Club-voorzitter Michel D’Hooghe, aan de vooravond van de kraker tegen Anderlecht: ‘François Sterchele zei altijd: “Wacht maar, voorzitter, volgend seizoen maak ik jullie kampioen.”‘
Wat voetbal betreft, leven wij eigenlijk in een tweestromenland. Club Brugge en Anderlecht, dat is samen vijftien van de laatste twintig landstitels. Club Brugge en Anderlecht, dat is samen iets minder dan de helft van alle geld dat in eerste klasse omgaat. Maar Club Brugge tégen Anderlecht, dat is haat tegen nijd. Kat tegen hond. Supporters die elkaars bloed kunnen drinken. En volgende zondag is het weer zover. Afspraak om 13 uur in het Jan Breydelstadion.
En zeggen dat het allemaal heel anders had kunnen lopen. Constant Vanden Stock, de overleden vader van de huidige Anderlechtpreses, is zelfs nog ondervoorzitter van Club Brugge geweest. Wat als hij wél had kunnen aarden in Knokke-Zoute, nooit naar Brussel was teruggekeerd, en Anderlecht bijgevolg niet was uitgegroeid tot de Belgische recordkampioen? ‘Dan waren wij dat misschien geweest. Maar misschien ook niet’, lacht Michel D’Hooghe, de huidige eerste man bij blauw-zwart. ‘Wat had kunnen zijn, dat weet je nooit. Eigenlijk geloof ik dat het allemaal voorbestemd was om zo te lopen. Constant en Club Brugge, dat zou een tegennatuurlijk huwelijk zijn geweest. Constant hoorde thuis in Brussel, bij zijn roots. Daar was hij op z’n best. Hij heeft van Anderlecht een ijzersterke club gemaakt, een te duchten concurrent. Maar wij hebben in die jaren ook niet slecht geboerd.’
Bent u tevreden over het voetbal dat Club Brugge dit seizoen op de mat legt?
MICHEL D’HOOGHE: Toch wel. De kwaliteit van ons spel is fel verbeterd tegenover vorig jaar. Ronald Vargas, Nabil Dirar en Joseph Akpala zijn versterkingen, zoveel is duidelijk. We beschikken over meer creativiteit en over meer individueel talent. We zijn er zeker nog niet, want dit Club heeft nog altijd enkele duidelijke tekortkomingen. Maar goed, daar wordt aan gewerkt.
Het is de tweede zomer op rij dat Club Brugge de bezem haalde door zijn spelerskern. Tegen AA Gent startte u met exact vier spelers die hier in 2006 al waren: Stijn Stijnen, Michael Klukowski, Ivan Leko en Philippe Clement. En die laatste twee zijn meestal niet zeker van een basisplaats.
D’HOOGHE: We hebben enkele mannen laten gaan die aan het einde van hun loopbaan waren. Op Sven Vermant en Gaetan Englebert bouw je geen toekomst meer, en dat zeg ik met alle respect, want die spelers hebben veel betekend voor Club Brugge. Het was tijd om te verjongen en met wat ik nu zie, moet ik zeggen dat onze sportieve staf dat uitstekend gedaan heeft.
Jullie beste transfer speelde hier vorig seizoen al: Wesley Sonck is helemaal opengebloeid.
D’HOOGHE: Vorig seizoen miste hij de voorbereiding en hebben we de echte Sonck uiteindelijk nooit gezien. De sleutel van zijn succes is dat hij nu op een rustige manier heeft kunnen opbouwen. En dan blijkt hij weer die speler die uit het niets een doelpunt kan maken. Voor een ploeg is dat van goudwaarde.
Dat Sonck weer die schwung van in zijn beste periode bij Racing Genk heeft, is ook de verdienste van Akpala, die Soncks rendement duidelijk verhoogt. Je kunt Joseph vergelijken met Moumouni Dagano, met wie Sonck een geweldig koppel vormde bij Genk. Wesley heeft zo’n wroeter naast zich nodig om zelf van de ruimte te kunnen profiteren.
Hoe gaat het ondertussen met Koen Daerden en Elrio Van Heerden?
D’HOOGHE: Beter en beter. Van Heerden heeft al mogen invallen in het eerste elftal, Daerden speelde een paar wedstrijden met het beloftenelftal. Er zit dus progressie in, maar mirakels mogen we niet verwachten. Zeker niet van Daerden, die toch bijna twee jaar uit roulatie is geweest. Dat wil zeggen dat niet alleen die blessure genezen moet, maar dat die jongen conditioneel ook bijna van nul moet beginnen. Zoiets kan niet van vandaag op morgen. Ik heb daar wel respect voor hoor, ik weet door welk dal Koen is gegaan en hoe hard hij moet werken om terug te keren. Velen hebben aan hem getwijfeld en ik moet toegeven: ik ook. Dat hij nu al zover staat, is al een overwinning op zich.
