Gedurende een jaar zat fotograaf Nick Hannes 56.000 kilometer in de trein, overschreed hij 28 landsgrenzen en sliep hij op 181 plaatsen. Hij zag in de voormalige Sovjet-Unie de seizoenen en de mensen geleidelijk veranderen. En nee, hij werd er niet vrolijk van.

Bezoekers van de Knack-website kennen Nick Hannes en zijn vriendin Anja Peeters van hun blog Van Antwerpen naar Vladivostok. Op 9 januari verscheen de laatste aflevering, maar toen waren ze al een paar maanden thuis. ‘We hadden geen laptop meegenomen, zodat we afhankelijk waren van internetcafés’, vertelt Hannes. ‘Maar goede internetcafés zijn zeldzaam. Vaak zijn het halve discotheken, de verbindingen werken maar de helft van de tijd en een USB-poort is al een uitzonderlijke luxe.’

Hannes hield wel trouw dagboeknotities bij, veertien schriftjes in totaal. Daaruit distilleerde hij zijn afleveringen voor de blog. ‘Als je je indrukken wilt delen met een publiek, moet je overpeinzen wat je hebt gezien en je een mening vormen. Daardoor blijf je alert.’

Omdat ze tijd hadden, wilden ze over land reizen. ‘Dan zie je de seizoenen en de mensen geleidelijk veranderen’, verduidelijkt Hannes. ‘Ik hou niet van de schokmomenten die wereldreizigers ervaren als ze van het ene continent naar het andere hoppen. We wilden vooral de invloedssfeer van de voormalige Sovjet-Unie bereizen, maar we hebben ook een stuk Turkije, Iran en China meegenomen.’ In Centraal-Azië en in de Kaukasus, vooral dan in Armenië en Georgië, bleek het openbaar vervoer geen voor de hand liggend transportmiddel. Daar moesten ze zich behelpen met minibusjes.

NOSTALGISCHE TIJDEN

Toen ze in Antwerpen vertrokken, hadden ze alleen de visa vooraf geregeld. Daardoor lag hun route in grote lijnen vast, maar ook niet meer dan dat. Maar ook zonder veel voorbereiding botste de fotograaf op boeiende, dramatische onderwerpen. Zoals de uitdroging van het Aralmeer op de grens van Kazachstan en Oezbekistan, of de containerbewoners in Noord-Armenië. Een zware aardbeving had in 1988 zeker 25.000 Armeniërs het leven gekost, en maakte 500.000 mensen dakloos. Kort daarop stortte ook het communisme in. Van de heropbouw van het land kwam niets terecht. Hannes: ‘Twintig jaar later wonen gezinnen nog altijd in noodbehuizingen, zoals cilindrische containers. Men denkt soms dat het olievaten zijn, maar de cilinder was gewoon de goedkoopste oplossing om met metalen platen een container te bouwen.’

Soortgelijke schrijnende verhalen kom je in alle voormalige Sovjetstaten tegen. ‘Overal tref je gezinnen aan die aan hun ellendige lot overgelaten zijn. Na de val van het communisme trokken talloze mannen naar Moskou om er een baan te zoeken, maar ze lieten na een tijd niets meer van zich horen. De moeders bleven alleen achter met hun kroost. In die omstandigheden hoeft het niet te verwonderen dat er in deze postcommunistische tijd veel nostalgie leeft.’

Ook de troosteloze aanblik van de milieuvervuiling rond Baku, de hoofdstad van Azerbeidzjan met zijn roestende oliepijpen en verstikkende stank, maakte diepe indruk op de fotograaf. ‘Men blijft nieuwe boorplatformen bouwen zonder zich te bekommeren om het roestende schroot. Even erg is de stad Sumgayit, het vergane centrum van de chemische industrie, een dertigtal kilometer noordwaarts. In dat ecologische rampgebied kweekt de plaatselijke bevolking groenten in de moestuintjes.’

DE GEUR VAN ALCOHOL

Het duurde even voor de fotograaf en zijn vriendin hun modus vivendi op elkaar hadden afgestemd. ‘Anja verweet me in het begin dat ik niet met haar maar met mijn camera op reis was’, zegt Hannes. ‘Zodra het licht werd, wou ik de straat op om foto’s te maken. En ik heb sowieso al een voorkeur voor de achterkant van de stad en de onherbergzame buitenwijken. Gelukkig vindt Anja dat ook interessant. Ik deed ook wat water in de wijn en ging met haar het centrum van de stad of een toeristische bezienswaardigheid bezoeken. In de steden op de zijderoute, zoals Samerkant, was dat de moeite waard. Maar de centra van de Armeense en Georgische steden zijn troosteloos en grijs. Of neem nu de buitenwijken van de Albanese hoofdstad Tirana: braakliggend gebied, met daartussen de alomtegenwoordige bunkers. Onder de communistische dictator Enver Hoxha werd Albanië een paranoïde staat waar iedere man zijn geweer en zijn bunker had. Toen het in de jaren zestig tot een breuk kwam tussen Chroesjtsjov en Mao, koos Hoxha als overtuigde stalinist voor China. Het gevaar kon sindsdien van alle kanten komen. Daardoor zit het land opgescheept met een erfenis van ontelbare wegrottende bunkertjes.’

