Tien jaar nadat de wet op euthanasie het land in rep en roer zette, is het stof eindelijk gaan liggen. Zelfs in de katholieke zorginstellingen en aan de KU Leuven. ‘Destijds was men er veeleer om politieke redenen tegen dan uit overtuiging’, zegt professor Herman Nys, die nu zelfs voor een uitbreiding van de wet pleit.
Nog niet zo heel lang geleden verzette hij zich tegen de euthanasiewet en zocht hij naar achterpoortjes om de abortuswet te omzeilen. Maar net als de geneeskunde is ook Herman Nys ondertussen geëvolueerd. ‘Iedereen verandert toch wel eens van gedacht?’ zegt de directeur van het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht van de KU Leuven. ‘Nu ben ík zelfs vaak degene die de euthanasiewet in debatten moet verdedigen.’
Ondertussen werpt de geneeskunde nieuwe ethische vragen op, die ziekenhuizen, academici en politieke partijen op de een of andere manier moeten zien te beantwoorden. Over de grenzen van de prenatale diagnostiek, bijvoorbeeld. Eind 2009 werd het UZ Brussel nog veroordeeld omdat er ondanks een negatieve test een meisje met een handicap was geboren. De rechtbank stelde het ziekenhuis niet verantwoordelijk voor de handicap maar wel voor de geboorte. En onlangs werd een gynaecoloog veroordeeld omdat hij de ouders van een ongeboren kind niet op tijd had ingelicht over het verhoogde risico van een handicap.
Het aantal medische schadeclaims zit duidelijk in de lift. Maken artsen zich daar zorgen over?
Herman Nys: Mensen stappen nu eenmaal sneller naar een rechtbank dan vroeger. Ook als het bijvoorbeeld om een burenruzie gaat. Daarnaast zijn de medische technieken de laatste decennia enorm geëvolueerd. Alleen beseffen veel mensen niet dat elke test een foutenmarge heeft. Blijkt het resultaat achteraf niet te kloppen, dan wordt er soms een claim ingediend. Daar is niets mis mee, want een rechter is nog altijd het best geplaatst om over zulke dingen te oordelen. Sommige artsen beweren wel dat goede geneeskunde op die manier onmogelijk wordt gemaakt, maar dat is zwaar overdreven. We zitten hier echt nog niet in Amerikaanse toestanden.
Is de kern van het probleem niet dat veel mensen geloven dat de geneeskunde tegenwoordig alles kan?
Nys: Precies. Artsen zeggen hun patiënten te weinig dat ze nooit resultaten kunnen garanderen. Het bepalen van iemands bloedgroep kan misschien nooit mislukken, maar zo goed als alle andere medische handelingen wel. En dat moeten artsen hun patiënten ook duidelijk maken. Onlangs werd een Luikse dokter nog aansprakelijk gesteld omdat hij een sterilisatie had uitgevoerd die achteraf niet geslaagd bleek. De rechter veroordeelde hem omdat hij vooraf had beweerd dat zijn sterilisatietechniek altijd werkt. Ik vrees dat veel artsen het nog altijd moeilijk hebben om toe te geven dat ze niet alles kunnen.
Vandaar ook dat therapeutische hardnekkigheid nog altijd voorkomt?
Nys: Inderdaad. Al is die er zo langzamerhand wel aan het uitgroeien. Maar vergeet niet dat de deontologie vroeger voorschreef dat een arts zijn patiënt nooit van een slechte prognose op de hoogte mocht brengen en er zelfs alles aan moest doen om hem gerust te stellen. Dat was haast een aansporing om aan therapeutische hardnekkigheid te doen. Ondertussen zijn die bepalingen geschrapt, maar er zal tijd over moeten gaan voor dat helemaal doordringt in de medische praktijk. Als een arts bijvoorbeeld tot de vaststelling komt dat het verder behandelen van een patiënt zinloos is, dan moet hij daarmee stoppen. Met of zonder de toestemming van de betrokkene en zijn familie. Toch zijn er vandaag nog altijd artsen die daar anders over denken. Geeft de patiënt geen toestemming, dan gebruiken ze dat als een alibi om hem toch verder te behandelen.
Omdat ze het er moeilijk mee hebben als ze op de grenzen van hun eigen kunnen stoten?
