Louis Michel beoogt een daadkrachtige buitenlandse politiek. Hij heeft er het mandaat en de middelen voor.

België en de wereld mogen het weten: er is een nieuwe minister van Buitenlandse Zaken en de man heeft ambitie. Al van bij zijn aantreden bepleit Louis Michel (PRL) een meer actieve diplomatie, want België moet op het internationale forum weer wat zwaarder gaan wegen. Dat moet vooral tot uiting komen in een grote daadkracht tegenover Belgiës ex-kolonies in Centraal-Afrika; Congo, Rwanda en Burundi. Daar is wat te doen en het is ongeveer de enige plek ter wereld waar België, als het dat wil, zijn diplomatieke soortgelijk gewicht enigszins kan overstijgen.

Er werd bijgevolg met grote nieuwsgierigheid uitgekeken naar de nota waarin Michel zijn beleidskeuzes zou uiteenzetten. Die nota is er nu – en hij is op nogal gemengde gevoelens onthaald. Zeker de wat dubbelzinnige houding van de SP tegenover de nieuwe buitenlandse politiek zegt veel over de wisselvalligheden van die politiek. De SP-ministers betuigden wel hun instemming met de beleidsnota van Michel, maar Dirk Van der Maelen, voorzitter van de SP-kamerfractie en buitenlandspecialist van de Vlaamse socialisten, had het er toch moeilijk mee.

Volgens Van der Maelen kan een op de ex-kolonies gericht concentratiebeleid – al kreeg het niet die naam – tot diplomatieke bijziendheid leiden. Inderdaad mag niet worden vergeten dat bij het conflict rond de Grote Meren tenminste een half dozijn landen is betrokken, die, rechtstreeks of onrechtstreeks, in Congo elk hun eigen oorlogjes komen uitvechten.

Achter Vandermaelens kritiek schuilt nog een ander verschil in inzicht. Michels voorganger Erik Derycke (SP) wou af van de idee dat België met zijn ex-kolonies moest omgaan op basis van de “bijzondere banden” met die landen. Voor hem was dit irrelevant geworden en moesten de relaties met de voormalige kolonies worden “genormaliseerd”. En kijk, daar duikt het begrip toch weer op in Michels beleidsnota, die een hernieuwde inzet in Centraal-Afrika verantwoordt op grond van de “historische banden” van België met de regio.

EEN PACT VOOR DE VREDE

Zo’n beroep op de geschiedenis is evenwel niet ondeelbaar; er kan niet à la carte uit het verleden worden gekozen. Het is dus ook logisch dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers vorige week – toch enigszins verrassend – besliste om een onderzoekscommissie op te richten die moet nagaan in welke mate België betrokken was bij de moord op Congo’s eerste premier Patrice Lumumba in 1961. De CVP, die toen de buitenlandse politiek beheerde, is daar zichtbaar niet erg gerust op.

Het gemeenschappelijke verleden is een argument waaraan Louis Michel een groot voluntarisme ontleent. Hij wil dat ook erg zichtbaar maken, onder meer door al in februari volgend jaar op officieel bezoek naar Congo, Rwanda en Burundi te trekken. Het zal dan dik tien jaar geleden zijn dat een Belgisch minister van Buitenlandse Zaken nog naar Congo trok. Na de machtsovername van Laurent-Désiré Kabila in mei 1997 dacht ook Derycke daar wel even aan, maar aarzelingen binnen de Belgische regering en de verslechtering van de toestand ter plekke beslisten daar anders over. Alleen staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Réginald Moreels (CVP) ging in Kinshasa belet vragen, maar veel leverde dat bezoek niet op.

Louis Michel wil zijn Afrika-ambities gestalte geven door Congo en zijn buurlanden een partneriaatspact voor te stellen. In een eerste fase moet het vrede en stabiliteit in de regio tot stand helpen brengen, een tweede fase omvat een grootschalig ontwikkelingsprogramma zodra de rust is teruggekeerd. De minister had heel wat verwachtingen gewekt en in die zin is zijn beleidsnota toch wel teleurstellend. De tekst blijft erg vaag, met name over hoe hij denkt te werk te zullen gaan, met welke partners of via welke fora. En als het Congolese vredesproces niet uit het slop raakt, bestaat het risico dat Michels partneriaatsplan al in de eerste fase op de klippen loopt.

Immers, de strijdende partijen – de regering-Kabila, drie rebellenorganisaties en zes buurlanden – ondertekenden vorige zomer in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka wel een vredesakkoord, maar de uitvoering ervan verloopt erg moeizaam. Ook de Verenigde Naties laten weinig enthousiasme blijken om zich ver te engageren en er bestaat nog altijd geen consensus over de “facilitator” die de inter-Congolese dialoog moet organiseren.

KOKEN KOST GELD

Blijven de bestandslijnen wel ongeveer intact, van een wapenbestand is amper sprake en het regeringsleger voert sinds vorige week, samen met troepen uit Zimbabwe, opnieuw offensieven uit in het noorden en het noordoosten van het land. Inmiddels heeft Congo te kampen met ongeveer een miljoen vluchtelingen en dreigt voor tien miljoen Congolezen de honger. En de plundering van het land gaat gewoon door. Hoe ver dat gaat bleek toen een rebellenbeweging begin deze maand een akkoord sloot met de First International Bank of Grenada (sic), om in ruil voor 16 miljoen dollar (circa 640 miljoen frank) “ontwikkelingshulp” Congo’s toekomstige nationale bank over te dragen aan een African Union Reserve Bank.

