Ivan Ollevier verzamelde getuigenissen van communistische militanten in een boek. Een voorpublicatie : de KP en Belgisch Kongo.
Tot een heel eind in de jaren vijftig hadden de westerse communistische partijen zich weinig of niet bekommerd om het lot van de arbeidersklasse in de Europese koloniën. Ook over het principe van kolonisatie hadden ze tot dan toe weinig opvallende standpunten ingenomen ; ze volgden de traditionele marxistische lijn en stelden dat kolonisatie voor de overzeese gebieden een noodzakelijke stap was op hun weg naar het socialisme. Wanneer ook daar het kapitalisme tot volle bloei zou zijn gekomen, zou de tijd rijp zijn voor een communistische omwenteling. Volgens de stalinistische theorie vormden de boeren geen autonome politieke kracht en was het proletariaat in de kolonies nog in vorming. Zoals Ruddy Doom nu hoogleraar aan de Universiteit Gent het lapidair stelt : ?De verworpenen der aarde werd beleefd verzocht nog even te wachten met ontwaken.?
Pas met het aantreden van een nieuwe generatie communistische militanten groeide de interesse voor de koloniën en gingen ze de problematiek analyseren vanuit de concrete machtsverhoudingen in de overzeese gebieden zelf.
De Volksjeugd en de Communistische Jeugd waren lid van de Wereldfederatie van Democratische Jeugd. Die was na de oorlog opgericht om alle antifascistische jeugdorganisaties te verenigen in een wereldorganisatie, waar ook de communistische jeugdorganisaties van de Sovjetunie deel van uitmaakten. Het eerste congres van de Wereldfederatie had plaatsgevonden in Londen, kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Daarna sloten ook organisaties aan die behoorden tot de bevrijdingsbewegingen of antikoloniale bewegingen uit de derde wereld. De Wereldfederatie lag ook ten grondslag aan de tweejaarlijkse zogenaamde Wereld Jeugdfestivals, die een ontmoetingsplaats werden voor jonge communisten en studenten uit de hele wereld.
VAN NUL BEGINNEN
Oostendenaar Eddy Poncelet was een van hen : ?Op de Jeugdfestivals ontmoetten we vooral activisten uit de Franse en Britse kolonies. Die spraken ons aan over de situatie in Kongo en dat wekte de interesse voor de problemen van de kolonisatie. We ontmoetten er ook de collega’s van de Jeunesse Communiste uit Frankrijk, die verwikkeld zat in campagnes tegen de Franse militaire interventie in Indochina. We hoorden er dat er betoogd werd tegen de Franse regering, dat de jonge communisten er probeerden te verhinderen dat treinen met soldaten vertrokken naar inschepingshavens, dat er in het Franse leger protestbewegingen op gang waren gebracht tegen de interventie. In Nederland was er de actie in Indonesië die ertoe leidde dat Nederlandse jongeren weigerden naar Indonesië te vertrekken. De vader van Raymond van het Groenewoud, een Nederlander, was een van die gasten. En dat leidde bij de communistische jeugd tot interesse voor de situatie in Kongo. Het was voor ons een schok voor het eerst geconfronteerd te worden met de ideeën van zelfbeschikkingsrecht. We kwamen tot de voor ons verbijsterende vaststelling dat de Belgen in Kongo niet meer waren dan een bezettingsmacht.?
Binnen de Belgische communistische partij werd een werkgroep opgericht die het koloniale vraagstuk moest bestuderen. Leider van de werkgroep was Albert de Coninck : ?In 1951 werd ik verkozen in het Politiek Bureau. Kort daarop begon het te rommelen in Kongo. Oud-kolonialen hadden toen al artikelen geschreven in Le Drapeau Rouge over de problematiek, maar ik vond dat we alles moesten bekijken vanuit het standpunt van de zwarten, niet van de kolonialen. Dus kreeg ik de verantwoordelijkheid voor het KP-werk in Kongo. We moesten van nul af aan beginnen, want contacten hadden we daar nog niet. We hebben toen geregeld een blaadje gepubliceerd, illegaal, want het mocht in Kongo niet worden ingevoerd, in een aantal Afrikaanse talen. Dat werd dan de Kongo-boten binnengesmokkeld door communistische dokwerkers die het verstopten tussen de goederen.?