Nys: Ik vrees dat de reden in de meeste gevallen lager bij de gronds is: als een behandeling wordt voortgezet, verdient de arts daar geld aan. De angst voor claims heeft daar volgens mij niet veel mee te maken, want in België is er nog geen enkele arts veroordeeld omdat hij op eigen initiatief met een zinloze behandeling is gestopt.
Andere medische beslissingen, zoals het opdrijven van de pijnbestrijding of palliatieve sedatie, brengen dokters soms wel in de problemen.
Nys: In de meeste van die gevallen is het een andere arts of een verpleegkundige die de bal aan het rollen brengt. Dat heeft dan meer te maken met een conflict tussen collega’s dan met de grond van de zaak. Alleen kennen ze bij het parket amper het onderscheid tussen euthanasie, pijnbestrijding en het stoppen van een zinloze behandeling. Medische handelingen rond het levenseinde die niet aan de voorwaarden voor euthanasie voldoen, worden dan ook al snel als verdacht beschouwd.
Daarom wil Wim Distelmans, de voorzitter van de euthanasiecommissie, dat ook betwistingen over zulke handelingen aan een commissie worden voorgelegd.
Nys: Dat is echt geen goed idee. Euthanasie is en blijft een misdrijf tenzij aan een aantal voorwaarden is voldaan, en dat geldt natuurlijk niet voor andere medische handelingen. Ook niet voor die rond het levenseinde. Dus zie ik niet in waarom we die in nieuwe wetgeving zouden moeten gieten. Vooral omdat we al de patiëntenrechtenwet hebben.
Hebt u zich ondertussen al met de euthanasiewet kunnen verzoenen?
Nys: Een hele tijd geleden al. Het paradoxale is dat ik die wet nu zelfs in verdediging moet nemen tegen de mensen die hem destijds hebben goedgekeurd. In debatten moet ik bijvoorbeeld keer op keer benadrukken dat euthanasie geen recht is voor de patiënt en geen plicht voor de arts. Dat is nochtans een essentieel uitgangspunt van de wet – ik verzin het echt niet zelf.
Veel Belgen gaan er ondertussen wel van uit dat ze recht hebben op euthanasie.
Nys: Toch vind ik niet dat we er daadwerkelijk een afdwingbaar recht van moeten maken. Dat zou immers betekenen dat euthanasie een plicht wordt voor artsen, en dat lijkt me heel moeilijk. Vooral omdat de staat zijn verplichting om het leven te beschermen dan niet meer voldoende zou nakomen. In de praktijk is er vandaag trouwens geen probleem: er zijn genoeg artsen die euthanasie willen uitvoeren. Wel hoor ik dat degenen die daar niet toe bereid zijn hun patiënten vaak te lang aan het lijntje houden, en dat zou niet mogen. De doorverwijsplicht zou dus wel wat mogen worden aangescherpt.
U bent niet de enige die tegenwoordig met de euthanasiewet kan leven, ook de katholieke instellingen van Zorgnet Vlaanderen hebben een bocht genomen.
Nys: Toen de euthanasiewet tien jaar geleden werd goedgekeurd, was de discussie natuurlijk erg gepolariseerd. De toenmalige CVP was net in de oppositie beland en de regering-Verhofstadt wou voor een ethische ommekeer zorgen. Ze loodste de euthanasiewet door het parlement zonder dat er ook maar één amendement van de oppositie werd goedgekeurd. Zelf werd ik uitgenodigd voor een hoorzitting, maar niets van wat ik vertelde werd achteraf gebruikt. Wat zeiden ze dus bij het VVI, de voorganger van Zorgnet Vlaanderen? Die wet is er nu wel, maar niemand kan ons verplichten om eraan mee te werken. Dat was volgens mij meer om politieke redenen dan uit overtuiging.
Hetzelfde hebben we gezien toen de wet op zwangerschapsafbreking in 1990 van kracht werd. Toen heb ik zelf nog een achterpoortje gezocht om er niet aan te hoeven meewerken. In de wet staat dat abortus alleen kan plaatsvinden in een instelling voor gezondheidszorg waar ook een sociale dienst is. Dus beweerden de Caritas-ziekenhuizen dat ze niet over een sociale dienst beschikten die aan de criteria voldeed, en abortus dus niet door hun gynaecologen kon worden uitgevoerd. Maar na verloop van tijd is het stof vanzelf gaan liggen, en dat is wat er nu ook met de euthanasiewet gebeurt. Langzaamaan keert de redelijkheid terug, en er is nu niemand meer die de wet nog wil terugschroeven. Ook niet bij CD&V.
