De koning wil dat de ‘schatten van België’ federaal blijven. Een goed idee, maar op één voorwaarde.
De merkwaardige reeks van De Standaard over de woelige formatie van de interim-regering Verhofstadt III bevatte één zinnetje dat weinig aandacht kreeg. De krant schreef dat de koning de diverse rooms-blauwe onderhandelaars meermaals had bezworen de federale wetenschappelijke en culturele instellingen niet te splitsen.
De koning had gelijk. Iedereen die met de botte communautaire bijl de deur wil forceren van instellingen zoals de Koninklijke Bibliotheek, zou het best twee keer nadenken. Moeten alle Vlaamse boeken naar de noordelijke vleugel en alle Franstalige naar de zuidelijke? En wat doen we dan met Maurice Maeterlinck? Ons land telt dertien federale wetenschappelijke instellingen (onder meer het Belgisch Instituut voor Ruimte-aeronomie, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, de Koninklijke Bibliotheek van België, het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het Rijksarchief). Daarnaast zijn er nog drie zogenaamde biculturele instellingen (de Koninklijke Muntschouwburg, het Paleis voor Schone Kunsten en het Nationaal Orkest van België). Vreemde eend in de bijt is het Legermuseum.
Drie federale ministers zijn bevoegd voor de ‘schatten van België’: Sabine Laruelle (MR), Patrick Dewael (Open VLD) en Pieter De Crem (CD&V). Zij (en hun voorgangers) beheren hun instellingen als ‘goede huisvaders’, zo schreef de (Vlaamse) Raad voor Cultuur in een advies van 2005. Niet meer. Niet minder. Af en toe een likje verf. Een nieuwe verwarmingsketel en soms een prestigeprojectje (de iguanodons!). Toch zijn de noden enorm: de collecties, ter waarde van 6,2 miljard euro (!) worden momenteel niet in optimale omstandigheden bewaard en er schort ook heel wat aan de ontsluiting. Een echt structurele aanpak van de problemen is er nog steeds niet. Enkel de biculturele instellingen functioneren naar behoren.
De Raad voor Cultuur betreurde dat er geen overleg is tussen de federale instellingen en de gemeenschappen. ‘Zij pikken evenmin in op nieuwe tendensen en evoluties die elders opgang maken. De knowhow die in de federale wetenschappelijke instellingen beschikbaar is, wordt bijgevolg deels onbenut gelaten.’
De Vlaamse en Franse (en Duitstalige) gemeenschap hebben alle belang bij goed draaiende, federale cultuur- en wetenschapsinstellingen. Hun collecties zijn van wereldniveau en van het allergrootste belang voor de cultuurgemeenschappen in het land.
Het federale België moet dan ook dringend werk maken van een modern en efficiënt beleid. België stopt jaarlijks 620 miljoen euro in het wetenschapsbeleid (waar cultuur onder ressorteert). 178 miljoen gaat naar de lucht- en ruimtevaartindustrie en dient eigenlijk om (vooral Brusselse en Waalse) bedrijven zuurstof te geven. Het resterende bedrag (442 miljoen euro) is vergelijkbaar met het budget dat Bert Anciaux dit jaar wil uitgeven voor de hele Vlaamse cultuursector. Daarmee worden dus álle musea, alle theaters, alle orkesten, de grote instellingen als de Vlaamse Opera en deSingel, de kunstencentra en honderden individuele organisaties en kunstenaars betaald.
De federale instellingen hebben genoeg geld, het wordt alleen verkeerd gebruikt. De Raad van Cultuur pleitte in 2005 voor een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gemeenschappen. Ook zouden de gemeenschappen vertegenwoordigers moeten krijgen in de instellingen. Zelfs dit minimalistische voorstel is momenteel onaanvaardbaar voor het hof en voor de Franstaligen. Elke dag dat België zijn culturele instellingen verwaarloost, is een verloren dag voor de cultuurgemeenschappen in dit land.
door Karl van den Broeck