Op 30 en 31 mei viert Sint-Petersburg zijn driehonderdste verjaardag. President Poetin heeft voor de feestelijkheden maar liefst vijftig staatshoofden en regeringsleiders uitgenodigd. Drie eeuwen na haar stichting blijft de stad van Peter de Grote Ruslands venster op Europa en de wereld.
Bestaat Sint-Petersburg? Voor de meer dan drie miljoen toeristen die de tsarenstad met haar kolossale paleizen, haar adembenemende avenues en haar onschatbare kunstcollecties jaarlijks bezoeken, lijkt het een domme vraag. Maar heel wat Russische kunstenaars en denkers hebben ze in de voorbije driehonderd jaar niet zomaar bevestigend beantwoord.
Sint-Petersburg is een bedenksel, het idee van één man, de gril van een autocraat: tsaar Peter I de Grote (1672-1725). In de loop der jaren heeft de stad haar kunstmatigheid nooit helemaal verloren. Het is ‘een stad van spiegels, waar alles illusie is, alles een droom is, en niets is wat het lijkt’ zou Nikolaj Gogol schrijven. Met de rest van Rusland heeft Sint-Petersburg niet zo héél veel gemeen. Toch symboliseert Pieter, zoals haar inwoners haar altijd hebben genoemd, als geen andere Russische stad de triomfen en de trauma’s van drie eeuwen Russische geschiedenis. Een geschiedenis die zich ontwikkelde tussen de twee polen van in zichzelf gekeerde afzijdigheid en nieuwsgierigheid naar wat er westelijk van de grenzen zo al gaande was. Zoals opnieuw Gogol, de ‘meest Petersburgse’ aller Russische schrijvers, zou noteren, daarbij een vergelijking makend tussen de oude hoofdstad Moskou en de nieuwe hofstad:
‘Wat een verschil, wat een verschil tussen die twee! Zij nog steeds een Russische baard, en hij al een echte Duitser. Hoe uitgebreid en uitgespreid is het oude Moskou! Hoe ongekamd! Hoe uitgerekt en uitgestrekt de fat Petersburg! Vóór hem aan alle kanten spiegels: hier de Neva, daar de Finse golf. Hij kan zich altijd wel ergens bekijken. (…) Moskou is een oud moedertje, bakt pannenkoeken, bekijkt alles van verre en luistert zonder uit haar stoel te komen naar wat er in de wereld gaande is. Petersburg is een handige jongen die nooit thuis zit, altijd gekleed is, in het gareel loopt en zich mooi maakt voor Europa, dat hij ziet, maar niet hoort.’
(…) ‘Petersburg is een accuraat man, op en top een Duitser, die alles berekenend bekijkt en voordat hij er maar aan denkt een feestje te geven, een blik in zijn zak werpt. Moskou is een Russische edelman die, als hij zich al wil vermaken, dat doet tot hij erbij neervalt en zich niet druk maakt dat hij meer nodig heeft dan er in zijn zak zit: hij houdt niet van de middenweg. (…) In Moskou maken de literatoren schulden, in Petersburg fortuin.’
HET GROTE GEZANTSCHAP
Het begon allemaal met Peter de Grotes grote reis naar West-Europa, in 1697 en 1698. Met zijn Grote Gezantschap verbleef hij onder meer maandenlang in Holland en Engeland, de twee grote maritieme mogendheden van dat ogenblik. Wat was Rusland achterlijk! Zo realiseerde de tsaar zich toen hij op de hoogte raakte van de recente technologische, maatschappelijke en politieke evoluties in onze contreien. Hij leerde en absorbeerde, hij schreef op, hij kocht, hij legde contacten en sloot contracten. Bij zijn terugkeer wist de Russische vorst wat hem te doen stond: Rusland moderniseren en het zo snel mogelijk op het ontwikkelingsniveau van West-Europa brengen.
Hoe het zeer in zichzelf gekeerde, nog bijna middeleeuwse Rusland te ontsluiten? Voor Peter de Grote was de oplossing eenvoudig: er moest een nieuwe hoofdstad komen, een zeehavenstad, als contactpunt tussen Russen en Europeanen. Als locatie koos hij het Hazeneiland, een gure zandbank aan de monding van de Neva in de Finse Golf. Het gebied was zo laag gelegen en zo plat dat het bijna jaarlijks overstroomde – als rechtgeaarde despoot sloeg Peter de waarschuwingen van zijn ingenieurs dienaangaande soeverein in de wind; Sint-Petersburg werd dan ook al 260 keer door watersnood getroffen. Steen, erg nuttig bij de aanleg van een stad, was er in de ondergrond niet te vinden. Het land moest bovendien nog veroverd worden op de machtige Zweedse koning Karel XII. Maar Peter liet zich niet afschrikken.
