Vlaams minister-president Bart Somers is best trots op zijn regeringsploeg, die volgens hem degelijkheid uitstraalt en het politieke discours tot de essentie heeft teruggebracht. En voor alle duidelijkheid: de Vlaamse schatkist is niet leeg.
Driehonderdvijftig dagen om te regeren. Dat kreeg Bart Somers (VLD) toen hij in juni Vlaams minister-president werd. Die job paste niet meteen in zijn carrièreplanning, zelfs niet in de bestemming die de partijtop aanvankelijk voor hem op het oog had. Maar de transfer van zijn partijgenoot Patrick Dewael naar de federale regering amper een jaar voor de regionale verkiezingen schreeuwde om een nieuwe Vlaamse leider met electoraal potentieel. Veel kandidaten stonden er niet te springen om zich op het Martelaarsplein te settelen. Wie een erfenis aanvaardt, moet er immers ook de schulden bij nemen en Dewael was er net op tijd vandoor gegaan. Dus moest de meer dan veelbelovende Mechelse burgemeester opdraven, geflankeerd door wéér vier nieuwe ministers.
Amper zat Dewael veilig en wel in de Wetstraat of zijn opvolger moest al toegeven dat de economische conjunctuur meer dan tegen zat. Somers, die voortaan ook in zijn eigen partij met de grote jongens mocht meespelen, nam blokverlof tijdens de zomermaanden en kwam in september met een ‘socio-economisch relanceplan’ boven water.
Toen hij tijdens zijn maiden speech in het Vlaams parlement de oppositie de hand reikte, leek hij zelfs op de medewerking van de christen-democraten te mogen rekenen. Maar die goodwill bleek van korte duur. Tijdens de zomer begon de CD&V-fractie alsmaar luider te roepen dat de centen bijna op waren en de regering de ene boekhoudkundige truc na de andere toepaste om dat te verhullen. Die oppositiestem werd echter amper gehoord of anders snel weer door de regering gecounterd. Maar tijdens de afgelopen week keerden de kansen van CD&V onverwachts. Voor het eerst in jaren slaagden Eric Van Rompuy en co erin de Vlaamse excellenties echt te doen zweten. Eerst meldde De Standaard dat er volgens de secretarissen-generaal ‘her en der activiteiten stilvielen’ doordat de Vlaamse overheid op zwart zaad zou zitten. Amper waren de topambtenaren bij Vlaams minister van Financiën en Begroting Dirk Van Mechelen (VLD) op het matje geroepen of de christen-democraten eisten hen in de bevoegde commissie te mogen horen. Maar dat viel tegen: Guido Deblaere, de secretaris-generaal van de Vlaamse Gemeenschap, verkondigde er zonder verpinken dat hij geen weet had van grote betalingsmoeilijkheden. Tijdens een optreden in Terzake moest de voormalige CD&V- cabinetard echter toegeven dat er te weinig geld is om alle facturen te betalen. De minister-president tilt daar alvast niet zwaar aan. In zijn ogen is de recente aanval voor CD&V met een sisser afgelopen.
Bart Somers: ‘CD&V beweert al maandenlang dat we in geldnood zitten. Daarvoor verwijzen ze steeds opnieuw naar het feit dat Dirk Van Mechelen een paar maanden geleden het uitgaveritme van de Vlaamse administratie heeft beperkt, terwijl die ingreep niet meer dan een daad van goed bestuur was. Ze vergeten ook wijselijk dat deze regering de afgelopen jaren geen euro heeft moeten lenen om haar uitgaven te bekostigen en dat de openbare schuld gehalveerd is.’
Waarom vond minister Van Mechelen het dan aanvankelijk geen goed idee om de topambtenaren voor de commissie Financiën en Begroting te laten verschijnen?
BART SOMERS: Die terughoudendheid had niet zozeer met dit specifieke geval te maken. Alleen mag het niet de norm worden dat ambtenaren in een parlementaire commissie worden ondervraagd. Het is geen goede zaak als parlementariërs telkens wanneer ze een minister ondervragen ook de versie van zijn ambtenaren willen horen. Maar goed, dit keer zijn de ambtenaren naar de commissie gekomen, hebben ze hun verhaal gedaan en is de oppositie teleurgesteld naar huis gegaan. Secretaris-generaal Guido Deblaere heeft duidelijk gezegd dat er geen structureel probleem is.
