Op 31 januari vindt in Nederland en Vlaanderen Gedichtendag plaats. Het thema is dit jaar ‘Dingen in gedichten’, in de wetenschap dat alles poëzie kan worden. Oók het Eurovisiesongfestival, vindt Paul Bogaert. Hij opent een nieuwe essayreeks waarin een dichter een persoonlijk pleidooi voor de poëzie houdt.

Had Paul Bogaert op 10 mei 2007 niet voor zijn tv gezeten, dan was er van zijn essay Verwondingen geen sprake geweest. Of beter, dan had hij allicht een andere ervaring opgediept om zijn fascinatie voor poëzie te verwoorden. Zo zie je maar: een essay – het woord zegt het zelf – is een poging. En die is inwisselbaar voor heel wat andere pogingen.

Wat was er die bewuste dag dan te zien dat hem zo trof? Duiding op Canvas? Kunst op Arte? Een documentaire op de BBC? Niets van dat alles. Op 10 mei 2007 zond de VRT de halve finale van het Eurovisiesongfestival uit. ‘Bij de act van Servië kon ik mijn ogen niet van het scherm houden. Ik had het gevoel drie minuten lang uitgehongerd te worden. Ik wou méér zien’, schrijft Bogaert in Verwondingen, de start van een reeks poëzie-essays onder auspiciën van het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Gentse Poëziecentrum. Hij had geluk, Servië stootte door naar de finale twee dagen later en won die zelfs. Maar ook al had hij ze gemist, tegenwoordig brengen de dvd-recorder en het internet soelaas. Bogaert weer: ‘Op videowebsites zoals YouTube is de act van Marija Serifovic ondertussen door honderdduizenden mensen opnieuw bekeken. Ook door mij. En zo meteen door u.’ Waarna het fragment zich in 25 stills voor het oog van de lezer ontrolt.

Het doet ons altijd weer plezier als een dichter een brug slaat tussen poëzie enerzijds en populaire cultuur en nieuwe media anderzijds. In dat verband valt op dat van de acht voetnoten die achter in het boek zijn opgenomen, er zes verwijzen naar een digitale bron. Een dichter die naar het Songfestival kijkt? Het is haast een outing, en niet eens een onsympathieke. De poëet – en daarmee bedoelen wij niet Paul Bogaert, maar het clichébeeld van dé Dichter’ – verlaat daarmee zijn stoffige schrijfzolder en geeft zich over aan een portie (en nu volgt een hoogst verfoeilijke term) ‘lagere cultuur’.

Verwondingen opent met de ietwat pathetische bekentenis: ‘Tot nu toe heb ik één keer in mijn leven gerild bij het lezen van een tekst.’ Hoezo? Wel, ‘Het was eind jaren tachtig, ik was nog geen 20, en na het lezen van Het Batmangevoel, iets essay-achtigs van acht pagina’s van de toen 25-jarige Dirk van Bastelaere, was ik werkelijk van slag.’ In wat volgt, dissecteert Bogaert zijn ‘bizarre leeservaring’, die hij herleidt tot een aantal trefwoorden waarmee hij vervolgens de Servische Eurosongchoreografie te lijf gaat. Die trefwoorden zijn: contrast, identificatie, ambivalentie, toeval, verbeelding en taal, macht en onmacht, spanning. Overigens is dat ‘iets essay-achtigs’ van de pasja der Vlaamse poëzie niet in Verwondingen opgenomen, maar het staat wel te lezen op Bogaerts website.

POëZIE MAG ALLES ZIJN

Het essay Verwondingen is lezenswaardig, de gemaakte analyses knap, maar het blijft ‘een poging tot’. Gelukkig maar, want stel je voor dat Paul Bogaert, of om het even wie, erin zou slagen de poëzie in dogma’s en stellingen te vatten. Dan zouden we al die pogingen en spielereien moeten missen. Paul Bogaert doet het met Dirk van Bastelaere en het Eurovisiesongfestival, maar volgend jaar heeft zijn opvolger in deze reeks het misschien wel over Luuk Gruwez en Jim Carrey of Jotie T’Hooft en The Sex Pistols. Laat maar komen, want óver poëzie lezen is bijna net zo boeiend als het lezen van poëzie zelf. De conclusie is toch altijd weer dat we niet echt weten waarom een gedicht ons wel of niet raakt, je kunt dat weten hooguit een beetje om- en beschrijven.

Paul Bogaert heeft op het einde van zijn essay nog een uitsmijter in petto. Geheel in de lijn van wat je tegenwoordig op elke informatieve website aantreft, namelijk de Frequently Asked Questions (FAQ’s), stelt hij zichzelf enige vragen over poëzie, die hij in één moeite door ook zelf beantwoordt. In die antwoorden bevestigt hij een aantal dingen die iedereen weet, maar slechts weinigen hardop durven te beweren of toe te geven. Ten eerste stelt hij dat wel of niet gefascineerd raken door een gedicht een absoluut subjectief gegeven is. Indirect stuurt hij daarmee alle gesettelde poëziejury’s en -adviescommissies samen met het volledige recensentendom wandelen. Ten tweede: de fascinatie voor een gedicht ontstaat volgens Bogaert doordat we het tezelfdertijd begrijpen en niet begrijpen. De vraag aan zichzelf ‘Is het dan niet onzinnig om te stellen dat poëzie duidelijk en helder moet zijn? Of om te beweren dat ze onbegrijpelijk mag of moet zijn?’ beantwoordt hij kort en krachtig met ‘Ja, dat is onzinnig’. En ten derde: het doet ons genoegen te vernemen dat wij niet de enigen zijn die tijdens een poëzievoordracht wel eens wegdromen. Luisteren is lastig, ook Paul Bogaert heeft het er moeilijk mee. ‘Luisteren naar een gedicht kán voor een surplus zorgen, maar vooral als ik het meerdere keren hoor.’ Misschien een tip voor optredende dichters: beperk de keuze van het aantal voor te lezen gedichten, maar lees ze twee of drie keer voor, tot het tenminste een klein beetje beklijft.

PAUL BOGAERT, VERWONDINGEN (OVER POëZIE), POëZIECENTRUM, GENT, 48 BLZ., 2,50 EURO.

HET VOLLEDIGE PROGRAMMA VAN GEDICHTENDAG VINDT U OP WWW.GEDICHTENDAG.ORG

DOOR PHILIP HOORNE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content