De concurrenten zien hem allang niet meer als ‘het cyclocrossertje’. Zdenek Stybar maakt zondag in de Ronde van Vlaanderen een behoorlijke kans op de zege. ‘Wie op de weg wint, voelt zich wekenlang koning.’
In 2011 nam Zdenek Stybar een gigantische gok. De koning van de cross was hij toen, populair en bijwijlen oppermachtig. Toch was het hem niet genoeg. Hij had gezien hoe zijn vroegere jeugdrivaal Lars Boom faam verwierf in de wegkoersen. Dat wou Stybar ook. Manager Patrick Lefevere van Quick Step gunde hem de kans, maar dan zonder beloftes of voorkeursbehandeling: Stybar moest tonen dat hij zijn plek waard was. Het had op een flop kunnen uitdraaien, maar dat was buiten de branie uit Bohemen gerekend. Stybar klom bij Lefevere op van helper tot beschermd renner en zelfs kopman. Zondag rijdt hij de Ronde van Vlaanderen als een van de absolute topfavorieten, zeker nu grote namen als Tom Boonen en Fabian Cancellara geblesseerd thuis zitten.
‘De Ronde is de koers waarvoor ik de cross verliet. Het zou fantastisch zijn als ik daar mijn eerste grote zege pak’, vertelt Stybar, in die ene vrije middag tussen de E3-prijs en Gent-Wevelgem. ‘Er is zo veel aan de Ronde om van te houden. De sfeer in Brugge aan de start! Het enthousiaste publiek langs heel het parcours, bijna als in een veldrit. Het is niet alleen Vlaanderens mooiste, het is de mooiste koers van de hele wereld.’
Zie je jezelf als een van de favorieten?
ZDENEK STYBAR: Natuurlijk ben ik een favoriet. Als je zag hoe het in de eerdere voorjaarskoersen liep, zou het belachelijk zijn om het tegendeel te beweren.
Er wordt wat afgevallen in de koers dit voorjaar.
STYBAR: Het peloton is veel te zenuwachtig. Ik vroeg een renner waarom hij zo blind naar voren stormde. Zijn ploegleider had hem bevolen vooraan in het peloton te gaan rijden, daar is de kans op valpartijen het kleinst. En omdat half het peloton dat deed, vielen we allemaal.
De Ronde van Vlaanderen passeert door Ardooie, waar jij vorig jaar twee keer zwaar bent gevallen.
STYBAR: (lacht)Derde keer, goede keer. Ik ga er niet over nadenken. Pech kun je overal hebben. Ardooie is niet vervloekt voor mij. Trouwens, ik heb er ook al twee keer de veldrit gewonnen.
Ben je bijgelovig?
STYBAR: Toch wel een beetje. Ik hou graag vast aan mijn routine, die mag niet doorbroken worden. Ik had de outfit waarmee ik de Strade Bianche won graag de rest van het voorjaar gedragen. Jammer genoeg scheurde hij bij mijn val in Milaan-Sanremo. Hij was dus toch geen geluksbrenger.
Wordt zondag jouw dag, of moet je nog een weekje wachten? Je beste resultaten haalde je in Parijs-Roubaix, maar volgens Tom Boonen ligt de Ronde van Vlaanderen jou nog meer.
STYBAR: Als hij het zegt. (lacht) De hellingen kan ik aan, de kilometers ook, maar vergeet niet dat het pas de derde keer is dat ik start.
Geen spijt dat je zo laat aan die klassiekers bent begonnen?
STYBAR: Dan was ik geen vijf keer wereldkampioen geworden in de cross en dat was óók heel mooi. Ik zal nooit over mijn lippen krijgen dat mijn veldrijdersjaren verspilde tijd waren. Ik had één jaar vroeger de overstap moeten maken, dat wel. In mijn laatste volle veldrijderseizoen snakte ik naar een nieuwe uitdaging. Maar ja, ik was toen wereldkampioen, alles liep geweldig. Niet makkelijk om dan te zeggen: weg hiermee, ik ga de klassiekers doen.
Wat is het leukst: een veldrit of een klassieker?
STYBAR: Dat hangt ervan af. Cross associeer ik met gezelligheid. Het is bijna een familiegebeuren: je kent de fans bij naam, de concurrenten zijn halve kameraden en je rijdt een hele winter lang in een atmosfeer van feest en plezier. Al die vreugde, en jij die dan een van de helden bent voor wie die feestvierders zijn afgezakt: dat warme gevoel kennen mijn collega-wegrenners niet. Op de weg gaat het er ongetwijfeld harder toe, maar daar staat één belangrijke beloning tegenover: een wegkoers winnen geeft zo’n ongelooflijke kick. Wie op de weg wint, voelt zich wekenlang koning. Terwijl het in het veld toch meer is: oké, fijn, maar morgen is het opnieuw cross.