De betrokken ambtenaren hadden eerder op de week blijkbaar goed naar de instructies van minister Van Mechelen geluisterd. Betekent dat het definitieve einde van de vermeende banden tussen CD&V-mandatarissen en hun oude getrouwen in de overheidsdiensten?
SOMERS: Ik heb nooit geloofd dat ambtenaren vanuit een politieke vooringenomenheid handelen, ook al hebben sommigen op kabinetten gewerkt van mensen die nu in de oppositie zitten. De meesten doen hun werk zoals het hoort.
Guido Deblaere ontkende vorige week in ‘Terzake’ niet dat een deel van de openstaande facturen pas volgend jaar wordt betaald. Het klopt dus dat de Vlaamse regering boekhoudkundige trucs gebruikt?
SOMERS: Het is evident dat er in januari facturen van oktober, november en december zullen worden betaald. Dat gebeurt ieder jaar bij elke onderneming en elke overheid. Zolang het elk jaar in het totaal ongeveer over hetzelfde bedrag gaat, schuiven we de problemen niet voor ons uit.
Natuurlijk zijn 2003 en 2004 op budgettair vlak moeilijke jaren, maar toch zullen we onze facturen netjes betalen én het geplande begrotingsoverschot proberen te realiseren. Vanaf 2005 zullen zich alweer betere tijden aandienen omdat de middelen van Lambermont dan binnenkomen en de economie hopelijk zal heropleven.
Terwijl de secretarissen-generaal in de commissie ontkenden dat er beta- lingsproblemen zijn, betoogden vertegenwoordigers van de gehandicaptensector voor uw kabinet omdat hun lonen voor december niet kunnen worden uitbetaald.
SOMERS: Het ene heeft niets met het andere te maken. De problemen van de gehandicaptenzorg hebben met het traditionele dotatiesysteem te maken: via het Vlaams Fonds voor Personen met een Handicap krijgen de instellingen voorschotten op hun werkingskosten. Als er middelen moeten worden bijgepast, gebeurt dat pas een hele tijd later bij de afrekening. Het resultaat is dat de sector al sinds de jaren negentig in totaal op 70 à 80 miljard euro wacht. Daar moeten we echt iets op vinden.
Dat verklaart niet waarom het Vlaams Fonds voor Personen met een Handicap plots met een kastekort van 25 miljoen euro zit.
SOMERS: Het Vlaams Fonds heeft dit jaar een dotatie van bijna 1 miljard euro gekregen waarmee de lonen moesten worden betaald en waarmee eventueel een deeltje van de achterstallen mocht worden afgelost. Op 23 oktober kregen wij echter de melding dat er geen geld meer was voor de lonen van december. Wij geven hen dus genoeg middelen om twaalf maanden lang de lonen mee te bekostigen, en op het einde van het jaar staan hier werknemers te betogen en vraagt de sector 25 miljoen euro extra. Op die manier staan we als overheid met onze rug tegen de muur. Voor mij kán dat niet. Daarom hebben we een interne audit besteld die aan het licht moet brengen wat er is misgelopen.
En waar die 25 miljoen euro naartoe is?
SOMERS: Ik geloof niet dat die middelen verdwenen zijn. Waarschijnlijk zijn ze gebruikt op een manier die de sector ten goede komt, maar niet volgens de prioriteiten van de regering. Ondertussen proberen we dat gat natuurlijk wel te dichten zodat het personeel gewoon wordt uitbetaald. Omdat de regering op het einde van het jaar niet meer in staat is om 25 miljoen vrij te maken in het budget van 2003, zullen we 60 procent van de lonen betalen en moeten de instellingen de rest voorlopig lenen. Begin januari betalen we dat bedrag én de interesten terug. Daartoe zullen we de begroting van 2004 aanpassen zodat het geen doorschuifoperatie wordt.