Op 16 mei 1703 werd op het Hazeneiland de eerste paal in de grond geheid voor de bouw van een zeshoekige vesting. Zes weken later werd de houten voorganger van de Petrus-en-Pauluskathedraal ingewijd en kreeg de vesting de naam Sankt-Pieter-Boerg. In de herfst deed het eerste, Hollandse koopvaardijschip, geladen met wijn en zout, de haven aan. Niet lang daarna verrees op de zuidoever van de Neva de Admiraliteit, een scheepswerf – Peter was vast van plan van Rusland een zeemacht te maken. Fabrieken werden opgericht, woonhuizen gebouwd. Bij oekaze werd verboden in de rest van Rusland nog huizen uit steen op te trekken, want alle steen en alle metselaars waren nodig in Sint-Petersburg.
De tsaar dwong de Moskouse edelen om naar het mistige, in de winter ijskoude en donkere Sint-Petersburg te verhuizen. Hij voerde nieuwe feesten en een nieuwe etiquette in. Mannen dienden hun barbaarse baarden af te scheren (een maatregel die veel later onder meer Atatürk de grote tsaar zou nadoen). Vrouwen namen voor het eerst deel aan het openbare leven. De keizer richtte een politiekorps en een brandweer op. Er kwamen een museum, een universiteit, bibliotheken. In 1712 werd Sint-Petersburg officieel de hoofdstad van het Russische rijk. Bij de dood van Peter de Grote woonden er veertigduizend mensen.
Twee vrouwen zouden in de volgende zeventig jaar de stad van Peter uitbouwen tot een van de schitterendste steden van Europa: Elisabeth en Catharina II de Grote. Peters zoon, tsarevitsj Alexis, deelde de moderne opvattingen van zijn vader niet. De tsaar schrok er niet voor terug hem in de Peter-en-Paulvesting op te sluiten, te laten martelen en ten slotte ter dood te laten brengen. Zijn dochter Elisabeth werd aanvankelijk gepasseerd voor de troonopvolging, naar verluidt wegens haar lichtzinnigheid. Maar na een paleiscoup kwam ze in 1741 toch aan de macht.
Vijftienduizend jurken zou haar garderode hebben geteld. Maar ze verkleedde zich ook graag als man. Staatszaken liet ze liever over aan haar raadgevers. Maar de feesten die ze organiseerde, waren weergaloos. Paleizen, vakantieverblijven en kerken bouwen vond ze heerlijk. Elisabeth hield van weelde en raffinement. De architecten van Peter de Grote kwamen grotendeels uit het Noorden: Zwitserland, Duitsland, Holland. Hun bouwstijl was aan de sobere kant. Elisabeth verkoos Italiaanse meesters als Francesco Bartolomeo Rastrelli. Hij ontwierp onder meer het Winterpaleis en het Smolnyklooster, meesterwerken van Italiaanse barok aangepast aan de frivole Russische smaak van de tsarina.
Catharina II de Grote was van geboorte een Duitse prinses. Ze huwde met Peter III, neef en troonopvolger van Elisabeth. Die besteeg in 1621 de troon, maar moest een jaar later het veld ruimen voor zijn echtgenote. ‘Zij was verblindend van briljantie, bekoorlijk van vriendelijkheid en hartveroverend van vrijgevigheid’, schreef de dichter Alexander Poesjkin een kwarteeuw na haar dood. Catharina zelf spiegelde zich graag aan de Romeinse godin Minerva, die wijs en kunstminnend was. De klassieke Oudheid was ook in de architectuur haar inspiratiebron. Classicisme en neoclassicisme vervingen de barokke stijl van haar voorgangster, Sint-Petersburg werd voornamer en eleganter.
Ook Catharina liet, onder meer voor haar minnaars en ex-minnaars, talrijke paleizen en lusthoven bouwen. Daarnaast had ze ook oog voor de stad in haar geheel: ze zorgde ervoor dat de boulevards mooie, aan elkaar gesloten gevelrijen kregen, ze liet meer dan vijfduizend straatlantaarns plaatsen en ze beval de aanleg van de indrukwekkende granieten kades aan de Neva en aan de Petersburgse kanalen. Het ‘Palmyra van het Noorden’ werd Sint-Petersburg aan het einde van de achttiende eeuw genoemd, naar de legendarische stad die in de derde eeuw onder leiding van koningin Zenobia in de woestijn van Syrië tot bloei gekomen was.
