De parochiezaal ontgroeid

© KATLEEN CLE

Er is geen dorp of wijk in Vlaanderen waar niet aan amateurtoneel wordt gedaan. Directeur Bernard Soenens van koepelorganisatie OPENDOEK is heel trots op die hoge participatiegraad. Maar niet iedereen in de sector is tevreden over de gang van zaken. ‘Alleen bij ons zijn ze bang voor applaus.’

De vzw OPENDOEK is een geesteskind van toenmalig minister van Cultuur Bert Anciaux, die de amateurkunsten via een nieuw decreet ingrijpend reorganiseerde. In december 2000 fuseerden de vijf Vlaamse amateurfederaties tot één grote koepelorganisatie, OPENDOEK vzw, waarmee er een einde kwam aan de op politiek en levensbeschouwing gestoelde baronieën. ‘De omvang van het amateurtheater is een van de dingen waar we heel trots op zijn’, zegt Bernard Soenens, directeur van OPENDOEK. ‘Er is in Vlaanderen nagenoeg geen dorp, wijk of gehucht waar niet aan amateurtheater wordt gedaan. Vandaag zijn er 917 groepen aangesloten en we tellen maar liefst 27.000 actieve leden.’ Als graadmeter van participatie, destijds een van de pijlers van het cultuurbeleid van verguisde schietschijf Bert Anciaux, kan dat tellen.

OPENDOEK viert dit jaar zijn tiende verjaardag, maar de vzw heeft nog wel meer redenen om de champagnekurken te laten knallen. Ook professionalisering en kwaliteitszorg zitten in de lift, al gaan de geledingen binnen het amateurtheater daar verschillend mee om.

Het amateurveld wordt gekenmerkt door een grote interne verscheidenheid. Nogal wat groepen zijn vooral sociaal georiënteerd. Hun leden bedrijven het toneelspelen dan wel gepassioneerd, maar als een gezellige hobby zonder meer. Daarnaast zijn er de kringen die er ook artistiek echt voor gaan en vaak drie tot vijf producties per seizoen brengen. Die hebben wel boodschap aan de ondersteuning van OPENDOEK op het vlak van kwaliteitsverbetering, vernieuwing en coaching-op-maat. Soenens: ‘Wij proberen de toneelwerking overal te lande op verschillende manieren te bevorderen. Iedereen heeft een theatertekst nodig. Wel, wij hebben een uitgebreide bibliotheek uitgebouwd met zo’n dertienduizend toneelwerken. Ook de professionele sector maakt van die dienstverlening gretig gebruik.’

In het amateurtoneel wordt zo goed als niemand betaald. Gastregisseurs vormen daarop een uitzondering. Tal van professionele acteurs zoals Chris Theys, Els Olaerts, Jorre Vandenbussche en Benjamin Van Tourhout komen in het amateurcircuit als regisseur bijklussen. Soenens noemt dat een belangrijke meerwaarde voor het amateurtheater. ‘Een steeds kleiner aantal groepen laat zich uitsluitend bijstaan door de klassieke huisregisseur. Wie vernieuwing wil, gaat niet levenslang met dezelfde regisseur in zee, hoe verdienstelijk die ook moge zijn. OPENDOEK heeft nu een pool van gastregisseurs.’

Dat is ook een van de redenen waarom er met de theateropleidingen in Maastricht en Tilburg samengewerkt wordt. Uit die horizonverbredende contacten komen zowel docenten voor cursussen als gastregisseurs voort.

De amateurs – of liefhebbers, zoals ze zichzelf liever horen noemen – voeren een verbeten strijd tegen de perceptie. Van de associatie met parochiale achterzaaltjes willen ze af. Soenens: ‘Ik merk dat er op zijn minst genuanceerder over amateurtheater gesproken wordt en dat men oog krijgt voor de vele pluspunten. Dat is onder meer te danken aan de inspanningen die we leveren om naar buiten te komen. Het Landjuweel draagt daar dankzij het publieksbereik en de persaandacht in niet geringe mate toe bij. Maar ook het omvangrijke cursuswerk en de vele samenwerkingsverbanden met professionelen. Het publiek in de eigen zaal bestaat meestal uit supporters, van wie je doorgaans vooral positieve commentaar oogst.’

Het Landjuweel, kers op de taart

Het Landjuweel is voor het amateurtheater wat het Theaterfestival is voor de professionele sector. Sedert 1922 bestaat de traditie om een primus te kiezen uit een keur voorgeselecteerde producties. Toen de jury van het 68e toernooi in Leuven in 2004 vond dat de spoeling te dun was om een winnaar aan te duiden, brak er een rel uit. Het signaal gaf aan dat het Landjuweel zich moest bezinnen over kwaliteit en vernieuwing. In 2005 vielen de beperkingen weg wat betreft minimaal aantal acteurs, taal, zaal en opgelegde speelduur. Twee jaar later verhuisde men van Anderlecht naar Gent en werd de formule met zeven toonmomenten op zaterdagen vervangen door een vierdaagse binnen het professionele kader van NTGent.