In uw Septemberverklaring hebt u een socio-economisch relanceplan aangekondigd. Hoe staat het daarmee?
SOMERS: Bij mijn aantreden lag het voor de hand om van economie onze prioriteit te maken. Niet alleen zitten we overduidelijk in economisch moeilijke tijden, uit verschillende studies blijkt dat er ook structurele problemen zijn. Om die aan te pakken, volgen we drie sporen: de productiekosten beheersen, de bereikbaarheid van Vlaanderen als logistiek centrum van Europa verder uitbouwen en de innovatiekracht van onze economie versterken. De federale werkgelegenheidsconferentie was op dat eerste spoor van loonkostenverlaging toegespitst en momenteel werken we samen met de sociale partners andere maatregelen uit tijdens de Vlaamse ondernemingsconferentie.
Unizo en het VEV hebben al laten weten dat die conferentie niet mag uitmonden in ‘een nog grotere file van onuitgevoerde maatregelen’. Een terechte vrees?
SOMERS: Natuurlijk moet elke overheid ook doen wat ze belooft. Daarom wil ik de komende maanden samen met de sociale partners geregeld een objectieve balans opmaken van de realisaties. Op een soort scorebord zullen we de beloftes opvolgen die de Vlaamse regering de afgelopen maanden heeft gedaan én de maatregelen die uit de ondernemingsconferentie zullen komen. Het is de bedoeling dat die conferentie heel concrete ideeën oplevert die nog voor het eind van deze regeerperiode grotendeels of helemaal gerealiseerd kunnen worden.
Is ook uw streven naar een verdubbeling van het aantal ondernemers in Vlaanderen realiseerbaar?
SOMERS: Natuurlijk weet ik ook wel dat we niet bij decreet kunnen vastleggen dat er over vier of vijf jaar dubbel zoveel starters moeten zijn, maar we moeten daar wel naar streven. Het is schrikbarend dat steeds minder mensen in Vlaanderen een onderneming opstarten. Op dat vlak scoren we ruim onder het Europese gemiddelde. Daarom willen we tijdens de ondernemingsconferentie een hele reeks maatregelen nemen om het aantal starters op te krikken.
Volgens Wilson De Pril van Agoria zou men beter eerst nadenken welk soort bedrijven nodig zijn om de sprong naar de kenniseconomie te maken. ‘Wat leveren honderden bijkomende bakkers op aan economische toegevoegde waarde?’ zegt hij.
SOMERS: Natuurlijk is het niet onze bedoeling om het aantal bakkers en slagers te verdrievoudigen, maar wel om mensen aan te moedigen zodat ze durven te ondernemen. Ik ben het ermee eens dat we daarbij strategische keuzes moeten maken, maar die moeten wel door een algemeen beleid worden ondersteund. Vlaanderen kan het zich niet veroorloven om uitsluitend op één of twee sectoren te focussen. Wel leveren wij nu al enorme inspanningen voor economische innovatie: tegen 2010 zullen we 3 procent van het Vlaamse bbp aan onderzoek en ontwikkeling besteden, en op de conferentie willen we zelfs afspreken om dat streefdoel al in 2007 te halen.
Het eigen huishoudboekje en de Vlaamse economie, dat lijken de enige onderwerpen die op het Vlaamse niveau nog aan bod komen. Zijn de frivole ideeën met Steve Stevaert (SP.A) en Mieke Vogels (Groen!) uit de regering verdwenen?
SOMERS: Als je in een regering stapt met de wetenschap dat je maar één jaar krijgt, verscherpt dat je bewustzijn. De huidige ploeg gedraagt zich dan ook helemaal niet als een regering die zich al op de verkiezingen aan het voorbereiden is zoals normaal gezien het geval zou zijn. We zijn er zelfs in geslaagd om het politieke discours tot de essentie terug te brengen, en vandaag is dat ontegensprekelijk de economie.
Bij uw aantreden zei u dat 80 procent van het regeerakkoord al was uitgevoerd. Hoe ziet de stand er vandaag uit?
SOMERS: (aarzelt) Ik kan daar niet met- een een cijfer op plakken. Laten we zeggen dat alle ministers hard voortwerken aan al hun lopende dossiers.
