Twee maanden geleden werd Anny De Maght uit de VLD gezet. Op 8 oktober trekt de burgemeester van Aalst met een eigen lijst naar de verkiezingen, en dat maakt de VLD-top bijzonder zenuwachtig. Zo erg zelfs dat premier Verhofstadt onlangs een ultieme poging deed om haar weer aan boord te hijsen.
‘Ik ben een liberáál’, zegt Anny De Maght ferm. ‘Daarom heb ik nooit overwogen om naar een andere partij over te stappen. Ik mag er niet aan denken, zeg. Mijn vader zou zich omdraaien in zijn graf.’ Wel stond de Aalsterse burgemeester een paar maanden geleden op het punt om definitief uit de politiek te stappen. Ze werd uitgespuwd door een groot deel van de plaatselijke afdeling, en kreeg geen rugdekking van de partijtop. De Maght heeft nu eenmaal een grote mond, is contraire, wil niet plooien.
Even leek het haar wel wat om de eer aan zichzelf te houden en de burgemeesterssjerp na achttien jaar terug te geven. Amper vijf jaar eerder was ze van een hartslagaderbreuk hersteld, en af en toe sukkelde ze nog met haar gezondheid. Bovendien was ze de zestig al voorbij, en wou ze met haar kleinkinderen de tijd inhalen die ze niet aan haar eigen dochters had kunnen besteden. Maar toen stak de vechtlust weer de kop op, aangewakkerd door liberalen die ook door de plaatselijke VLD gedesavoueerd waren. Voor hén wil ze eerherstel, beweert ze, niet voor haarzelf. Toch kan ze onmogelijk verhullen dat ze ook snakt naar een laatste moment de gloire.
Hoewel in het openbaar lacherig wordt gedaan over De Maght, ziet de VLD-leiding de gemeenteraadsverkiezingen in Aalst bijzonder zenuwachtig tegemoet. Want wat als de scheidende burgemeester en haar nieuwe partij de VLD straks een bolwassing geven? Dat De Maght niet meer lucide is, beweren vooraanstaande liberalen. Dat ze op sterven na dood is, wordt gefluisterd. Maar de Anny De Maght die met een vette knipoog in frivool zomertenue voor de camera poseert, is allesbehalve uitgeblust of verward. En dat weten ze aan de Melsensstraat ook wel. Hoewel de VLD dat in alle toonaarden ontkent, maken Bart Somers en co. zich zorgen over Aalst en de rest van Oost-Vlaanderen. Aalst is immers niet de enige plek in de provincie waar de plaatselijke afdeling uiteen is gevallen.
Anny De Maght: ‘Allemaal door Karel De Gucht en de andere ministers! De problemen bij de VLD van onder meer Wichelen, Wetteren, Dendermonde, Sint-Niklaas en Ronse zijn begonnen toen de partijtop zich met de zaak kwam bemoeien. Het Brusselse triumviraat bepaalt wie waar op welke lijst mag staan, en zo wordt overal verdeeldheid gezaaid. (wordt kwaad) Ze maken zélf hun partij kapot. Onbegrijpelijk! Men heeft me bijvoorbeeld verteld dat alles goed ging in Sint-Martens-Latem tot Vlaams minister Fientje Moerman zich met de lijstvorming begon bezig te houden. Resultaat: de partij is in tweeën gespleten. Zodra ze minister worden, denken sommige mensen blijkbaar dat ze in hun provincie dringend het peterschap van de partij moeten opnemen. En dan beginnen ze beloftes rond te strooien: jij mag schepen worden, voor jou heb ik een plaatsje in het parlement, jij krijgt een lucratieve functie. Het is niet langer de burger die een politicus beoordeelt, maar de een of andere minister. Dat is een sluipende ziekte.’
Zijn uw conflicten met de plaatselijke partijafdeling ook door Brusselse inmenging aangewakkerd?
DE MAGHT: Natuurlijk. Door onzen top. Ik heb voor het eerst echt problemen gekregen met ‘Brussel’ toen ik in 2004 weigerde om de derde plaats op onze lijst voor de Vlaamse parlementsverkiezingen te aanvaarden. Lang van te voren had ik al aangekondigd dat de combinatie van het burgemeesterschap en een parlementszetel me te zwaar werd. Dat wisten ze. Wel wilde ik nog één keer aan de verkiezingen meedoen om dan na een half jaar of een jaar uit het parlement te stappen. De partijtop had me immers haarfijn uitgelegd wie minister zou worden, wie van bestuursniveau zou veranderen, enzovoort. Ik wist dus dat Vlaams Parlementslid André Denys (VLD) ongeveer zes maanden na de start van de nieuwe regeerperiode gouverneur van Oost-Vlaanderen zou worden. Dus wilde ik op hetzelfde moment plaatsmaken voor mijn opvolger, op voorwaarde dat het iemand uit Aalst zou zijn. Mijn aanbod was duidelijk: ik wilde alleen op de lijst staan als schepen Johan Stylemans de vierde opvolger zou worden. Maar wie stond op de ontwerplijst op die plaats? Een kandidaat uit Dendermonde. En volgens maestro De Gucht, die de lijstsamenstelling commandeerde, kon daar niet meer over worden gepraat. Dus weigerde ik de derde plaats in te nemen, want dat was nu eenmaal de afspraak.