Wegwielrennen is een ploegsport, veldrijden is individueel. Ben jij van nature een ploegspeler?
STYBAR: Dat was in het begin aanpassen. Ik ging altijd voor eigen succes. Niet uit egoïsme, gewoon omdat ik zo als renner ben opgegroeid. Koersen betekende voor mij: zelf proberen te winnen. Maar op de weg kan het niet iedere keer voor jou zijn, het is zelfs dom om het zo aan te pakken. Ondertussen maakte ik de klik. Een hele dag werken en Cav of Kwia (Mark Cavendish en Michal Kwiatkowski, nvdr.) die het afronden: daar kan ik even hard van genieten als wanneer ik zelf win. Je spreekt samen een tactiek af en voert die dan tot in de perfectie uit: kippenvel.
Wat verandert de afwezigheid van Tom Boonen?
STYBAR: Veel. Tom geeft de ploeg rust. Als iemand twijfelt, dan weet Tom de oplossing. Dat soort leider ben ik zeker nog niet. Men zegt dat ik nu mijn kans krijg omdat Tom er niet is, maar zelf zie ik dat helemaal anders. De andere teams kijken op naar Tom, waardoor zijn ploegmaats meer vrijheid hebben. We zullen het nu echt op eigen kracht moeten doen, maar oké, da’s geen excuus. Etixx-Quick Step is met voorsprong het sterkste team voor de kasseiklassiekers. Wij gaan sowieso voor de overwinning.
Heb je een favoriete helling in het Rondeparcours?
STYBAR: Toen ik hem voor het eerst reed, had ik een hekel aan de Oude Kwaremont. Ik vond er mijn weg niet, ’t is moeilijk onder woorden te brengen. Maar sindsdien begint die heuvel mij almaar beter te liggen. De Paterberg en de Taaienberg hebben me altijd al aangesproken, maar het fijnst blijft natuurlijk de Koppenberg. Al was het maar omdat die me aan de cross doet denken.
Heb je wat aan je ervaring als veldrijder op de kasseien?
STYBAR: Als het nat is, wel. Dan wordt behendigheid een troef. Maar collega’s die nooit een crossfiets zagen, kunnen dat ook, hè. Op kasseien rijden is uiteindelijk niet moeilijk.
Daarover verschillen de meningen. Wat is het geheim van goed op kasseien rijden?
STYBAR: Niet gestrest zijn. (lacht) Je moet zo ontspannen mogelijk sturen en de fiets als het ware het werk laten doen. De juiste afstelling van de fiets is daarbij erg belangrijk. Onze ploeg kan dat. Wij hebben knappe monteurs en uitstekend materiaal.
Nu haal je een van de grote taboes in het peloton aan. Renners rijden met wat hun sponsor ter beschikking stelt, ook al is het oud ijzer waarmee geen koers te winnen valt. Ik ken een coureur die beweert dat slecht materiaal hem al twee klassiekers heeft gekost.
STYBAR: Ik beweer niet dat het materiaal geen rol speelt, maar de favorieten rijden allemaal op fietsen van topkwaliteit. Bij kleinere teams mogen de renners misschien wel zeggen dat ze benadeeld zijn.
Toen je bij de ploeg kwam, zei Patrick Lefevere dat hij je er niet alleen bij nam omdat je een goed atleet bent, maar ook voor je winnaarsmentaliteit en je positieve instelling.
STYBAR: Dat heb ik aan mijn pa te danken. Als ik met twintig seconden voorsprong won, zei hij: ‘Zdenek, waarom geen dertig seconden? Was je moe?’ (lacht) Stel nu dat ik zondag de Ronde van Vlaanderen win, dan zal ik achteraf niet zeggen: het is áf. De week daarna volgt Parijs-Roubaix, een paar maanden later wil ik ritten winnen in de Tour, nog later komt het wereldkampioenschap. Ik kan blij zijn met een zege, en als ik een monument win, zal ik een paar uur euforisch zijn. Maar achteroverleunen? Nee.
Je was vijftien toen je huis en haard verliet om in het zware Zwitserse juniorencircuit naam te gaan maken. Voor Vlaamse kinderen is zo’n stap bijna ondenkbaar.
STYBAR: Waarom zouden ze ook? Vlaamse jongens vinden in eigen land de beste omstandigheden om te leren koersen. Ik droomde ervan om renner te worden, maar in Tsjechië lag het niveau van het wielrennen niet hoog genoeg. Het was vertrekken, of mijn droom opgeven. Voor mijn ouders was dat een zware tijd en niet alleen omdat hun zoon wegging. Die verhuizing naar Zwitserland konden ze eigenlijk niet betalen. Ze schraapten al hun spaarcenten bijeen, maar ik wist dat het niet genoeg was. Gelukkig begon ik snel te winnen. Met mijn prijzengeld en wat klusjes hier en daar kon ik al na twee maanden op eigen benen staan. Vier jaar later tekende ik mijn eerste contract. Daarmee had ik mijn eigen deadline ruim geklopt, want ik had tegen mezelf gezegd: ‘Zdenek, je hebt tot je 23e om het te maken als coureur. Anders zoek je maar iets waar je wel de kost mee verdient.’