De eerste contacten met de Kongolezen werden gelegd bij de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, waar de overheid leden van de volkeren uit Centraal-Afrika naartoe had gebracht. Jonge Kongolezen, van de Young Men’s Christian Association (YMCA) kwamen ook naar Europa in het kader van de congressen van een Amerikaansgezinde, concurrerende wereldjeugdorganisatie. Op hen had de anticommunistische propaganda van hun jeugdorganisatie vaak een contraproductief effect. Ze werden nieuwsgierig en zochten vaak spontaan jonge Belgische communisten op, zoals Poncelet : ?Dat gebeurde allemaal vrij ongestructureerd en ongecoördineerd. Wij kwamen in contact met de Afrikanen, we waren ongeveer even oud en konden goed met mekaar opschieten. Ze kwamen geregeld langs op de zetel van de communistische jeugdorganisatie in Brussel. Eigenlijk kun je zeggen dat een hele generatie toekomstige Kongolese politici via ons gepasseerd was.?
IN HUN HEMD
Het breekpunt in Kongo was een manifestatie in Leopoldstad in januari 1959, waarbij het Belgische gezag gedurende twee dagen de controle over de stad verloor. Er vielen verscheidene doden. Aanleiding was het verbod op het houden van een politieke meeting. Honderdduizenden zwarte arbeiders hadden de koloniale strijdkrachten verdreven uit de volkswijken van Leopoldstad, maar na vier dagen konden die de rust herstellen. Officieel waren er 49 doden gevallen, volgens Ludo de Witte, die de Kongolese dekolonisering in detail heeft bestudeerd, waren het er in werkelijkheid honderden. De onafhankelijkheidsstrijd in Kongo kwam in een stroomversnelling en de jonge Belgische communisten roken lont.
Eddy Poncelet : ?Op uitnodiging van de Guinese regering hield de Wereldfederatie van Democratische jeugd een congres in Conakry, waar ik naartoe ben geweest. Daar waren ook verscheidene jonge Kongolezen. Dat was een van de eerste keren dat wij als communistische jongeren van België de situatie in Kongo meedeelden op een internationaal forum.?
In januari en februari 1960 organiseerde de Belgische regering in Brussel twee rondetafelconferenties over het Kongolese probleem. Pas op dat moment zou de regering zich verzoenen met een volledige onafhankelijkheid van de kolonie. Aan tafel zaten toen alle betrokkenen, Belgen en Kongolezen. Poncelet : ?Uiteindelijk hadden wij zoveel Kongolezen op informele basis leren kennen, dat wij bij het begin van de rondetafelconferentie tot de vaststelling kwamen dat veel van de deelnemers bekenden van ons waren. De partij had officiële standpunten uitgewerkt die zich richtten tot de Belgische bevolking, maar de jongeren van de partij hadden ondertussen persoonlijke relaties aangeknoopt met mensen uit alle partijen. De privé-secretaris van Joseph Kasavubu, bijvoorbeeld, kenden wij ook persoonlijk. Hij was een protestantse boy-scout geweest en was bij ons in Brussel langs geweest.?
De jongeren hadden binnen de KP een werkgroep gevormd die de Kongolezen tijdens de rondetafelconferentie moest opvangen. Mark Braet maakte deel uit van de groep-Kasavubu : ?We probeerden contact te leggen met alle deelnemende groepen, we probeerden in te werken op het proces van onafhankelijkheid dat toen lopende was. Het eerste waar we ons mee moesten bezighouden, was praktische hulp ; het was hier volop winter en sommige van die gasten arriveerden hier gewoon in hun hemd. Ze waren van niks op de hoogte, we moesten hen uitleg geven bij dossiers en ondertussen werden vriendschapsbanden aangeknoopt. Met de secretaris van Kasavubu, bijvoorbeeld, ben ik lang bevriend geweest, die kwam hier in Brugge bij mij logeren.?
