Weinigen zullen het momenteel al met de volgende stelling eens zijn. De oorlog om Kosovo heeft een onvermoed slachtoffer gemaakt: de Navo. In deze oorlog werd definitief een streep getrokken door de ambitieuze plannen om van de Navo de centrale organisatie voor de Europese veiligheid te maken.
De discussie daarover startte een kleine tien jaar geleden. Het wegvallen van het Warschaupact had tot de vraag geleid of het westers bondgenootschap nog zin had, nu de dreiging uit het Oosten verdwenen was. De militaire alliantie was immers het zinnebeeld van de Koude Oorlog en de confrontatie. De Navo incarneerde daarenboven een Amerikaans leiderschap, dat vele Europeanen achterhaald waren gaan vinden. Verscheidene pretendenten boden zich aan om de rol van de Navo over te nemen.
De concurrentiestrijd tussen de verschillende organisaties duurde enkele jaren en nam soms kinderachtige vormen aan. Uiteindelijk haalde de Navo toch de bovenhand. De hoofdoorzaak daarvan was dat het Europese continent er geleidelijk aan veel minder vreedzaam was gaan uitzien dan verwacht. In plaats van de verhoopte duurzame vrede kwamen de Golfoorlog, etnische conflicten en burgeroorlogen. Tal van internationale organisaties, van de Verenigde Naties tot de Europese Gemeenschap, toonden openlijk niet in staat te zijn die nieuwe taken op zich te nemen.
Bleef dus over de Navo. Naarmate de militaire dimensie van de nieuwe Europese veiligheid aan belang won, raakte de Navo haast vanzelfsprekend op de voorgrond. De Navo symboliseerde immers militair succes. Zij had bewezen (zo luidde althans de retoriek) gedurende veertig jaar een succesvolle dam te hebben opgeworpen tegen de Russische militaire dreiging. Geen andere organisatie was dus beter geschikt om ook in de nieuwe Europese veiligheidsarchitectuur een leidende rol op zich te nemen.
Toen de Kosovo-crisis in de herfst van vorig jaar escaleerde, was het vertrouwen in de Navo dan ook zeer groot. Haar militaire superioriteit zou korte metten maken met de Servische halsstarrigheid. Hautain en nonchalant werden zowel de Verenigde Naties als de samenwerking met Rusland opzijgeschoven.
Vandaag, vijftig dagen later, is aan die illusie een einde gekomen. De Navo is geen waarborg voor een snelle overwinning gebleken. Meer zelfs, de oorlog is in een patstelling terechtgekomen, die alleen maar kan doorbroken worden door over te gaan tot een grondoorlog of door een diplomatiek compromis. Het eerste is door zowat alle lidstaten van de hand gewezen en in de diplomatieke onderhandelingen is de Navo als organisatie afwezig. De Navo zit daarmee echter opgezadeld met het imago van een koppige alliantie die beseft dat ze in een doodlopend steegje zit, maar geen andere richting kan of wil inslaan en dus maar blijft doen wat ze al deed, namelijk bombarderen.
Toch is dat niet de schuld van de Navo. De alliantie was niet opgericht voor dit soort conflicten. De kracht van de Navo lag in het feit dat de militaire structuur vanwege de lidstaten een soort carteblanche had gekregen omdat die het eens waren over de essentie, namelijk dat de sovjetmacht een vitale bedreiging betekende en dat in geval van conflict het militaire antwoord ogenblikkelijk moest zijn. De lidstaten gaven daartoe een deel van hun beslissingsmacht, dus een deel van hun soevereiniteit, aan het militaire commando. Het militaire opperbevel had alle mogelijke scenario’s uitgestippeld. Voor elk scenario lag vast welke strijdkrachten moesten worden ingezet. Voor elke strijdmacht lag vast welk materieel noodzakelijk was, welke training vereist was, welke stellingen moesten worden ingenomen.
De strategie van de Navo kwam dus neer op een reeks automatische antwoorden op specifieke oorlogsdreigingen in een voorspelbare strategische omgeving.
Maar in de onvoorspelbare wereldwanorde van het post-Koude-Oorlogtijdperk is er geen eensgezindheid meer over de essentie en is er geen bedreiging meer voor de vitale belangen van de lidstaten. Humanitaire interventies of peacekeeping-operaties zijn bovendien veel complexer dan de unidimensionale sovjetdreiging en daardoor ook veel “politieker”.
Er is dan ook geen bereidheid meer, maar evenmin een noodzaak, om een deel van zijn soevereiniteit af te staan aan de Navo. Het gevolg was dat nu de Navo voor het eerst in een echte oorlog is gestapt, de besluitvormingsmachine is gaan haperen. De planners krijgen het op hun heupen van de omslachtige besluitvorming. Topmilitairen voelen zich gefrustreerd omdat zij meer rekening moeten houden met de eensgezindheid onder de leden dan met de oorlogvoering. De Navo, zo blijkt in de Kosovo-oorlog, is niet meer dan een bondgenootschap van soevereine staten. Zij heeft geen andere beslissingsbevoegdheid dan diegene die zij steeds opnieuw van de lidstaten moet krijgen. De lidstaten zelf hebben opnieuw de touwtjes in handen.
Die constatering brengt ons bij de negentiende-eeuwse Pruisische strateeg Carl von Clausewitz. Het is zijn historische verdienste dat hij erop gewezen heeft dat oorlog niet zomaar een zaak is van wapens alleen. Een oorlog is daarentegen inherent aan politiek, want verbonden met een streefdoel van politieke aard, waarvan hij de voortzetting is. Oorlog is dus een zaak van politici die daarmee doelstellingen nastreven. Militaire expertise en macht, zo ontdekte Von Clausewitz, zijn uiteindelijk veel minder doorslaggevend dan velen menen.
Objectieven formuleren, inspelen op snel wijzigende omstandigheden, de macht om posities bij te stellen, daar ligt nog steeds de knoop in een internationaal conflict.
Tot welke conclusie leidt dit ons? Vooreerst dat de oorlogen die wij vandaag in Europa en in de wereld kennen, te moeilijk zijn om aan een multinationaal bondgenootschap zoals de Navo over te laten. Ik vermoed dat de rol van de alliantie in het Europa van morgen zich dan ook zal beperken tot die van filiaalhouder van een militaire supermarkt waar lidstaten kunnen gaan shoppen wanneer zij militair materieel nodig hebben. Ten tweede, dat naarmate de Europese Unie uitgroeit tot een echte politieke gemeenschap (een ambitie die de Navo nooit kan waarmaken) de kaarten voor een veiligheidsbeleid voor en door de Europeanen gunstiger liggen. Ten derde, dat het nu echt wel de hoogste tijd is dat wij de rol van de Verenigde Naties bij het beheer van zulke conflicten in de wereld opnieuw op de agenda brengen, want er zijn geen kandidaten meer over om dat in de plaats van de wereldorganisatie te doen.
Rik Coolsaet