Daar word je hard van, zo jong al voor jezelf moeten zorgen.
STYBAR: Misschien wel. Het waren zware jaren, maar ik kijk er met plezier op terug. Het fysieke afzien, de onzekerheid, dat hoorde er naar mijn gevoel bij. Ik was mijn droom aan het beleven, hè. Mijn ouders hebben die jaren zeker meer geleden dan ik. Een jonge Tsjech die nu van een wielercarrière droomt, kan evengoed thuisblijven. Het is ongelooflijk wat er in die vijftien jaar in mijn land is veranderd, op alle vlakken.
Je bent in Tsjechië een aardig zakenimperium aan het opbouwen. Er zijn niet veel renners die al bezig zijn met hun leven na de fiets. De meesten willen daar zelfs niet over nadenken.
STYBAR: Ik vind dat raar: iedereen weet toch dat een wielercarrière niet eeuwig duurt? Ik bezit in Tsjechië een bedrijf dat garages inricht, een aantal appartementen, een belang in een paar brouwerijen, en een bed & breakfast met daarbij een klein restaurant. De B&B, die ik trouwens ‘pension Stybar’ heb genoemd, vraagt momenteel de meeste aandacht. De gastenkamers draaien vrij goed, maar een restaurant houden is een erg moeilijke business. Ik moet nog leren hoe ik dat kan laten marcheren. Op termijn worden de brouwerijen waarschijnlijk het belangrijkst. Die investeringen geven me opties voor mijn leven na de fiets en nu zijn ze een manier om mijn vrije uren nuttig te spenderen. Ik ben geen type dat na de training een namiddag doelloos op het internet kan surfen. Gamen of video’s kijken gaat me ook snel vervelen.
Patrick Lefevere wil liever vroeg dan laat een opvolger. Het moet een ondernemer zijn met koers in het bloed. Zou dat niks voor jou zijn?
STYBAR: Hmmm, da’s een moeilijke. Patrick is met duizend dingen tegelijk bezig en veel van die zaken zijn bijzonder belangrijk, terwijl ze mij niet erg kunnen boeien. Nee, dan spreekt de job van Rolf Aldag me meer aan. Hij is bij onze ploeg de ‘sport and development manager’ en staat onder meer in voor de keuze van het materiaal. In de techniek het onderste uit de kan halen, in ieder klein detail zien wat beter kan: zoiets zou ik leuk vinden. Maar dat is niet voor morgen, hè. Ik zit nog maar in mijn derde seizoen op de weg en wil zo lang mogelijk doorgaan. Als het kan tot mijn veertigste, zo zijn er tegenwoordig wel meer coureurs.
Ga je volgende winter nog veldrijden?
STYBAR: Heel graag. De cross blijft mijn eerste liefde maar of het zal lukken, kan ik niet beloven. Een paar veldritten moeten ze mij gunnen, maar een volledige winter wordt moeilijk, vrees ik.
Vroeger koersten renners op de weg tot ze dertig werden en het beste eraf was. Veldrijden werd gezien als een soort uitgesteld pensioen.
STYBAR: En ik volgde helemaal de tegenovergestelde weg. (lacht) Nee, wat je nu voorstelt, uitbollen in het veld, dat is voor mij ondenkbaar. Het zal volle gas zijn, of niks.
Je zult stevige concurrentie krijgen, er zijn daar twee kerels van twintig sterk aan het koersen. Wat zou jij Wout van Aert en Mathieu van der Poel aanraden? Moeten die twee niet zo snel mogelijk naar de weg?
STYBAR: Ze moeten vooral hun gevoel volgen. Die jongens beseffen het niet, maar ze hebben dé tijd van hun leven: jong, alles nog moeten meemaken, uitblinken, met ruime voorsprong winnen… Geniet daarvan: dat is mijn voornaamste advies. En zolang Wout en Mathieu zich amuseren, moeten ze zeker niet overstappen. Maar als ze het gevoel krijgen dat ze een nieuwe impuls nodig hebben, mogen ze niet twijfelen. Zo’n overstap is niet makkelijk, ik kan ervan meespreken. Je geeft veel op en de toekomst is onzeker. Drie jaar geleden kon niemand zeggen dat ik nu voor de overwinning zou rijden in de Ronde van Vlaanderen. Dat is voor iedereen een verrassing, voor mij nog het meest.
DOOR JEF VAN BAELEN
‘In Tsjechië lag het niveau van het wielrennen niet hoog genoeg. Het was vertrekken,of mijn droom opgeven.’