Albanië en Armenië hebben het imago niet ongevaarlijk te zijn voor reizigers, maar dat bleek nog enigszins mee te vallen. Hannes: ‘We waren ons bewust van het risico, maar de mensen bleken heel aimabel te zijn. Ik had me trouwens voorgenomen om als we beroofd zouden worden gewoon een nieuwe camera te kopen en door te reizen. Gelukkig zijn we daarvan, en van andere bedreigende situaties, gespaard gebleven. We kregen het wel geregeld aan de stok met zatlappen, zelfs als ik hen niet eens had gefotografeerd. Meestal waren ze zo dronken dat we ons op tijd uit de voeten konden maken. Alcoholisme is een immens probleem in de voormalige Sovjet-Unie en de satellietstaten.’

Hannes en Peeters hadden zich ook voorgenomen om niet toe te geven aan corruptie, maar bij het verlaten van Kirgizië hebben ze dat principe wijselijk achterwege gelaten. ‘Een tocht van drie dagen in de bergen liep, onder andere door sneeuwstormen, uit tot vijf dagen’, herinnert Hannes zich. ‘Daardoor waren we pas op de dag dat ons visum zou verlopen terug op het politiekantoor. De commissaris die de nodige stempels in zijn bezit had, bleek voor een paar dagen weg te zijn naar zijn dorp. Toen we ons bij zijn terugkeer bij hem gingen melden, zagen we meteen de dollartekens in zijn ogen. Het betalingsbewijs dat we vroegen, kon hij ons natuurlijk niet geven.’

GROTE ONTMOETINGEN

Ondanks de ellende heeft Nick Hannes ook herinneringen aan warme mensen. ‘Soms waren het korte ontmoetingen, zoals de kruidenverkoper in een bazaar in Iran. Dat was een heel schone mens. De rust die hij uitstraalde en de manier waarop hij sprak, ons kruiden liet proeven en onze handen om de gedroogde citroenen vouwde… Dat was bijna magisch. Ik heb hem op de blog dan ook “Mutshaba, de lieve tovenaar uit Tabriz” genoemd. Argon, de melancholische flik die in het Albanese stadje Bajram Curri het verkeer stond te regelen, zal ik ook niet snel vergeten. Hij baalde als hij mensen moest bekeuren. Hij was in Kosovo vertaler geweest voor buitenlandse journalisten, maar na de oorlog was hij teruggekeerd naar Albanië en hij was dan maar agent geworden. Hij had het op een ontwapenende manier over zijn schooltijd. Wanneer hij zijn favoriete muziek van toen opzette, zoals Sacrifice van Elton John en liedjes van The Scorpions, moest hij huilen.’

In de Armeense enclave Nagorno-Karabach in Azerbeidzjan hadden de fotograaf en zijn vriendin ook een beklijvende ontmoeting met een bedelaar, die stond te wroeten in een afvalberg. ‘Hij had ons gezien en volgde ons een kerk in. Hij stond daar als een geslagen hond en stonk uren in het rond. Toen stak hij ons een banale deurklink toe en fluisterde: “Antiek”. Ik heb daarna een foto van zijn handen gemaakt. Zijn handen, dat was genoeg. Ze spraken boekdelen.’

Andere mensen maakten indruk door hun overtuiging. ‘Zoals een paar moedige dissidenten in Azerbeidzjan, mensen die een groene partij hadden opgericht en tegen corruptie streden.’ Hannes heeft de indruk dat er in de voormalige Sovjetstaten weinig subculturen en rebellie leven. Het is natuurlijk mogelijk, zo geeft hij toe, dat ze van ondergrondse activiteiten niets gemerkt hebben omdat ze het Russisch niet beheersen. ‘De kennis van het Engels, Frans of Duits is overal heel beperkt. We hadden een paar standaardzinnetjes in het Russisch om een treinticket te bestellen of om in een hotel een kamer te vragen, maar veel geduld hadden ze meestal niet. Als we zeiden dat we hen niet verstonden, waren ze al met de volgende bezig. Door die gebrekkige communicatie en de noodgedwongen vluchtige contacten begonnen we ons observatoren te voelen. We hadden steeds meer behoefte aan sociaal contact – met vrienden gezellig in het café, of een goed gesprek. Op de terugweg waren we opgewonden, we konden ons niet concentreren en moesten voortdurend naar de wc. Maar toen we onze vrienden op het perron terugzagen, lachten we wat onnozel en wisten we niets uit te brengen.’

De volgende dag, op de markt in Borgerhout, kochten ze een hamburger. Waarom is er zo weinig volk, vroegen ze. ‘ Da komt deur da schaajt offerfiejst van die makakken, hé!‘ klonk het. ‘Toen drong het tot ons door dat hier op een jaar niet veel veranderd was’, zucht Hannes. Eén ding was hen tijdens hun reis al duidelijk geworden: ‘We zijn in België met ons gat in de boter gevallen. Vergeleken met de rest van de wereld geniet de overgrote meerderheid hier een onvoorstelbare welvaart. (stilte) En iedereen kan hier zijn gedacht zeggen.’

DOOR ERIC BRACKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content