De Zuid-Afrikaan William Kentridge regisseert ‘De toverfluit’ in De Munt.
INFO : ‘Die Zauberflöte’ van Mozart van 26 april tot en met 8 mei in De Munt. Ook nog op 1,2,4,6 en 7 september 2005. Info en tickets: 070 233 939 en www.demunt.be
Zet De toverfluit van Mozart op het programma en de zaal zit elke avond vol. Hoe komt het dat jong en oud zo gefascineerd zijn door deze opera? Omdat hij een sprookje lijkt dat op muziek gezet werd. Papageno, Papagena en Monostatos zijn komische figuren. Mozart schreef het werk dan ook voor het volkstheater in Wenen. Hij wisselde de dialogen, aria’s, duetten en ensembles af met instrumentale delen en koormuziek, om het sprookjesachtige en mysterieuze in de verf te zetten. Maar De toverfluit is in de eerste plaats een pleidooi voor humane waarden, gevoed door het gedachtegoed van de Verlichting.
De Zuid-Afrikaanse regisseur William Kentridge (°1955) verwierf bij ons bekendheid door zijn figurentheatervoorstellingen met de Handspring Puppet Company op het KunstenFestivaldesArts en zijn versie van Monteverdi’s Il ritorno d’Ulisse in patria in De Munt . Hij is ook beeldend kunstenaar, gerenommeerd om zijn prachtige, ontroerende houts-kooltekeningen die de basis vormen voor multimediaprojecten. In 2002 werd hij geselecteerd voor Documenta. Is opera een vorm van tekenen voor hem?
Kentridge: ‘Ja. Alles vertrekt bij mij uit het tekenen: niet alleen het decor en de kostuums, maar ook de acteerstijl. De Koningin van de Nacht maakt bij het begin van een aria bijvoorbeeld altijd een beweging alsof ze lijnen tekent. Zo krijg je de indruk dat wat achter haar gebeurt, een creatie van haar is. Het was natuurlijk delicaat voor Mo-zart om in zijn opera openlijk voor de vrijmetselarij te pleiten. Vandaar de sprookjeselementen, die het allemaal wat lichter en luchtiger maken. In de vrijmetselarij zitten verwijzingen naar de architectuur, die ik toegepast heb in de vormgeving en de bewegingen.
‘De opera heeft te maken met het gedachtegoed van de Verlichting. Hij gaat over de verandering van identiteit: de persoonlijkheid die gevormd wordt door ervaring. Pamina krijgt het het moeilijkst te verduren. Zij wordt gevangengehouden in Sarastro’s tempel, waar ze bewaakt wordt door Monostatos. En de geliefden Tamino en Pamina moeten onder begeleiding van de toverfluit de beproevingen van vuur en water doorstaan. Daarom vind ik Pamina een van de belangrijkste figuren.’
Critici zeggen dat het libretto warrig is, vol met irrationele elementen.
WILLIAM KENTRIDGE: Al de eigen-aardigheden en ambiguïteiten maken het libretto precies krachtiger. Zo sluit het dichter aan bij de manier waarop de wereld eruitziet. Mensen kunnen ook veranderen, in goede en slechte zin. Dus is het helemaal niet fout dat de Koningin van de Nacht op het einde bijna een ander personage lijkt. Ze desintegreert.
Op het einde wordt de scène de zon, het symbool voor wijsheid en kennis. De opera gaat aan de oppervlakte over wijsheid en rationaliteit, maar formeel is hij irrationeel. Ik hecht veel belang aan schaduwen, een verwijzing naar de grot van Plato. Wijsheid wordt ook opgelegd in dit stuk. En natuurlijk heeft dat negatieve kanten. Ik wil ook de minder rooskleurige aspecten van de Verlichting laten zien.
Heeft ‘De toverfluit’ politieke connotaties?