En dan zijn er nog de consequenties van Michels plannen. Zijn krasse voornemens ter bestrijding van de wapenhandel zullen binnenlands wel geen brokken maken. De wapens in de regio komen niet zozeer van de Belgische export maar wel uit het voormalige Oostblok, het Midden-Oosten en Azië. Interessanter is Michels voornemen om de frauduleuze diamanthandel tegen te gaan, waarmee een aantal Afrikaanse krijgsheren, met name de Angolese rebellenorganisatie Unita, hun oorlogen financieren. In die handel speelt Antwerpen namelijk een niet geringe rol, maar daarover rept Michel niet.

Om zijn plannen uit te voeren, heeft Louis Michel twee hefbomen nodig: een mandaat en financiële middelen. Het eerste meent hij op zak te hebben sinds de ministerraad van 3 december zijn beleidsnota goedkeurde. Hij wil met name meer ruimte creëeren voor de bilaterale diplomatie, wat hem ook in staat moet stellen een geprofileerde, haast persoonlijke buitenlandse politiek te gaan voeren. Daarin past ook zijn voornemen om risicovolle bezoeken te gaan afleggen. Eerder al ging hij naar Libië, straks volgt Centraal-Afrika, en ook Iran staat op zijn programma.

De minister eist uitdrukkelijk de nodige “flexibiliteit” op. Hij beoogt een ruime beleidsautonomie en is kennelijk niet van plan om zijn collega’s in de regering vooraf over elk detail te consulteren. Het risico bestaat echter dat Michels dadendrang zou ontsporen in blinde eigengereidheid. Nu al valt bij de ambtenaren en de diplomaten gemopper te horen omdat zij zich door Michels kabinet te weinig bij het beleid betrokken voelen.

Het helpt dat Michel ook nog eens vice-premier (en voedstervader) van de paars-groene coalitie is. Aan de ene kant krijgt hij zo ook wel zijn part van de binnenlandse politieke sores te dragen, waardoor bijvoorbeeld het geklooi rond het Sint-Elooisakkoord hem belette om present te zijn op de Millenniumconferentie in Seattle. Aan de andere kant zal premier Guy Verhofstadt (VLD) zijn minister van Buitenlandse Zaken inzake de diplomatie in alle geval niet zo in de schaduw kunnen dringen als zijn voorganger Jean-Luc Dehaene (CVP) dat deed met Erik Derycke.

GEEN WATERDICHT BESCHOT

Michel creëerde voor zichzelf de nodige politieke ruimte, en het mag allemaal nog iets kosten ook. Hij wil een eind maken aan de “aanhoudende erosie” van het budget van zijn departement en dat zal ook nodig zijn als België inderdaad zijn buitenlandse diplomatieke aanwezigheid wil versterken, met name in landen waar ook voor de Belgische economie iets te rapen valt. Michel denkt dan heel concreet aan “doellanden” als Rusland (en Oekraïne), Canada, Zuid-Korea en Argentinië.

Die merkantiele bezorgdheid ligt trouwens in het verlengde van een andere krachtlijn van de beleidsnota. Die stelt uitdrukkelijk dat er geen waterdicht beschot hoeft te staan tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, zodat hulp aan de derde wereld ook de Belgische economie ten goede mag komen. Michels rechterhand, staatssecretaris voor Buitenlandse Handel Pierre Chevalier (VLD), suggereerde zelfs om de Union Minière, die weer actief is in het Congo waarin het in koloniale tijden groot is geworden, in te schakelen in de ontwikkelingssamenwerking.

Ten aanzien van Centraal-Afrika maakt Michel zich sterk dat hij de vele middelen die hij daarvoor wil vrijmaken kan vinden door meer greep te krijgen op het ontwikkelingsgeld. Dat verklaart mee de sluimerende argwaan van staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans (Agalev) tegenover wat de minister van plan is. Boutmans gaat er wel prat op dat hij een aantal groene accenten in de beleidsnota kon inschrijven, zoals een grotere aandacht voor de aidsproblematiek en het vooruitzicht op een moratorium op de internationale schulden van de betrokken landen. Toch vond hij het vorige week nodig nog maar eens uitdrukkelijk te herhalen dat er zonder zijn akkoord geen frank ontwikkelingsgeld de deur uitgaat.

Een protocol tussen hem en Louis Michel over hun onderlinge taakverdeling is er trouwens nog altijd niet. Inmiddels laat de minister geen gelegenheid onverlet om te onderstrepen dat hij prima samenwerkt met de staatssecretaris. Maar hij laat er evenmin enige twijfel over bestaan dat hij de chef is van de diplomatie en dus de politieke eindverantwoordelijkheid blijft dragen over het geheel van het buitenlandse beleid, de coöperatie inbegrepen. In het buitenland kan België maar met één stem spreken, vindt Michel, en hij wil de zijne luid laten klinken.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content