Steunde de Aalsterse VLD uw beslissing?
DE MAGHT: Tot De Gucht zich ermee begon te bemoeien wel. Hij nodigde drie van onze schepenen, de voorzitster van het OCMW en nog een paar andere dingskes in Berlare uit en beloofde hen van alles. Stylemans werkt nu bijvoorbeeld deeltijds op zijn kabinet en schepen Serge Grysolle kreeg een belangrijk mandaat binnen de energiesector. OCMW-voorzitster Vera Van der Borght kreeg de plaats op de lijst die ik had geweigerd. Er zijn toen zelfs al afspraken gemaakt in verband met de lijstvorming voor de gemeenteraadsverkiezingen. Tegen de tijd dat ze bij De Gucht buitenstapten, waren die mensen helemaal gedraaid. Zo opereert De Gucht. Maar bij mij pakt dat niet, en daar heeft hij het moeilijk mee. Ik weet nog dat hij me eens zei dat hij goed kon begrijpen dat ik een beetje kwaad op hem was. ‘Kwaad?’ antwoordde ik. ‘Helemaal niet. Je laat me onverschillig.’ Daar werd hij echt razend van. Jammer voor hem.
Dat u bij de plaatselijke bestuursverkiezingen eind 2004 op een 46e plaats strandde, kan toch niet alleen te wijten zijn aan die paar VLD’ers die van De Gucht een postje hadden gekregen?
DE MAGHT: Ach, ze voelden zich zo sterk na hun bezoek aan De Gucht, en ze zagen hun kans schoon om van mij af te raken. Dus gaven ze honderden lidkaarten weg aan mensen die buiten Aalst woonden op voorwaarde dat die op hun kandidaten zouden stemmen – volgens onze statuten mag je het bestuur verkiezen van de afdeling waar je een lidkaart hebt gekocht. Zo zijn een aantal gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden, die zich jarenlang vol overgave voor de partij hadden ingezet, uit het bestuur gegooid. Dat waren allemaal mensen van wie werd vermoed dat ze aan mijn kant stonden. Natuurlijk waren die geaffronteerd. Ze vroegen mij om hun grieven in Brussel te gaan aankaarten. Pas later groeide het idee om samen de beweging Blauw op te richten. Toch wilden we de VLD ook in die fase nog de kans geven om de conflicten op te lossen. Er werd toen druk gecorrespondeerd, en er werden een heleboel gesprekken gevoerd. Zelf werd ik de ene keer bij de premier uitgenodigd, dan weer bij Herman De Croo of bij Bart Somers op het partijhoofdkwartier. Toen er tegen februari, maart van dit jaar nog altijd geen oplossing was, speelden we met de gedachte om van Blauw een volwaardige partij te maken. Ik ben toen naar Brussel gereden om de VLD-top voor te stellen een kartel met ons te vormen. Maar dat zagen ze niet zitten.
Vindt u het gek dat ze geen kartel wilden aangaan met leden van hun eigen partij?
DE MAGHT: Dat was toch een verdedigbaar voorstel? Hoe konden we anders de liberale familie samenhouden?
Door in de VLD te blijven.
DE MAGHT: (met een brok in de keel) Die mensen hier hadden mij en zoveel andere mandatarissen en militanten een mes in de rug gestoken. Ik kon onmogelijk nog in dezelfde partij met hen samenwerken. Een kartel was eerlijk waar de enige manier om niet helemaal uit elkaar te gaan. Na dat kartelvoorstel heeft de statutaire commissie me dan uit de partij gezet, zonder mijn versie van de feiten te horen. Ik had mezelf zogenaamd zelf buiten de VLD gesteld door een nieuwe partij op te starten. Maar Blauw wás toen nog niet eens een echte partij.
U was wel van plan om er een echte partij van te maken.
DE MAGHT: (onverstoorbaar) Willy De Clercq, de voorzitter van de statutaire commissie, zou gezegd hebben dat hij van hogerhand opdracht kreeg om ons buiten te gooien.
Hij moest van Somers?
