Yves Leterme (CD&V) probeert de regeringsonderhandelingen weer vlot te trekken. Hij zal niet alleen voor het communautaire veel politieke creativiteit nodig hebben om te slagen.
De toestand is misschien nog niet hopeloos, maar wel heel ernstig. Bij het begin van de koninklijke time-out als politiek tijdverdrijf in het voorbije weekend, meende formateur Yves Leterme dat er geen sterke regering kan komen zonder een consensus over de kerntaken van de federale staat en van de gewesten en gemeenschappen. Al die entiteiten zouden constructief moeten samenwerken. ‘Het ontbreken van deze consensus vormt een bedreiging voor de welvaart en het welzijn van de bevolking en voor de goede werking van de instellingen’, zei Leterme.
Maar aan de top van de politiek in dit land is er helaas bitter weinig gedaan om die steile ambities waar te maken. Voor de parlementsverkiezingen van 10 juni was er wel tijd voor verkennende gesprekken tussen christendemocraten en socialisten over de vorming van een rooms-rode regering, maar niet om een staatshervorming voor te bereiden. De kiezers trokken bovendien een dikke streep door de gesmede coalitieplannen.
Na 10 juni was de eerste aanwijzing voor een institutionele impasse al dat Didier Reynders (MR) als informateur in een eindverslag van ruim 200 pagina’s over zijn gesprekken met Jan en alleman amper tien lijnen aan het communautaire besteedde. Hij noteerde kort en bondig dat de Vlaamse partijen wél een staatshervorming willen en de Franstalige partijen níét. Koninklijk onderhandelaar Jean-Luc Dehaene (CD&V) mocht vervolgens niet te lang in de weg lopen met zijn expertise inzake het hervormen van het federale België. Na een dergelijk slordige aanloop Vlaamse en Franstalige lijstjes met communautaire eisen uitwisselen, kon op Hertoginnedal slechts uitmonden in een formatiecrisis.
Dit mag overigens niet de indruk wekken dat de oranje-blauwe onderhandelaars elkaar in sociaaleconomische dossiers gemakkelijker vinden. Ook op dat vlak krijgen liberalen en Vlaamse christendemocraten meer dan hun lief is te maken met een ‘linkse’ CDH als dwarsligger. De afwijzing door voorzitster Joëlle Milquet van centrumrechts gekleurde voorstellen over onder meer de sociale zekerheid steunt op een herstel van de contacten met de Mouvement Ouvrier Chrétien (MOC), de Franstalige vleugel van de christelijke arbeidersbeweging. Tegelijk haalt die MOC zijn mosterd bij Ecolo en nog meer bij de PS van Elio Di Rupo. Via deze netwerken zijn veel CDH-amendementen voor de onderhandelingen op Hertoginnendal zelfs geschreven op kabinetten van PS-ministers.
Over die schaduw van de PS over de formatie is tot nog toe minder geweten dan over de vrees van CDH en MR om bij de Waalse verkiezingen in 2009 door de troepen van Di Rupo de rekening gepresenteerd te krijgen voor enige toegeeflijkheid tegenover de Vlaamse wensen van CD&V/ NVA en Open VLD. Helemaal ondenkbaar voor CDH en MR is het daarom trouwens ook dat oranje-blauw voor communautaire hervormingen die een tweederdemeerderheid vergen, geen beroep zou doen op de PS en alleen zou terugvallen op Vlaamse oppositiepartijen, zoals N-VA-voorzitter Bart De Wever durft te suggereren.
Ook die afwegingen zal Leterme moeten meenemen in zijn nieuwe onderhandelingsschema’s.
Patrick Martens