EUROPESE IDEEëN
De eerste helft van de negentiende eeuw waren de kleinzonen van Catharina II aan de macht, Alexander I en Nicolaas I. Sint-Petersburg telde toen al 220.000 inwoners; edellieden verdrongen zich aan het hof om van het mondaine leven te genieten. Er was een lange weg afgelegd sinds Peter het autarkische, gesloten Rusland, of althans zijn bovenlaag van edelen en ambtenaren, gedwongen had kennis te maken met Europa. Dat zelfde Europa bleek zelfs naar Rusland toe te zijn gekomen. In de straten van Sint-Petersburg zag men menig buitenlander: behalve naburige Finnen, Zweden en Polen ook Duitsers, Fransen, Engelsen en Hollanders.
Die evolutie was zeker bevorderd door de strijd die Alexander I tegen Napoleon had gevoerd, en ten slotte, in 1815, had gewonnen. Rusland voelde zich nu echt een Europese mogendheid en blaakte van zelfvertrouwen. Het patriottisme vond een uitweg in de wat overspannen bezieling die de empire-bouwwerken uit die periode kenmerkt – en de Russische ziel is, zoals bekend, zo al erg groot. Sint-Petersburg werd een militaire hoofdstad, waar kazernes werden opgetrokken en triomfbogen, obelisken oprezen naast herdenkingsmonumenten, en waar geweldige militaire defilés op het Marsveld het favoriete vermaak van de vorsten waren.
Al onder Catharina II hadden de Russische intellectuelen zich niet alleen de Europese manieren, maar ook de Europese ideeën eigen gemaakt. Catharina was niet enthousiast. Hoewel ze nog had gecorrespondeerd met Diderot en Voltaire, verbood ze de verkoop van Diderots Grande Encyclopédie en annuleerde ze de vertaling die ze had besteld van Voltaires verzameld werk. Maar de geest was uit de fles, onder haar opvolgers zou de kritiek op de tsaren alleen maar aanzwellen.
De officieren van het Russische leger die tijdens de veldtochten tegen Napoleon (1812-1814) tot in Parijs waren geweest, waren de eersten die in opstand kwamen. Niet om de macht van de tsaar te breken, maar om hervormingen te vragen. Op 14 december 1825, de dag van de eedaflegging van Nicolaas I, kwamen ze samen op wat nu het Dekabristenplein heet en stelden zich in een vierkant op. Hun eis: de afschaffing van de lijfeigenschap en de oprichting van een grondwetgevende vergadering. Nicolaas, die de bijnaam ‘IJzeren Tsaar’ zou krijgen, beval de artillerie het vuur te openen. Honderden doden vielen er. De hardvochtige houding van de keizer maakte van vele hervormingsgezinden revolutionairen.
Nicolaas I probeerde het met repressie, Alexander II verkoos ingrijpende hervormingen, Alexander III en Nicolaas II regeerden opnieuw met harde hand. Maar welke weg ze ook bewandelden, geen van de laatste Romanov-tsaren slaagde erin de revolutionaire bewegingen te stuiten. De tegenstellingen tussen arm en rijk, tussen volk en aristocratie werden in de tweede helft van de negentiende eeuw, met de industrialisering, alleen maar schrijnender. Terzelfder tijd werd de megalomanie van het regime steeds stuitender. Aanvankelijk gingen de revolutionairen vaak de weg van het terrorisme op – Alexander II was het lijdend voorwerp van acht moordaanslagen, waarvan de laatste hem fataal werd. Na de eeuwwisseling zwol de onvrede met het regime aan tot massaal verzet.
De Eerste Wereldoorlog gaf de keizers nog even respijt. Maar in februari 1917 werd Nicolaas II tot aftreden gedwongen en in oktober grepen de bolsjewieken onder leiding van Vladimir Iljitsj Lenin de macht. Sint-Petersburg was tijdens de Wereldoorlog al omgedoopt tot het minder Duits klinkende Petrograd. In 1924, het sterfjaar van Lenin, zou Petrograd officieel Leningrad gaan heten. Het sovjettijdperk was aangebroken. De stad van Peter bracht het weinig om zich over te verheugen: eerst burgeroorlog en een door Lenin bewust georganiseerde hongersnood, vervolgens opnieuw hongersnood en de genocidale terreur van Stalin, die met zijn beruchte zuiveringen miljoenen Russen de dood heeft ingejaagd.
Dat Stalin ook driekwart van de officieren van het Rode Leger uit de weg geruimd had, brak hem aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zuur op: in drie maanden tijd wisten de nazi’s in 1941 Leningrad te omsingelen. Maar in de diepste ellende betoonde de stad zich door welhaast bovenmenselijke moed bezield. Negenhonderd dagen duurde het beleg, maar Leningrad hield stand – als enige grote stad op het Europese continent. De prijs was hoog. Hoewel er langs het Ladogameer een bevoorradingsroute was, heerste er vreselijke hongersnood. De rantsoenen van de overheid voldeden niet om in leven te blijven. Mensen maakten pudding van tandpasta, bakten pannenkoeken in lijnzaadolie, aten turf, kookten fabriekstouw als vleesvervanger. Wie het niet redde, werd begraven in de ‘broedergraven’ op de Piskarjov-vlakte, in het noordoosten van de stad: 670.000 Petersburgers liggen daar in een twintigtal massagraven.