DE MAGHT: De VLD wordt geleid door Guy Verhofstadt, Karel De Gucht en Patrick Dewael, en als het hen uitkomt wordt ook Herman De Croo opgetrommeld. En dan is er nog partijvoorzitter Bart Somers, die alles moet uitvoeren. Weet u trouwens dat ik Bart en zijn vrouw Miet nog getrouwd heb? Zij is familie van mijn man. (mijmerend) Ik weet niet wat Bart tegenwoordig bezielt. In Mechelen wil hij er blijkbaar alles aan doen om zijn eigen postje te vrijwaren. Nu begint hij zelfs een nieuwe partij met mensen uit de CD&V. Een partijvoorzitter die niet onder de vlag van zijn eigen partij opkomt! Hij moest zich diep schamen.
Wou de VLD niet al veel langer van u af dan sinds de perikelen van 2004?
DE MAGHT: Dat weet ik niet. Alleen ben ik nooit een jaknikker geweest, en daar hadden ze het in de VLD soms moeilijk mee. In februari 2004 waren ze bijvoorbeeld niet tevreden over de uiteenzettingen gehouden pro en contra migrantenstemrecht, en Willy De Clercq moest er worden bijgehaald om te pleiten voor verdere regeringsdeelname. ‘Aanvaard nu toch eens dat je dit dossier op de regeringstafel moet kunnen leggen’, zei ik. ‘Je kunt je niet aan die regeringsdeelname blijven vastklampen. Je mag jezelf niet verkwanselen, en de voetveeg van andere partijen spelen.’ Men gaf me duidelijk te verstaan dat ik daarmee te ver was gegaan. In de VLD mag je zeggen wat je denkt, maar vroeg of laat krijg je de rekening gepresenteerd.
Is dat altijd zo geweest?
DE MAGHT: Ik denk dat het vooral een gevolg is van de verschillende verruimingsoperaties die we hebben doorgemaakt. Veel van die verruimers kregen na verloop van tijd ‘cadeautjes’ toegestopt – zoals sommige VLD’ers dat noemen. De voormalige CVP-voorzitter Johan Van Hecke moest naar het Europees Parlement, oud-VU’ers werden staatssecretaris of fractievoorzitter. Nogal wat zogenaamde stamboomliberalen begonnen daarover te klagen en uitten hun frustraties in de media. Zelf heb ik niets tegen verruiming op zich. Wie bij onze familie wil komen, wordt een liberaal zoals alle anderen. Maar dan moet hij ook op dezelfde manier worden behandeld. Zo heb ik me in Aalst altijd opgesteld, en ik heb hier toch ook een paar verruimingsoperaties meegemaakt.
De enige twee Aalsterse liberalen die de stad in Brussel vertegenwoordigen, senator Luc Willems en Vlaams Parlementslid Vera Van der Borght, zijn een paar jaar geleden uit CD&V overgelopen.
DE MAGHT: Men heeft me al verweten dat ik hen te goed heb aanvaard, ja.
Klopt het dat u ondanks Brusselse ergernissen zolang in het zadel bent kunnen blijven door de steun van Camiel Pessemier van het liberale ziekenfonds, die tot voor kort een niet geringe invloed had in de hele regio?
DE MAGHT: Ik? Steun van Pessemier? Ik heb me verdorie altijd verzet tegen de inmenging van het ziekenfonds in het stadsbestuur. Pessemier wou me wel steunen, maar ik was niet bereid om zijn prijs te betalen. Ooit heb ik hem hier op het stadhuis ontvangen – met een getuige erbij! – om hem een duidelijke boodschap te geven: ‘Het stadhuis is hier en uw ziekenfonds is ginder.’ Hij had me gevraagd om de namen en adressen door te spelen van de Aalstenaars die bij me aanklopten met vragen en problemen. Het ziekenfonds zou dan een medewerker naar die mensen sturen. Ze wilden met mijn groeten dus leden ronselen. Dat heb ik geweigerd. Maar in veel gemeenten gebeurde het wél, en dat is vandaag nog altijd zo. Ik ben een van de weinigen in de partij die zich tegen praktijken als die van Pessemier hebben durven te verzetten.
Waarom was iedereen dan zo bang voor hem?
DE MAGHT: (besmuikte glimlach) Partijfinanciering is soms niet onbelangrijk.
Voelt u zich verwant met mensen die vóór u uit de partij zijn gezet, zoals Ward Beysen of Hugo Coveliers?
DE MAGHT: Ik heb vroeger goed met Ward samengewerkt. Net als ik zei hij altijd zijn gedacht. Alleen stelde hij te hoge eisen op het vlak van mandaten, en was hij a priori tegen elke vorm van verruiming. Met Hugo Coveliers heb ik geen affiniteit. Akkoord, hij nam nooit een blad voor de mond, maar ik kan zijn stijl niet waarderen. Zijn vertrek uit de VLD had ook met andere dingen te maken. Hij was vooral kwaad omdat de partijtop hem beloftes deed die ze nooit inloste. In de VLD zijn ze gewoon om mandatarissen dingen te beloven zodat ze hun mond zouden houden. Is het u bijvoorbeeld ook al opgevallen dat Vlaams Parlementslid Jean-Marie Dedecker tegenwoordig niet meer zo spraakzaam is?