Het moet voor Daerden ook mentaal erg moeilijk zijn. De duurste transfer uit de geschiedenis van Club Brugge schitterde voorlopig alleen op het dokterskabinet.
D’HOOGHE: Dat prijskaartje hangt als een molensteen rond zijn nek, ja. Maar Daerden kan er niet aan doen dat wij voor hem veel geld betaalden. Als hij terugkeert, zal hij mentaal sterker staan dan ooit en krijgen we er een absolute topper bij. De vraag is: zal zijn knie het houden? Maar daar kan niemand nu op antwoorden. In ieder geval doet Koen er letterlijk alles voor, wat hem op de club veel sympathie oplevert.
Geven jullie zo’n jongen psychologische begeleiding?
D’HOOGHE: Dat is een taak voor de trainers.
Zij zijn daar niet voor geschoold.
D’HOOGHE: Nee? Ik denk dat de eerste voorwaarde om een goeie trainer te zijn, is dat je een goeie psycholoog bent. Trainen is leiding geven en dat lukt nooit zonder inzicht in de psychologie. Ik heb trainers gekend die méésters waren in de psychologie. Ernst Happel, die gooide zijn voetbalschoenen door de vestiaire, en de spelers wisten meteen hoe laat het was. Met die ene impulsieve geste bereikte Happel perfect wat hij wilde. Nu, vandaag zou dat specifieke recept niet meer pakken, maar je kunt de periodes moeilijk met elkaar vergelijken, net zoals dat voor verschillende generaties voetballers niet kan. Het voetbal zelf was ook anders in de tijd van Georges Leekens, René Vandereycken en Ludo Coeck.
Er stonden toen meer persoonlijkheden op het veld.
D’HOOGHE: Dat is juist, maar dat komt vooral omdat spelers toen een veel grotere binding met hun club hadden dan vandaag. Zei je Raoul Lambert, dan zei je Club Brugge. Zei je Johnny Thio, dan zei je Club Brugge. Maar zeg vandaag Ronald Vargas… niemand weet waar die jongen morgen zal spelen, hè. Voetballers zijn huurlingen geworden, al bestaan er gelukkig nog uitzonderingen zoals Philippe Clement. Voor de supporters is het daardoor veel moeilijker geworden om zich te identificeren met een club. De basiself van het seizoen ’78-’79 ken ik nog altijd uit het hoofd. Maar vraag mij binnen tien jaar wie er in 2008 bij Club speelde en ik ben er bijna zeker van dat ik het niet zal kunnen opzeggen.
Wat is er aan de hand met jullie rechtsachter? Vorig jaar kreeg Brian Priske daar tonnen kritiek, nu lijkt Laurent Ciman de gebeten hond.
D’HOOGHE: Rechts in de verdediging blijkt inderdaad een moeilijke positie om in te vullen, bij de nationale ploeg hebben ze er ook last mee. Tja, we hebben heel hard gewerkt om een toprechtsback aan te trekken, maar blijkbaar is die dus niet gevonden. Alle grote namen die wij wilden, bleken stuk voor stuk onmogelijk. Pas op, ik geef nog geen definitief oordeel over Ciman. Hij heeft veel meer talent dan wat er momenteel uitkomt en verdient zeker nog kansen. Hij komt momenteel vertrouwen te kort. Gun hem wat tijd, hij is nog jong en loopt nog maar pas op de club rond.
Club Brugge heeft gewacht tot hij en Jeroen Simaeys van de Olympische Spelen terugwaren om aan de competitie te beginnen.
D’HOOGHE: Dat is een keuze van onze sportieve staf geweest en ik durf gerust te zeggen dat ik daar niet zo blij mee was. Hun argument was dat we twee spelers uit hetzelfde segment misten, waardoor de ploeg fundamenteel verzwakt was. Ik ben hun daarin gevolgd, maar ik vond het wel gevaarlijk, want als je het Europees een beetje goed doet, dreig je de spelers te overbelasten.
En dan gelden geen excuses, want Club Brugge heeft zelf gekozen voor die intensievere kalender.
D’HOOGHE: Klopt. Het behalen van de Uefacup-poules was geweldig nieuws, maar dat dit de kern conditioneel voor uitdagingen stelt, is zonneklaar.
