Op bezoek bij de rebellen in Congo. Ze lijken vaste voet te krijgen in de Kivu-streek. En nee, het is geen zootje ongeregeld.
In Uvira, een stad met honderdduizend inwoners aan de oevers van het Tanganyika-meer, is de oorlog voorbij. De stad is in handen van de rebellen. Enkele soldaten – Banyamulenge en manschappen uit Opper-Zaïre en de Evenaarsprovincie – patrouilleren ontspannen in de straten. Het leven herneemt zijn gewone gang. Nog niet alles verloopt normaal. Het lyceum, bijvoorbeeld, blijft gesloten. De lessenaars werden in enkele lokalen samengeduwd, de rest van de school dient als schamel opvangkamp voor zo’n duizend Banyamulenge: vrouwen, kinderen en bejaarden.
Ze komen van de hoge heuvels in Katanga. Hier krijgen ze malaria, omdat ze het klimaat niet gewoon zijn. Geneesmiddelen zijn er niet en cholera richt een ware ravage aan. “In het noordoosten sterven vijftig mensen per dag”, meldt Benjamin Serukiza, gouverneur van Zuid-Kivu. Caritas is ter plaatse, de andere ngo’s schitteren door afwezigheid. Daardoor raakten de voedselvoorraden half oktober al uitgeput, terwijl er nog eens tienduizend vluchtelingen op komst waren.
De mensen lopen nu eenmaal weg voor de oorlog. De vluchtelingen in de school vertellen over hun kilometerlange tocht. Te voet, met boten en vrachtwagens. Onderweg zijn er mensen gestorven en achtergelaten. Op 15 augustus hadden ze de benen genomen. Toen werden hun dorpen omsingeld door het leger van president Laurent-Désiré Kabila en soldaten die kinyarwanda spraken, anciens dus van president Juvénal Habyarimana. De mannen probeerden verzet te bieden. Maar met hun speren en pijlen waren ze geen partij voor de soldaten. Die verbrandden de huizen, slachtten het vee en joegen de mensen op de vlucht. Wie achterbleef, werd afgeslacht. Volgens de vluchtelingen zouden er duizenden doden zijn.
“In de stad Kalemie zijn twee massagraven gevonden. In één ervan lagen veertig lijken. Hun armen waren vastgebonden achter de rug. Er zijn vreselijke dingen gebeurd. Mannen werden vastgebonden en moesten toekijken hoe hun vrouw werd verkracht”, zegt professor Ernest Wamba di Wamba, voorzitter van het RCD ( Rassemblement Congolais de la Démocratie), de politieke vleugel van de rebellen.
SCHULDIG AAN VOLKERENMOORD
Slachtpartijen, folteringen en anti-Tutsi-pogroms zijn niet van aard om Kabila erg populair te maken. De rebellen zien geen enkele reden om met de president te gaan onderhandelen. Wamba di Wamba: “We kunnen hem alleen zeggen dat hij schuldig is aan volkerenmoord en dat we hem voor een internationale rechtbank willen aanklagen.”
Ook de talrijke niet-Tutsi-militairen in het rebellenleger zijn overtuigd van de goede zaak. Emile is een oudgediende van de Garde Civile van ex-president Mobutu Sese Seko. Hij komt uit de Evenaarsprovincie en ontsnapte uit het heropvoedingskamp in Kitona: “Voor Mobutu hebben we niet meer gevochten. Dat was de moeite niet meer. Maar dit keer vechten we voor onszelf en dit keer winnen wij.”
Heropvoedingskamp? Volgens Emile was Kitona gewoon een concentratiekamp: “We werden vernederd, geslagen en uitgehongerd. We konden onze gezinnen niet onderhouden. Veel vrouwen van ex-soldaten vroegen de echtscheiding aan. Dan konden zij tenminste weg.”
Dezelfde verhalen en woede bij de soldaten die op 12 oktober de stad Kindu innamen. In de propaganda van Kabila was dat het werk van buitenlandse, vooral Rwandese, troepen. In realiteit waren er maar een tweehonderd Rwandezen, en verder alleen Congolese militairen:Banyamulenge, ex-Mobutisten en deserteurs uit het leger van Kabila.
Sinds ze Kindu in handen kregen – een perfect militair succes – , willen de rebellen van geen compromissen meer weten. Hun leider, met onder hen nogal wat zakenlieden, maken handig gebruik van de fouten van Kabila. Tegenover de marxistische retoriek van de president en zijn volstrekt willekeurige beslissingen, die de buitenlandse investeerders op de vlucht joegen, stelt het RCD een liberaal economisch programma voor dat buitenlandse zakenlieden moet aantrekken. Een voorbeeld: op 10 oktober annuleerde Alexis Thambwé – ex-minister van Transport onder Kengo wa Dondo en nu coördinator van het RCD – de nationalisatie van de goudconcessies van de Canadese firma Banro die in Zuid-Kivu werkt.
Ook op diplomatiek terrein profiteert het RCD van de fouten van Kabila. De partij maakt zich niet druk om de openlijke diplomatieke verklaringen; die zijn maar façade. Zoals de uitnodiging van de Franse president Jacques Chirac aan Kabila voor de Frans-Afrikaanse top in november. Of de veroordeling van de Amerikaanse ambassadeur in Kinshasa William Swing van de Rwandese en Oegandese “inmenging” in Congo. Oogverblinding, beweren de rebellen. Het RCD weet dat Kabila in Washington niet meer op sympathie moet rekenen sinds hij Noord-Koreaanse militaire raadgevers in Kinshasa installeerde en flirt met Noord-Korea, Libië en Sudan. En met Frankrijk onderhouden ze via de architect Michel Tshibuabua – een intimus van de presidenten Omar Bongo van Gabon en Blaise Compaoré van Burkina Faso – minstens even goede contacten als het regime. Verder rekent het RCD ook op Zuid-Afrika en apprecieert het de afzijdigheid van België.
