking in de wereld niets met mekaar te maken hebben. Als in een zwart kastje een syntetische dahlia een rood vlinderdasje opgespeld krijgt, wordt dat “Le lendemain de la mort”. Een witte vogelpluim, tegen een zwart veld aan twee metalen stangen opgehangen, krijgt de betekenis van “La Traversée du rêve”. En een vergulde, soepele zeester met een wit damesschoentje aan, heeft genoeg aan de titel “La danseuse étoile”.
Zoals Mariën het zelf zei : “Ik maak geen verschil tussen het beeld en het objekt hoewel dat onderscheid materieel evident is. Ik hecht me slechts aan het essentiële : het visuele effekt en de gevolgen die dat met zich meebrengt. Weinig bezoekers van het Louvre raken met hun handen de Venus van Milo aan. Het is haar beeld dat raakt. ” Niet elk van zijn beelden heeft de zuiverheid van zijn “Lesbiennes dont une endormie”(twee lepeltjes, naast elkaar onder de dekentjes, het ene met de bolle kant van het kopje naar boven, het andere met het holle). Sommige zijn gewoon lichtvoetige persiflages op enigerlei werk van beroemde meesters, andere het produkt van een grappige inval, of van een subversieve gedachte. Maar bijna allemaal roepen ze, even, verwondering op. Een gave.
Jan Braet
Marcel Mariën, “La danseuse étoile” : een gave.