Tijdens het Landjuweelfestival in november 2010 is eveneens gebleken dat er gestreefd wordt naar meer openheid. Het Theaterfestival achterna heeft men voor toekomstige edities geopteerd om niet langer een winnaar aan te wijzen, maar voluit de kaart van de diversiteit te trekken. Daarmee wil men een einde maken aan het competitiedenken en een forum bieden aan uiteenlopende genres die onderling niet vergelijkbaar zijn. Bij die vernieuwde aanpak hoort een nieuwe manier van selecteren. Soenens: ‘Een heel theaterseizoen lang gaan twintig selecteurs per twee op uitnodiging van de amateurgroepen op stap om een evaluatiebezoek te brengen en aansluitend via een kritisch analyserapport concrete adviezen mee te geven. Alles draait voortaan dus om coaching, bijsturing en procesbegeleiding. Vroeger waren die bezoeken er ook wel, maar dat gebeurde letterlijk in de catacomben, zonder dat de groep van iets wist. Men voelde zich koud gepakt en wie niet landjuweelwaardig werd bevonden, hoorde verder niets meer. Die manier van werken had geen enkele impact op de toneelwerking.

‘Op 4 juni 2011 worden alle positief geëvalueerde producties uitgenodigd en in de bloemetjes gezet. Dan volgt er een proclamatie waarbij het niet meer over zes maar over zo veel mogelijk genomineerden zal gaan, afhankelijk van het aantal festivaldagen en het aantal beschikbare zalen.’

Dwarsligger

Jef Mellemans, hoofdredacteur van OP&doek, het magazine voor amateurtheater, en gelegenheidsregisseur met meer dan honderd producties op de teller, is niet onverdeeld gelukkig met het reilen en zeilen binnen de organisatie van het amateurtoneel.

Mellemans: ‘Het Landjuweel is geen steekkaart van het amateurtoneel. Het overgrote deel van de amateurs speelt hoofdzakelijk kluchten en dat genre wordt bij voorbaat uitgesloten. Dat heeft alles te maken met de selectienormen. Nu worden er selecteurs op pad gestuurd die geen voeling hebben met het amateurtheater. Ze komen recht van de toneelschool en nemen te weinig afstand van wat gangbaar is binnen het beroepstheater. Ze kijken enkel door de bril van wat ze zelf goed vinden – vaak wat extreem, goor, bloot of filmisch gepresenteerd wordt – en kunnen nooit tot een representatieve selectie van het amateurtoneel komen. Een stap in de goede richting zou zijn als men zou samenwerken met de laagdrempelige provinciale toernooien. Die zouden kunnen fungeren als voorselectie, waarop het Landjuweel dan verder kan bouwen.’

Mellemans vindt dat de stem van het publiek niet voldoende aan bod komt. ‘Regisseurs die hun ding doen en blind en doof zijn voor de verwachtingen en de smaak van het publiek, mij goed, maar als je niet gesubsidieerd wordt zoals in het beroepstheater, moet er volk in de zaal zitten. Ik kan me doodergeren aan de lage kwaliteit van sommige amateurgezelschappen. Ze kunnen niet spelen, het tempo zit niet juist, de technische fouten stapelen zich op. Maar het publiek ligt plat van het lachen en ik word bekeken als een zure zak. Wie heeft er gelijk: zij of ik? Dat is een norm die wij niet durven te hanteren, de applausmeter. Er is geen enkel medium waar die niet gehanteerd wordt, behalve bij ons.’

Nieuws over de toekomst

In november 2010 organiseerden Theater Malpertuis en OPENDOEK voor de tweede keer een festival waar liefhebbers en professionelen elkaar rond een auteur ontmoetten. Na Shakespeare was dit jaar Harold Pinter aan de beurt. De amateursector wil de samenwerking met de grote broers van het professionele circuit verder exploreren. In Gent en Antwerpen staat Verder op stapel, een coproductie onder leiding van Benjamin Van Tourhout met Nunc en amateur acteurs, zangers en dansers uit heel Vlaanderen.

De hele cultuursector wacht bang af hoe diep de schaaf over de subsidiepot zal gaan. Maar Bernard Soenens zit niet meteen te bibberen: ‘Op dit moment worden de amateurkunsten wat gespaard. We gaan het laatste jaar van de tweede beleidsperiode in en vangen signalen op dat we het met 2 tot 2,5 procent minder zullen moeten doen. Dat valt geweldig mee. Misschien heeft het ermee te maken dat wij een relatief kleine niche zijn. Wij horen officieel bij de socioculturele sector. In maart moeten wij een financieel behoefteplan indienen. We hebben het gevoel dat het beleid ons niet ongunstig gezind is.

WWW.OPENDOEK-VZW.BE

DOOR JAN DE SMET

‘Ik hou van alle theatervolk. Wij dienen wat wij liefhebben, wij dienen de verbeelding. Wij zijn toneelspelers, zonder onderscheid. Het stroomt door onze aderen. Het zit in ons bloed. Sommigen noemen het een microbe. Ik noem het liefde. ‘

‘Professioneel of amateur? Echte passie maakt geen onderscheid.’

‘Ik begon als jong-amateur en kreeg van theater alles… inzicht, openheid, verdraagzaamheid!’

‘Als ik regisseer, mag mijn moeder die in de zaal zit niet beschaamd zijn.’

‘Als de beroeps het kloppende hart zijn, dan zijn de amateurs de pompende longen. Ze zorgen voor voldoende bloed en zuurstof in het theater. Als een van beide niet werkt, valt alles stil.’

‘We zijn allemaal liefhebbers. Sommigen tijdens de werkuren, anderen erna.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content