Zal het gemeentedecreet bijvoorbeeld voor de verkiezingen door het parlement gesluisd zijn?
SOMERS: Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Paul Van Grem- bergen (Spirit) zal daar binnenkort een voorstel over doen. Hij vraagt zich af of het politieke klimaat vandaag wel toelaat om zo’n belangrijk decreet – het gaat uiteindelijk om de interne staatshervorming van Vlaanderen – in alle sereniteit in het parlement te bespreken. Want naast beladen thema’s als de rechtstreekse burgemeestersverkiezing en de cumulregeling, vergt de goedkeuring van het decreet ook heel technische discussies. Zo kort voor de Vlaamse verkiezingen vreest Van Grembergen echter dat de verschillende fracties de bespreking zullen aangrijpen om zich te profileren. Mijn eigen fractie zou graag zien dat de rechtstreekse burgemeestersverkiezing in elk geval nog wordt behandeld.
Nog een belofte uit het regeerakkoord: de VDAB moet zich naar de markt schikken. Concreet zou de monopoliepositie van de dienst op het vlak van arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding worden opengebroken, maar veel is daar nog niet van in huis gekomen.
SOMERS: De VDAB, die heel behoorlijk functioneert, tekent als een soort regisseur al jarenlang de grote lijnen van het arbeidsmarktbeleid uit en mag dat ook blijven doen. Alleen is het in ieders belang om een duidelijke scheidslijn te trekken tussen die taak en de activiteiten op het vlak van arbeidsbemiddeling die ook door andere spelers kunnen gebeuren. De afgelopen jaren zijn we met die opsplitsing begonnen en is de liberalisering in gang gezet, maar we zijn nog niet bij het eindpunt van dat proces aanbeland. Wel is het een grote vooruitgang dat er tegenwoordig helemaal anders naar private arbeidsbemiddeling wordt gekeken dan een paar jaar geleden. Vroeger was het ondenkbaar geweest om de uitzendsector in te schakelen bij de toepassing van het dienstenchequesysteem of bij de uitbreiding van de kinderopvangmogelijkheden. Ook in de toekomst moeten we zonder taboes naar de mogelijkheden van die sector durven te kijken. Maar dat neemt niet weg dat ik heel goed begrijp dat zij vinden dat de opsplitsing van de VDAB nog niet ver genoeg gaat.
Komt er voor de verkiezingen nog een fundamentele hervorming bij de VDAB?
SOMERS: Zoals u weet, heeft de VLD tot nader order geen absolute meerderheid in het Vlaams parlement en moeten de liberale ministers rekening houden met de gevoeligheden van de coalitiepartners – zeker zo kort voor de verkiezingen. Dus nee: ik denk niet dat we de komende maanden nog grote vooruitgang zullen boeken in dit dossier. In plaats van ons in eindeloze discussies te verliezen, kunnen we onze energie beter in de uitbreiding van de kinderopvang stoppen. Niet alleen kunnen we zo bijkomende werkgelegenheid creëren, maar tweeverdieners krijgen daardoor ook meer kansen op de arbeidsmarkt.
Volgens voormalig minister-president Luc Van den Brande (CD&V) is het Vlaamse bestuursniveau irrelevant geworden omdat alle wezenlijke dingen federaal worden gedicteerd. Hij zegt dus eigenlijk dat premier Guy Verhofstadt (VLD) u onder de knoet houdt.
SOMERS: Ik heb veel respect voor Luc Van den Brande, maar hij is niet de best geplaatste persoon om zich daarover uit te spreken. Ik herinner me nog haarscherp karikaturen van de kleine Van den Brande die bezweek onder het gewicht van premier Jean-Luc Dehaene. (lacht) Misschien rollen wij niet zoveel met onze communautaire spieren, maar het is dan ook veel belangrijker om goed werk te leveren op het terrein.