Met de leider van de Mouvement National Congolais, de charismatische Patrice Lumumba, waren de relaties meteen bijzonder amicaal. Zijn MNC was eigenlijk de enige werkelijke nationale organisatie die de belangen en agenda’s van de verschillende regio’s en stammen oversteeg. De communisten herkenden in hem onmiddellijk een geestesgenoot, een gepassioneerd revolutionair die radicaal wilde breken met het westerse imperialisme. Michel Vanderborght was bij de KP diegene die Lumumba moest bijstaan : ?Ik stond te zijner beschikking om de kleine dagelijkse problemen op te lossen. Dag en nacht was ik met hem op stap. We hebben toen ook zijn verkiezingscampagne helpen organiseren. Er werden hier, bijvoorbeeld, foto’s van hem gemaakt. Ook zijn staatsiefoto is hier gemaakt, door een fotograaf in Brussel. Mijn vrouw is samen met zijn vrouw kleren gaan kopen. In de kranten lazen we later dat mevrouw Lumumba een parelsnoer om had, ‘gemaakt van de tranen van de Afrikanen’. Daar hebben we eens goed om gelachen want mijn vrouw had het gekocht op de Anspachlaan. Heel zijn verkiezingscampagne werd van hieruit gestuurd, met logistieke steun dus, brochures en affiches. Die brochures drukten we op bijbelpapier, omdat dat zo licht was. En het symbool van Lumumba’s beweging, de springende tijger, dat heb ikzelf voor hem ontworpen.?
HET NUT VAN EEN BANK
De communisten waren via Kongolese studenten in contact gekomen met Lumumba en Lumumba was nieuwsgierig geworden naar de communisten. Hij kende hun propagandamateriaal en zij waren de enige politieke partij die hun streven naar onafhankelijkheid erkende en ondersteunde. Albert de Coninck adviseerde Lumumba : ?Ik heb Lumumba aangeraden de chefs coutumiers in Kongo aan zijn kant te krijgen, want dat waren de eigenlijke autoriteiten in Kongo, de gewoonterechtelijke chefs. De koloniale overheden waren begonnen die uit te schakelen in het Kongolese sociale weefsel. Bij de onafhankelijkheid probeerden de Belgen die chefs weer aan hun kant te krijgen, tegen de onafhankelijkheidsbeweging in. Ik heb Lumumba toen aangeraden een alliantie te smeden met die chefs, wat hij uiteindelijk ook heeft gedaan.?
De Kongolese deelnemers aan de conferentie kwamen met heel concrete vragen naar de communisten, vaak van juridische of van staatsrechtelijke aard. Sommigen van de onderhandelaars waren zogenaamde évolués, opgeleide Kongolezen die een apart statuut genoten ; dat waren vaak bewuste nationalisten van vooruitstrevende signatuur. Maar er waren ook traditionele chefs bij die onder impuls van de Belgische administratie politieke groeperingen hadden opgericht die de bestaande toestand wilden extrapoleren naar een onafhankelijk Kongo. De meesten van hen waren afkomstig uit afgelegen dorpen en begrepen weinig van wat op de conferentie werd besproken.
Op zekere dag kreeg Eddy Poncelet een telefoontje van een vertegenwoordiger van een nationalistische jeugdbeweging, Antoine Chimanga : ?Hij vroeg ons een van zijn volksgenoten, een chef, iets duidelijk te maken over de nationale bank. Sommigen wilden dat de nationale bank van Kongo rechtstreeks onder controle zou komen van de Kongolese regering maar de traditionele chefs waren daar tegen. Ze hadden helemaal geen benul van een markteconomie en leefden zelf nog onder de économie de subsistance in hun dorpen. Chimanga vroeg aan mij om samen met zijn chef een biefstuk-friet te gaan eten en er dan eens over te discussiëren. We hebben dat inderdaad gedaan en toen bleek dat de man niet besefte wat het verband was tussen nationale bank en nationale munt. Toen heb ik hem uitgelegd dat in de kelders van het gebouw van de bank ook de muntstukken worden geslagen en dat het absoluut noodzakelijk was dat de Kongolezen daar zelf controle over kregen. Hij ging helemaal akkoord en ’s namiddags heeft hij de andere traditionelen daar ook van overtuigd.?