Gaf Club Brugge zo ook geen motie van wantrouwen aan de mogelijke vervangers van Ciman en Simaeys?
D’HOOGHE: Nee, dat denk ik niet. Het is een motie van vértrouwen voor degenen die afwezig waren. Zo laat je die spelers ervaren dat zij belangrijk zijn voor het team.
Karakterieel verschilt u sterk van uw trainer Jacky Mathijssen. Hij is een provocateur tot en met, terwijl u eerder van het zalvende type bent.
D’HOOGHE: In een goed huwelijk vul je elkaar aan. Jacky is een grote persoonlijkheid en een ambitieuze werker die van ’s morgens tot ’s avonds met zijn vak bezig is, ik heb hier al andere trainers gekend. U zult trouwens merken dat hij zich dit seizoen veel minder provocerend opstelt dan vroeger. We hebben daar deze zomer lang over gepraat, ik vond dat hij in de externe communicatie te veel verschilde van de Jacky die ik in de dagelijkse omgang kende. Om zijn spelers te beschermen deed hij zich iets flinker en scherper voor dan hij echt is. Hij deed dat met de meest nobele intenties, maar dreigde er tegelijk zelf het slachtoffer van te worden. En het werkt ook niet. De mensen zijn niet dom: als het slecht is, dan zien zij dat ook wel. Maakt niet uit hoe stoer de trainer achteraf praat.
En dat hij af en toe naar de tribune vliegt?
D’HOOGHE: O, dat viel dit seizoen nog maar één keer voor. Eigenlijk is dat tegenwoordig part of the game. Er zijn matchen waarin er aan de zijlijn meer spektakel te beleven valt dan op het veld. Ik heb altijd medelijden met die arme vierde scheidsrechter die dan maar de gemoederen moet bedaren. En ook die van ons kent daar wat van, ja. ( lacht) Vroeg of laat moet de FIFA daar toch wat aan doen. Die cinema tegen de vierde scheidsrechter is niet stichtend voor het imago van onze sport.
Voor trainers is het een truc om het publiek op te hitsen.
D’HOOGHE: Natuurlijk. En dat zou niet mogen. Zet voor mijn part zelfs alle trainers maar in de tribune, dan is dat alvast al opgelost.
Hoeveel geld heeft Club al verloren aan het uitblijven van een beslissing in het stadiondossier?
D’HOOGHE: Dat kost ons week na week pakken geld, hoeveel valt zelfs moeilijk te becijferen. Wij kunnen 600 eters ontvangen, maar sommige matchen krijgen we vlot 5000 aanvragen. Tel uit uw verlies. Als Club Europees een beetje competitief wil blijven, dan moeten we hier zo snel mogelijk weg.
Maar goed, dat weet nu ondertussen iedereen, en ik wil in de communicatie over dit dossier niemand nog provoceren met straffe uitspraken. Het Milieu Effecten Rapport (MER) is ingediend, heb ik vernomen. Club gaat nu sereen het besluit van de Vlaamse regering afwachten.
Delen van het MER zijn al uitgelekt. ‘Niet te verantwoorden’, is naar verluidt het oordeel over Loppem, uw uitverkoren locatie.
D’HOOGHE: Dat kunt u niet weten. Niemand heeft het definitieve rapport al gelezen, ook de journalisten niet. Ik kan me trouwens niet indenken dat dit project om milieuredenen zou worden gekelderd, we bouwen tussen twee autosnelwegen en een spoorlijn! En op arme landbouwgrond. Milieuredenen! Of het zou moeten zijn dat onze verlichting de seksuele drift van de vrouwelijke vleermuizen verstoort of zo. Eerlijk, als je op de site in Loppem geen stadion kunt bouwen, dan vraag ik me af waar in België het nog wél kan.
Ondertussen is het dossier fel gepolitiseerd en in feite verworden tot een strijd tussen Open VLD en CD&V. Met de liberalen in de hoek van Club Brugge en de christendemocraten achter burgemeester Patrick Moenaert.
D’HOOGHE: Er zijn veel te veel politiek getinte uitspraken gepleegd in dit dossier en ik betreur dat zeer. Club wil geen enkele strekking politiek bevoordelen. Dat staat zelfs letterlijk zo in onze statuten. En dat heb ik trouwens ook laten weten aan degenen die vroeg of laat de politieke beslissingen moeten nemen. Wij hebben níéts tegen CD&V. Natuurlijk niet.
Met een prominente supporter als Jean-Luc Dehaene op de eretribune moet dat toch duidelijk zijn?