De tijdsgeest is ondertussen trouwens enorm veranderd. In de jaren zeventig en tachtig werd de energie van de politieke wereld haast volledig opgeslokt door communautaire discussies en tegenstellingen. Nu overheersen die niet langer de hele politieke agenda. Niet dat alles vandaag koek en ei is: communautaire discussies zijn eigen aan een federale staat. Op een bepaald moment vroeg de federale overheid Vlaanderen bijvoorbeeld om meer inspanningen te leveren voor de afbouw van de overheidsschuld. We zijn toen met een hele reeks voorstellen naar de Wetstraat gestapt en de federale regering is daar – tegen de verwachtingen van sommigen in – mee akkoord gegaan. Ondertussen zijn we er ook in geslaagd om het investeringsbeleid van de NMBS de facto te regionaliseren: binnen de vastgelegde verdeelsleutel kan Vlaanderen nu zelf beslissen waarin geïnvesteerd wordt. Dat was voor de verkiezingen nog onbespreekbaar!
Jammer genoeg wordt de communautaire discussie zowel binnen als buiten het Vlaams parlement nog te vaak gereduceerd tot een spel tussen meerderheid en oppositie. Nochtans is het noodzakelijk dat de Vlaamse partijen samenwerken om communautaire stappen af te dwingen. Want uiteindelijk heeft het federale niveau daartoe de sleutel in handen.
Aangezien het federale regeerakkoord met geen woord over verdere staatshervorming rept, staan we er dus niet goed voor.
SOMERS: Zoals mijn voorganger Patrick Dewael destijds heeft gezegd, waren noch de Vlaamse noch de Franstalige partijen bij de regeringsonderhandelingen in staat om tot een akkoord over verdere staatshervorming te komen. Zo’n consensus is gebaseerd op geven én nemen, en welke partij is daartoe in staat amper een jaar voor de regionale verkiezingen? Dat betekent echter niet dat er op dit vlak niets kan gebeuren: na 13 juni wordt een grote discussie over verdere staatshervorming onafwendbaar door de financiële situatie van de federale staat.
Met achttien verschillende ministers tijdens één regeerperiode heeft de huidige Vlaamse regering een nieuw record gevestigd. Een smet op het blazoen van de coalitie?
SOMERS: Die wissels zijn de regering natuurlijk niet ten goede gekomen, en de mensen wisten op den duur niet meer wie nu eigenlijk in de regering zat. Maar wie voorbij de symboliek naar de realiteit kijkt, zal merken dat de regering altijd goed is blijven functioneren. Zelfs toen na 18 mei vijf ministers werden vervangen of tijdens de crisis in de schoot van Agalev, viel het werk niet stil. Dat is ook mijn taak als minister-president: zorgen dat de regering blijft draaien, wat er ook gebeurt. Daarom hou ik me niet met de voorbereiding van de regionale verkiezingen bezig, dat moeten de partijvoorzitters maar doen. De jongste maanden zijn de leden van de Vlaamse regering geregeld op een positieve manier in de actualiteit geweest. We slagen erin te regeren zonder de hele tijd ruzie te maken of ons in politieke spelletjes te verliezen. De regering regeert! Als we dat nog een paar maanden volhouden, zullen we in alle bescheidenheid kunnen zeggen dat we goed hebben gewerkt. En dan is het laatste woord aan de kiezer.
U klinkt zoals de premier in de aanloop naar de federale verkiezingen. Maar nu bekent hij wel kleur: hij wil in Vlaanderen graag een paarse coalitie.
SOMERS: Dat begrijp ik, maar ik denk daar toch een beetje anders over. Door mijn ervaringen in het stadsbestuur van Mechelen is een coalitie met CD&V voor mij bijvoorbeeld ook niet ondenkbaar. Al moeten we natuurlijk met de huidige coalitie proberen door te gaan als de kiezer ons straks een uitgesproken goed rapport geeft. Maar ook dat is niet mijn taak, maar die van de partijvoorzitter. Het enige wat ik moet doen, is Vlaanderen goed besturen tot juni volgend jaar.
Ann Peuteman
‘NA 13 JUNI KOMT ER EEN GROOT COMMUNAUTAIR DEBAT NAAR AANLEIDING VAN DE FINANCIËLE behoeften van de federale staat.’