LENINGRAD-SYMFONIE
Ontroerend is hoe de inwoners van deze kunstminnende stad ook in die barre tijd hun toevlucht zochten in muziek en literatuur. De eerste uitvoering van Dmitri Sosjtakovitsj’ Zevende Symfonie, de ‘Leningrad-symfonie’, die hij grotendeels tijdens het beleg had geschreven, direct uitgezonden op de radio, was een moment van grote verbondenheid en emotie. Om de tijd te doden, werd er massaal gelezen: Dostojevski, Toergenjev, Tsjechov, en vooral Tolstojs Oorlog en Vrede. Wie niet de kracht had om te lezen, luisterde naar de radio, waar Leningrads schrijvers en dichters hun werk voorlazen. Wanneer niemand beschikbaar was, klonk op de radio, die door luidsprekers ook in de straten van Leningrad te beluisteren was, het regelmatige getik van een metronoom, als van een hart dat weigert op te houden met slaan – niet één keer zou het helemaal stil worden. ‘Heldenstad’ kreeg Leningrad na het beleg als erenaam – voor één keer misschien geen overdrijving.
Absoluut verschrikkelijk, anders kun je die eerste helft van de twintigste eeuw niet omschrijven. Exacte cijfers zijn onmogelijk te geven, maar enkele tientallen miljoenen Russen kwamen om door geweld of honger. Na de dood van Stalin in 1953 hoefden ze niet langer direct voor hun leven te vrezen. De nieuwe leider Nikita Chroesjtsjov bracht détente, ook in eigen land. Maar die was van korte duur. Na de val van de dikke Oekraïener volgden nog enkele decennia van grauw sovjetbewind onder Leonid Brezjnev en zijn sclerotische opvolgers Joeri Andropov en Konstantin Tsjernenko. Het was wachten op Mikhaïl Gorbatsjov, die in de tweede helft van de jaren tachtig perestrojka (hervorming) en glasnost (openheid) introduceerde – en daarmee de Sovjet-Unie (onbedoeld) de doodsteek gaf.
LUXEBOETIEKS & COCKTAILBARS
In 1991 hield de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken (USSR) formeel op te bestaan. Sinds 1991 heeft Sint-Petersburg ook zijn oude naam terug. Maar kan de stad opnieuw aansluiting vinden bij haar glorierijke verleden? Welvarend is de stad aan de Neva na meer dan tien jaar kapitalisme nog niet te noemen. De kloof tussen arm en rijk is groter dan ze in de sovjettijd was – of zou het kunnen dat ze alleen zichtbaarder is geworden in het straatbeeld? Het merendeel van de vijf miljoen Petersburgers woont nog in grote treurnis uitstralende sovjetwoonblokken aan de rand van de stad, of in uitgewoonde kommoenalka’s, appartementen in voormalige patriciërshuizen waar verschillende families moeten samenwonen.
Maar in 2002 waren er voor het eerst sinds vele jaren meer geboorten dan sterfgevallen. Op de Nevski Prospekt, vanaf de stichting de slagader van de stad, verrijzen steeds meer dure restaurants, luxeboetieks, trendy cocktailbars en exclusieve kapperszaken. Sint-Petersburg is ook in bij creatievelingen, wegens de betaalbare huurprijzen en de speciale sfeer die er heerst.
Natuurlijk heeft de viering van de driehonderdste verjaardag de stad ook een nieuw elan gegeven. Overal worden paleizen en monumenten gerestaureerd, de infrastructuur wordt hersteld, straten en pleinen heraangelegd. De burgemeester heeft speciaal voor de gelegenheid een officieel stadslied laten componeren. De Russische president Vladimir Poetin, zelf afkomstig uit Sint-Petersburg, heeft vierhonderd miljoen euro in de feestelijkheden geïnvesteerd. Hoe woelig en tragisch de voorbije driehonderd jaar ook zijn geweest, hun eigenzinnigheid en hun trots hebben de Petersburgers nooit verloren.
‘O, komt u uit Parijs?’ zoals een van hen onlangs aan een reporter van Le Vif/L’Express vroeg. ‘Mooie stad. Heeft wel wat van Sint-Petersburg. Maar bij jullie is het natuurlijk wat kleiner.’
Christine Albers
Met de rest van Rusland heeft Sint-Petersburg niet zo héél veel gemeen.