D’HOOGHE: Dacht ik ook. Ik heb er met Jean-Luc al vaak over gesproken en ik durf zeggen dat Club Brugge nooit, tegen gelijk wie, een antipolitieke houding heeft aangenomen. Of sommige politici zich niet tegen Club Brugge hebben opgesteld, dat is een ander verhaal.
Het is bekend dat burgemeester Moenaert zich al fel uitgesproken heeft tegen de site in Loppem. Die man kan daar bijna niet meer op terugkomen.
D’HOOGHE: Geen commentaar. Behalve: ik heb nooit gewild dat dit zou uitdraaien op een duel D’Hooghe-Moenaert.
Hoe komt het toch dat de relatie tussen club en stad zo getroebleerd is geraakt?
D’HOOGHE: Bepaalde fanatieke houdingen zullen daarin hebben meegespeeld. Verder kan ik alleen maar zeggen dat mijn deur openstaat en dat ik steeds bereid ben tot een dialoog. En dat men niet mag vergeten dat Club de beste ambassadeur is die deze stad ooit gehad heeft.
Had dit dossier gemakkelijker bewogen als jullie Cercle mee hadden genomen naar de nieuwe locatie?
D’HOOGHE: Misschien. Maar mensen die denken dat je nog met twee ploegen een stadion moet delen, hangen het achterhaalde idee aan dat een stadion alleen dient om voetbalmatchen in te spelen. Dat doet men in het buitenland bijna nergens meer. Een modern stadion baat je iedere dag van de week uit. Trouwens, wij hebben een stadion van 40.000 man nodig. Daar kan Cercle niks mee aanvangen. Samen verhuizen is voor mij geen optie.
Is er al een naam bekend voor uw nieuwe voetbaltempel?
D’HOOGHE: Nee. Maar het wordt meer dan waarschijnlijk een sponsornaam.
En niet het Michel Van Maele-stadion?
D’HOOGHE: Nee, aan personencultus doen wij niet. De naam van het stadion zal deel uitmaken van ons commercieel plan.
Kon u ermee lachen dat de Cercle-fans tijdens de derby FC Loppem riepen?
D’HOOGHE: O, zeker, ik sta steevast in bewondering voor de tomeloze creativiteit van het publiek Je moet daarmee kunnen lachen, dat is de folklore van het voetbal. Mijn favoriet voorbeeld komt uit de tijd dat Beveren met tien zwartjes en één blanke speelde en dat die laatste dan oerwoudgeluiden te horen kreeg als hij aan de bal was ( lacht). Heerlijk toch?
Hoofdsponsor Dexia heeft het moeilijk. Heeft dat repercussies voor Club Brugge?
D’HOOGHE: Normaal niet. Wij hebben, lang voor de crisis, een nieuw contract voor vijf jaar afgesloten. Voor zover er geen ongelukken gebeuren, ga ik ervan uit dat dat gewoon gerespecteerd wordt. Wat wel zou kunnen, is dat het voetbal in zijn totaliteit de gevolgen van deze crisis nog zwaar gaat voelen. Sponsoring en business seats zullen altijd het eerste zijn waarop een bedrijfsleider bespaart. Ander voorbeeld: ik vond het een serieus teken aan de wand dat geen enkel Vlaams televisiestation onze match op Rosenborg wou verslaan. Nog niet zo lang geleden stonden ze daarvoor in de rij.
Over naar belangrijker zaken: valt de naam van François Sterchele hier nog vaak?
D’HOOGHE: Iedere match in de 23e minuut scandeert het publiek gedurende een minuut zijn naam. 23 was zijn rugnummer. De dood van François heeft enorm veel losgemaakt op Club Brugge. De indruk die die man hier in één jaar wist na te laten, dat is eigenlijk ongelooflijk. De match tegen Westerlo (de eerste na het ongeval, nvdr), toen de supporters de regie voerden, vergeet ik nooit meer. Dat was het sociale, het grote Club Brugge.
François was een echte, onweerstaanbare Tijl Uilenspiegel. Hij was zo ontwapenend, je kon gewoon niet boos op hem zijn. We hebben een mooie mens verloren, maar ook een schitterende voetballer die nog lang niet aan zijn limiet zat. Wist u dat hij mij vaak heeft gezegd: ‘Wacht maar voorzitter, volgend jaar maak ik jullie kampioen.’
Dan zullen zijn collega’s het moeten doen.
D’HOOGHE: We zullen zien. Laten we eerst maar de harde wintermaanden afwachten voor we daar uitspraken over doen.
DOOR JEF VAN BAELEN