Bent u net als die heren een donkerblauwe liberaal?
DE MAGHT: (vurig) Ik ben een sociáál liberaal, en ik weiger me te laten vangen in termen van links of rechts. Ik voel me een echte liberaal, maar dan wel als het over het eenvoudige liberalisme gaat, dat respect heeft voor de mensen en hen zoveel mogelijk vrij wil laten. Er zijn twee soorten liberalen: voor de ene strekking primeert welvaart en voor de andere welzijn. Ik behoor tot die laatste groep, en ik vind dat de VLD veel te veel in de andere richting is geëvolueerd. Neem nu dat voorstel van Bart Somers om de werkloosheidsuitkeringen in de tijd te beperken. Als je werklozen na een tijd hun uitkering afpakt, komen ze bij het OCMW terecht. En wie draait dan voor de kosten op? De gemeenten natuurlijk. En met zo’n verhaal wil Somers naar de gemeenteraadsverkiezingen trekken? Hij lijkt wel gek. Wellicht zal hij uiteindelijk weer moeten inbinden, maar ondertussen is het idee wel gelanceerd. Al die losse ideeën zijn de ziekte van deze tijd. Daardoor weet niemand nog waar de liberale partij echt voor staat. Het is de hoogste tijd dat de VLD weer een basisprogramma vastlegt. De Burgermanifesten van Verhofstadt vormden destijds een goed vertrekpunt, maar dat hele programma is verwaterd toen we in de regering zijn gestapt. In de oppositie waren we preciezer, duidelijker, actiever.
Bent u teleurgesteld in Guy Verhofstadt?
DE MAGHT: Niet echt in Verhofstadt zelf. Het liefst zou ik hem nog altijd zien als een sterke leider vol goede bedoelingen. Alleen heeft hij met Karel De Gucht en Patrick Dewael een pact gesloten dat hem tegenhoudt om zijn eigen weg te gaan. Zij hebben hun lot aan elkaar verbonden, en zullen elkaar dus nooit dwarsbomen.
In interviews zei u dat Verhofstadt als enige nog wat menselijkheid heeft getoond toen u in aanvaring kwam met de VLD-leiding.
DE MAGHT: Toen mijn kartelvoorstel is afgeschoten, heeft hij me nog een e-mail gestuurd: ‘ Allez, Anny, probeer dat toch op te lossen.’ Onlangs heeft hij me zelfs nog op zijn kabinet uitgenodigd om toch nog eens over een mogelijke oplossing te praten. Maar twee dagen later heb ik hem laten weten dat er echt geen weg meer terug is. Ik kan niet meer verder met vroegere partijgenoten die anonieme brieven over ons schrijven, overal gif spuien en leugens verspreiden.
Denkt u dat u na achttien jaar burgemeesterschap aan de oppositie zal kunnen wennen?
DE MAGHT: Wie zegt dat Blauw in de oppositie zal belanden? Dat weet ik nog zo net niet. In onze partij zitten een schepen, vier raadsleden, drie mensen uit het OCMW en ikzelf: allemaal mandatarissen die in 2000 heel goede verkiezingsresultaten hebben behaald. Daarnaast trekken we ook nieuwe, jonge kandidaten aan. Misschien staan we wel sterker dan de VLD. Nadat ik in 2004 geweigerd had om op de lijst voor het Vlaams Parlement te staan, deed de VLD het in Aalst veel slechter dan anders. Nochtans stonden er nationale figuren als De Gucht en De Croo op de lijst, hè.
Zelfs als u een schitterend resultaat neerzet, moeten de andere partijen nog met u in zee willen gaan.
DE MAGHT: (glimlacht geheimzinnig) Inderdaad.
U sluit dat niet uit?
DE MAGHT: Ik sluit dat zeker niet uit. Op allerlei publieke gelegenheden word ik door mensen van andere partijen aangesproken. Ze hebben er dus geen problemen mee om met de burgemeester gezien te worden. Dat is een typische manier om de mogelijkheden af te tasten. Aan de andere kant heb ik wel gehoord dat er een principieel stembusakkoord zou bestaan tussen CD&V, de SP.A en de VLD.
Bent u bereid om met het Vlaams Belang in een coalitie te stappen?
DE MAGHT: Daarover wil ik het niet hebben. Nooit zal ik die partij stemmen bezorgen. Ik ben net van plan om hen stemmen af te nemen. Véél stemmen. Van mij zijn ze in Aalst dus nog niet af.
DOOR ANN PEUTEMAN/ FOTO’S PATRICK DE SPIEGELAERE