Nog geen jaar geleden zei u in Knack: ‘Wie euthanasie vandaag op de parlementaire agenda zet, opent een doos van Pandora. Zo’n debat zou zelfs tot een verstrenging van de wet kunnen leiden in plaats van tot een uitbreiding.’
Nys: Ondertussen is er veel veranderd. Al geloven ze in Franstalig België nog altijd dat er in Vlaanderen een conservatief blok bestaat dat de wet wil terugschroeven. Absurd natuurlijk. Daarnaast staat de PS ook niet te springen om het debat weer te openen omdat ze haar islamkiezers niet wil afschrikken. Als we de zaak tactisch bekijken, kunnen we er dus beter afblijven.
Een uitbreiding van de euthanasiewet, onder meer voor dementerenden, is niet voor morgen?
Nys: De wet zou op dat vlak wel degelijk moeten worden verruimd. Want vandaag kan niemand vastleggen dat hij euthanasie wil op een moment dat de dementie al ver is gevorderd. De vraag is hoe we zo’n euthanasieverzoek precies moeten formuleren. In de wetsvoorstellen die nu op tafel liggen, staat dat je in een verzoek mag vastleggen dat je euthanasie wilt zodra je je sociale omgeving niet meer herkent. Dat is natuurlijk wel erg vaag geformuleerd.
Nochtans is dat voor veel mensen de grens: het moment dat ze hun partner en kinderen niet meer herkennen.
Nys: Dat kan wel kloppen, maar ik ben nog altijd op zoek naar een medisch criterium dat wettelijk bruikbaar is. Daarnaast is de vraag wie uiteindelijk zal beslissen dat het tijd is om het euthanasieverzoek boven te halen. De partner van de patiënt? Zijn kinderen? Dat zijn twee belangrijke punten waar we heel voorzichtig mee moeten omgaan. Maar ik geloof dat we er uiteindelijk wel uit zullen raken.
Ondertussen kunnen mensen met dementie niet anders dan euthanasie laten uitvoeren vóór de ziekte in alle hevigheid toeslaat, zoals onder anderen Hugo Claus heeft gedaan.
Nys: Dat klopt. Hier aan de universiteit denkt men er trouwens ook al over om dat soort preventieve euthanasie uit te voeren. Zo slecht is dat toch niet?
U vindt het niet onmenselijk dat iemand daardoor maanden vroeger sterft dan hij eigenlijk zou willen?
Nys: Dan speelt de zelfbeschikking toch ten volle? Ik vind dat in elk geval een beter scenario dan wachten tot je zo dement bent dat iemand anders in jouw plaats moet beslissen dat het moment is gekomen om je verzoek op te diepen.
Terwijl er steeds luider voor wordt gepleit om euthanasie bij dementie mogelijk te maken, ligt dat bij psychisch lijden nog altijd erg moeilijk.
Nys: Nochtans is euthanasie binnen de huidige wet perfect mogelijk bij een ongeneeslijke psychiatrische aandoening die uitsluitend psychisch lijden veroorzaakt. Als het in de praktijk nog weinig voorkomt, is dat vooral doordat de Broeders van Liefde, die de meeste psychiatrische inrichtingen beheren, euthanasie van bij het begin hebben verboden.
Ook bejaarden die levensmoe zijn, kunnen volgens u euthanasie krijgen.
Nys: Inderdaad. De wet is elastisch genoeg om vragen naar aanleiding van uitzichtloosheid, levensmoeheid en eenzaamheid op te vangen. Daar heb ik in 2003 al een artikel over geschreven, maar toen was het nog als waarschuwing bedoeld. Nu vind ik dat niet meer zo’n slechte zaak. In de praktijk is het trouwens al gebeurd. Meer dan eens zelfs. Alleen zullen artsen levensmoeheid niet snel als officiële reden opgeven, want zo’n hoogbejaarde heeft meestal ook nog een hele resem kwalen.
Is het wel de taak van een arts om zo iemand uit het leven te helpen stappen?
Nys: Artsen zijn door hun opleiding nu eenmaal het best geplaatst om de voorwaarden voor euthanasie te beoordelen en om het overlijden op een humane manier te laten plaatsvinden. Als euthanasie in handen van een beperkte groep wordt gegeven, is het ook beter te controleren. En ik zie niet in waarom we euthanasie bij levensmoeheid of psychisch lijden anders zouden moeten organiseren dan in het geval van een terminale ziekte.