KENTRIDGE: De opera verschilt bijvoorbeeld erg van Mozarts Requiem, want daarin formuleert hij een bijna katholieke visie op de dood. Dit is een erg seculier stuk. Het gaat over het feit dat wij op aarde de evenknie kunnen zijn van God. Er zit een sterk utopisme in. Ik had er een expliciet politieke voorstelling van kunnen maken en van Sarastro, de vermeende boze tovenaar, een koning Leopold kunnen maken. Want hij wordt ook als een soort krijgsheer en een jager gepresenteerd. Ik had het ook op de Zuid-Afrikaanse situatie kunnen betrekken, maar ik heb liever dat die associaties impliciet aanwezig zijn. Voor mij is de essentie van De toverfluit het vinden van betekenis doorheen licht en duisternis. Ik gebruik de metafoor van de fotografie in mijn enscenering: de negatieven die ontwikkeld worden tot iets helders. Licht en donker gaan een wisselwerking aan. Er staat een oude camera op de scène en in de opbouw van de scène zelf kun je de vorm van zo’n accor- deoncamera uit de beginperiode van de fotografie zien.
Het is tegelijk een verwijzing naar de traditionele barokscène.
KENTRIDGE: Ja, je ziet zes plans met friezen. In trompe-l’oeil beschilderde schermen volgen elkaar op, met zes trappen die de niveaus aangeven. Ieder plan heeft een eigen doek, met typische achtergronden voor De toverfluit: je zult een rotslandschap zien, de patio van het paleis, de tempel, de zon en helemaal op het einde een oog, waarvoor ik me geïnspireerd heb op Max Ernst. Het lijkt dus een achttiende-eeuws decor, maar het is meer dan dat. Ik maak ook gebruik van videobeelden: de achterdoeken worden gebruikt als schermen. Ze zijn versierd met beschilderde stukken die opgaan in de videobeelden. De scène is één grote telescoop, een verwijzing naar de blik en het oog, iets wat typisch is voor de vrijmetselarij. De schaduwen versterken het perspectiefeffect. De blik van de toeschouwer zal zijn weg moeten zoeken. Het virtuele en het tastbare zijn door elkaar te zien. Je kunt je niet zomaar aan rationaliteit vastklampen. Ook het irrationele eist altijd weer zijn plek op.
De drie dames hebben een camera, die ze als een wapen tegenover de koningin zullen gebruiken, omdat ze verslag kunnen uitbrengen van wat er gebeurd is. Je zult ook schoolborden zien, een verwijzing naar de wetenschap en naar het studiewerk van Sarastro.
Verwijzen de kostuums van de zangers naar het oude Egypte, de tijd waarin het verhaal zich afspeelt?
KENTRIDGE: Nee, ook de kostuums verwijzen naar fotografie. Ik raak drie tijdlagen aan: de tijd waarin de opera is geschreven, op het einde van de achttiende eeuw, de tijd waarin hij zich afspeelt, een niet nader omschreven tijd in het verleden van Egypte. En de tijd van de enscenering, nu dus, waarbij de manier waarop de toeschouwers de voorstelling ervaren belangrijk is.
Het is ook een opera die de lof van de muziek zingt. De titel suggereert dat al.
KENTRIDGE: Het is inderdaad een opera over opera. Hij gaat over de kracht van de muziek ten dienste van de liefde. Het gaat om de bezwering van de dood, een soort antipode van Orpheus ook. Orpheus daalt af naar de onderwereld om Eurydice te halen. Hier komt zij hem halen. Pamina zegt op een bepaald ogenblik tegen Tamino dat ze zijn gids zal zijn.
Ook ik raak geëmotioneerd door de kracht van de muziek in De toverfluit. Het overvalt me op de momenten dat de opera de balans vindt tussen rationaliteit en willekeur. Deze opera ligt me na aan het hart, veel meer dan het werk van Wagner, dat ik eerst als regievoorstel aangeboden kreeg. En De toverfluit heeft een interessante dieptestructuur. Het is geen oppervlakkige opera. Tegelijk zit er een natuurlijke lichtheid in de muzikale uitvoering onder leiding van René Jacobs. Genoeg om je weer door de wereld te laten betoveren.
Paul Demets