AGENT VOOR DE CIA
In de jaren vijftig werkte en studeerde Joseph-Désiré Mobutu in Brussel. Van zijn lange verblijf in België maakte hij gebruik om in uiteenlopende milieus een grote kennissenkring op te bouwen. Ondertussen schreef hij artikels voor het blad Actualités Africaines. Vermoedelijk legde hij in die periode zijn eerste contacten met Frank Devlin, die toen op de Amerikaanse ambassade in Brussel werkte en naar alle waarschijnlijkheid CIA-agent was. Maar hij legde ook contacten met hogere kaders van de communistische partij. Zo had hij ook Mark Braet leren kennen : ?Ik had contact gelegd met een zekere Joseph-Désiré Mobutu, die hier in Brussel bij Inforcongo werkte, een onbeduidende bediende die krantenartikels uitknipte en in een album plakte. De eerste keer dat ik hem zag deed hij van : Ah, mon frère en hij stelde zichzelf voor als lid van de partij van Lumumba. C’est mon frère had hij ook gezegd. We hadden een volgende afspraak gemaakt met hem in een hotel in Oostende maar toen hoorden we van een zwarte die uit Leopoldstad was afgereisd met een lijst van geheime agenten van de Belgische Staatsveiligheid, dat Mobutu ook op die lijst stond. We hebben toen ogenblikkelijk alle contact met hem verbroken.?
Na de onafhankelijkheid heeft Eddy Poncelet Lumumba nog één keer teruggezien. Poncelet vertelt het vreemde verhaal van de ontmoeting op een klein Londens vliegveld : ?Het was een nachtelijke, bijna surrealistische ontmoeting in een barak of zo’n soort van voorlopig paviljoen, waar ik toen lang met hem en met mensen van zijn kabinet heb gesproken. Het was tijdens de Katangese afscheiding en Lumumba was onderweg van New York, waar hij een vergadering had op de Verenigde Naties, naar Tunis. Via kameraden van de Britse partijkrant The Daily Worker had ik vernomen wanneer hij in Londen zou landen. Ik kon toen verkrijgen dat een delegatie van de communistische partij naar Leopoldstad zou reizen om ter plaatse poolshoogte te nemen en te zien wat wij hier voor hem in België konden doen.?
Uiteindelijk zou Poncelet nog naar Leopoldstad reizen om een communistische antenne in Kongo te installeren. Maar net op dat moment kwam er een einde aan de informatieopdracht voor de KP. Poncelet was nog aanwezig op de persconferentie van Mobutu in Hotel Memling, waar die bekendmaakte dat hij de regering en het staatshoofd had geneutraliseerd en een college van commissarissen-generaal had aangesteld. Dat was het einde van alle contacten tussen de Belgische KP en het Kongolees regime.
Op het thuisfront reageerde het Centraal Comité van de partij ontgoocheld op het werk dat de jonge militanten in de Kongocommissie hadden verricht. Mark Braet : ?Op het Centraal Comité is ons Kongo-werk ongunstig beoordeeld. Men vond dat wij ons daar eigenlijk niet mee te bemoeien hadden. Hulp, dat was iets anders, maar daar permanent mee bezig zijn, dat mocht onze optiek niet zijn, vond het Centraal Comité.?
Eddy Poncelet vond de negatieve evaluatie door het Centraal Comité vreemd : ?In de KP vond men dat de Kongolezen zelf maar hun problemen moesten oplossen, dat wij daar eigenlijk een paternalistische en neokolonialistische traditie voortzetten. Door die houding van het Centraal Comité waren heel veel Kongolese nationalisten zeer ontgoocheld in de communistische partij, ze begrepen dat niet. Ik was het overigens ook niet eens met het besluit van de partijleiding. Theoretisch klopte de analyse wel natuurlijk, maar het gebrek aan kennis van en doorzicht in de economische mechanismen was bij de Kongolezen zo groot dat de overgang van een ruileconomie naar een markteconomie zulke grote schokken teweegbracht dat ik vond dat we ons langer in Kongo hadden moeten engageren. Maar daar was de partijtop het niet mee eens.?
Ivan Ollevier
Expo ’58 : Een generatie Kongolese politici passeerde via ons.
Mobutu in 1960 : interesse van de CIA én voor het communisme.