Zal een tachtiger die klaar is met leven het in de praktijk niet erg moeilijk hebben om een arts te vinden die bereid is om euthanasie uit te voeren?
Nys: Misschien. Maar is dat een reden om iedereen dan maar toe te laten om hem te helpen sterven? Dan zou de kans op misbruiken meteen veel groter worden. Stel dat elke 70-plusser een dodelijke pil in zijn nachtkastje zou hebben. Zou het dan niet kunnen dat er in een bepaald huishouden eens iemand wordt gedwongen om die in te nemen?
Ook medische handelingen bij het begin van het leven blijven voor discussies zorgen. Wat kan een arts vandaag bijvoorbeeld doen als hij pas laat in een zwangerschap ontdekt dat de foetus zwaar gehandicapt is?
Nys: Als de ouders dat willen, krijgt die foetus in sommige ziekenhuizen al een dodelijke inspuiting in de baarmoeder, terwijl ze aan de VUB wachten tot na de bevalling. Het resultaat mag dan hetzelfde zijn, juridisch is dat natuurlijk een enorm verschil: eens de bevalling achter de rug is, hebben we het niet meer over zwangerschapsafbreking maar over kindermoord. Alleen staan artsen in de praktijk weinig bij dat verschil stil, en daar kan ik ook wel inkomen.
Vreest u niet dat ouders op den duur al voor abortus zullen kiezen als hun kind een half teentje mist of kleurenblind is?
Nys: Als samenleving staan we abortus toe als een moeder vindt dat ze al genoeg kinderen heeft of als ze vreest dat ze haar baby niet goed zal kunnen opvoeden. Dan kunnen we abortus toch moeilijk verbieden als er iets mis is met de foetus? Zeker als dat gebeurt voor het moment van levensvatbaarheid. Wordt zo’n afwijking pas later vastgesteld, dan kan abortus nog altijd als de ouders een arts bereid zouden vinden om pakweg kleurenblindheid als een uiterst zware, ongeneeslijke aandoening te beschouwen. Ook al begint dat een beetje op eugenetica te lijken.
Gaan ook vruchtbaarheidsbehandelingen niet te veel in die richting?
Nys: De Belgische wet laat in elk geval niet toe dat je een Eddy Merckx maakt, zoals onlangs in Humo werd gesuggereerd. De embryo’s die worden ingeplant mogen bijvoorbeeld niet worden geselecteerd op basis van de kleur van de ogen, het geslacht, of de aanleg voor sport. Alleen de kans op aandoeningen mag meespelen. Op dat vlak voldoet de Belgische wet dus.
Op andere vlakken niet?
Nys: Inderdaad. Weet u wat het is? Iederéén heeft wel een mening over allerlei medische onderwerpen en ik heb er geen enkel probleem mee dat men daar op café zijn zeg over doet. Maar in het parlement moet er even zorgvuldig mee worden omgegaan als met fiscale wetgeving of arbeidsrecht. En dat gebeurt vandaag te weinig. Er komen wetten tot stand die zulke grote mankementen vertonen dat ze uiteindelijk niet kunnen worden uitgevoerd. Neem de wet van 1999 op de niet-conventionele praktijken, die het onder anderen acupuncturisten mogelijk moest maken om legaal aan geneeskunde te doen maar vandaag nog altijd niet van kracht is. Het probleem is dat er een commissie moet worden opgericht om acupuncturisten te erkennen. Alleen moeten daar ook mensen uit die beroepsgroep in zitten en die kunnen dus niet worden erkend omdat er geen commissie is. (zucht) Een ander voorbeeld: de wet op medische experimenten heeft vandaag zo’n ruim toepassingsgebied dat elke geneeskundestudent die mensen interviewt voor zijn masterproef via een ethische commissie moet passeren. Daar is dan toch niet goed over nagedacht? Dat is toch nattevingerwerk? De wetgever zou dus wat meer orthodoxie aan de dag moeten leggen als het over medische onderwerpen gaat. Of zou dat te veel gevraagd zijn?
DOOR ANN PEUTEMAN / FOTO’S FILIP NAUDTS
‘Het Hugo Claus-scenario is toch zo slecht nog niet?’