De top van het RCD gedraagt zich anders dan de bevrijders van Kabila. De rebellen dulden geen personencultus. Thambwé werd naar verluidt door zijn collega’s op de vingers getikt omdat hij van plan is zich in een tipoye, een traditionele draagstoel, te laten ronddragen. Maar Thambwé verzekert ons dat hij zichzelf niet belangrijk vindt. Goed, de vroegere hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Dar-es-Salaam in Tanzanië zetelt wel in de vroegere residentie van Mobutu in Goma, waar de muren van marmer en malachiet zijn en waar nog steeds de stoel staat, bedekt met een met goud doorstikte luipaardvacht. “Maar macht om de macht is niet mijn doel”, bezweert Thambwé.
Nu, dat heeft Kabila ook gezegd. Alleen kent het RCD een collegiale structuur aan de top, geen chef die alles beheert. Voorlopig lijkt de rebellenleiding eensgezind. Dat kan schijn zijn, maar in tegenstelling tot de top van Kabila vallen ze elkaar tenminste niet openlijk of achterbaks af. En noodgedwongen of niet, ze erkennen hun tekortkomingen.
GOMA IS KALM MAAR SCEPTISCH
De Congolese Tutsi, Deogratias Bugera, vroeger secretaris-generaal van de Kabila-partij ADFL ( Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo), geeft ruiterlijk toe dat de bevolking van Goma erg sceptisch blijft ten opzichte van de nieuwe machthebbers. Half oktober leefde de stad nog in shock na de gewelddadige aanval van de Mai-Mai en de Interahamwe. Sindsdien slaat de economie maar niet aan. De hotels zijn leeg. De kleine handelaars proberen te overleven. De boeren slaan hun oogsten op en wachten op militaire konvooien om uit te voeren. De scholen blijven gesloten; de ouders kunnen de leraren niet betalen.
Overdag is het in de stad tamelijk druk. De wegen rond Goma zijn nog niet helemaal veilig. De rebellenzender, Radio Goma, meldt dat een ambtenaar werd overvallen en waarschuwt: een aantal rebellen gedragen zich ’s nachts als bandieten. Dat lijkt bijna onvermijdelijk. De nieuwe machthebbers hebben niet voldoende geld om hun troepen regelmatig uit te betalen. Sommige soldaten deserteren met hun nieuwe wapens en schudden reizigers uit.
Maar de “rebellenregering” doet haar best. Op 10 oktober werd een wijk van de stad uitgekamd. Daarbij werden 218 verdachten onder wie enkele deserteurs, dieven en Hutu-militairen gearresteerd, en vijftien vuurwapens en munitie in beslag genomen.
In Noord-Kivu loopt het beter. De wegen zijn er veiliger, de streek is stevig in handen van de rebellen. Zelfs het Virungapark – waar de Mai-Mai en de Rwandese Hutu’s hun toevlucht zochten – lijkt gezuiverd.
In Bukavu daarentegen zijn de berichten somber. Daar zwaaien Rwandese soldaten de plak. Ze gedragen zich als bezetters en volgens ooggetuigen slaan ze gemakkelijk aan het plunderen. De Mai-Mai beheersen de streek en de wegen tussen Goma en Bukavu zijn gevaarlijk. De “regering” probeert dat gevaar te bezweren door de basis van de problemen – geldtekort en etnische spanningen – weg te werken. Van 12 tot 16 oktober werd in Goma een grote vredesvergadering gehouden waarbij de chefs van de verschillende groepen en etnieën bijeenkwamen. En in Bukavu zelf heeft Joseph Mundumbi, “minister” van Binnenlandse Zaken van het RCD, openlijk zijn excuses aangeboden voor de wandaden van de militairen.
Ondanks alles begint de bevolking van Goma langzaamaan te geloven dat het nog goed komt. Zeker nu het front, na de val van Kindu, naar het westen is verschoven.
DE STRIJD OM MBUYI-MAYI
De grootste fout die Kabila maakte, is dat hij zijn vijand onderschatte. Hij maakte zijn eigen leger wijs dat het tegenover buitenlandse troepen zou staan, die het gemakkelijk in de pan kon hakken. Hij lanceerde berichten over talloze overwinningen na veldslagen die nooit plaatshadden. Daarentegen sijpelen er steeds meer berichten door over deserterende ex-Katangese gendarmes. Dat kolonel Songolo Mura, commandant van de militaire basis in Kamina, samen met een deel van zijn manschappen naar de rebellen overliep, werd op grote vreugde onthaald.
De echte test – politiek en militair – ligt in de verovering van de diamanthoofdstad Mbuyi-Mayi. Kabila heeft de stad volgestouwd met militairen uit Zimbabwe. De lokale bevolking laat zich niet inlijven in zijn leger. De Kasaiens weigeren mee te vechten met de man die hun chef Etienne Tshisekedi liet opsluiten. Ze willen vooral vermijden dat de Kabila-soldaten de infrastructuur vernielen van de Minière de Bakwanga – waarvan de Belgische firma Sibeka twintig procent van de aandelen in handen houdt. Voor de omwoners is de Minière de Bakwanga hun broodwinning. En die zullen ze verdedigen.
François Misser