Voor hun historische halve finale in de Daviscup moeten de Belgische tennissers naar Pau. Daar nemen ze het op tegen achtvoudig winnaar Frankrijk.
Vooral de lokale en Belgische schijnwerpers, en minder de internationale, zullen komend weekeinde gericht zijn op het Franse Pau. De meest aantrekkelijke halve finale van de Daviscup wordt immers aan de andere kant van de wereld, in Brisbane, tussen Australië en Rusland gespeeld. Hoewel. De Australiërs moeten het in eigen huis stellen zonder hun vedetten Rafter en Phillipousis, allebei geblesseerd. Nu wordt dat Hewitt en Arthurs tegen Kafelnikov en Safin. Zoveel beter dan Malisse en Dewulf of Van Garsse tegen Pioline en Grosjean is dat nu ook weer niet.
De tennisinterland Frankrijk-België staat bol van de traditie. Beide landen speelden voor het eerst tegen mekaar in 1904, het jaar waarin zowel België als Frankrijk debuteerden in de Daviscup. Op het gras van Wimbledon waren toen de achtvoudige winnaar van Roland Garros, Max Decugis, en de negenvoudige Belgische kampioen Paul de Borman van de partij. België won met 3-2. Net na de Eerste Wereldoorlog namen de Fransen in Brussel revanche. De bijna gepensioneerde Decugis en De Borman waren er nog altijd bij. Frankrijk won simpel met 3-0. In de jaren twintig en dertig domineerde Frankrijk de Davisbekercompetitie. De legendarische Vier Musketiers – Lacoste, Borotra, Brugnon en Cochet – wonnen de zilveren slakom zes keer.
Tot in 1952 moesten we wachten op een nieuwe Franco-Belge. In Parijs was het ondertussen al ervaren Belgische duo Washer-Brichant in de halve finale van wat toen de Europese zone heette, te sterk voor het Franse trio Bernard-Remy-Abdesselam. België haalde het met 3-2.
Washer en Brichant zorgden in 1953 voor het voorlopige Belgische hoogtepunt in de Daviscup. De twee speelden in het Australische Perth de interzonale finale. Naar nu vertaald was dat een halve finale met vier ploegen en de winnaar die het mocht opnemen tegen titelverdediger Australië. Hun vorige wedstrijden hadden de Belgen op gravel gespeeld. Tegen India met Ramesh Krishnan wonnen ze nog met 5-0, maar tegen de Amerikaanse grasspecialisten Seixas en Trabert verloren ze met 4-1.
In 1975, en opnieuw in Parijs, versloeg de Franse tandem Jauffret-Dominguez het Belgische topduo van de jaren zeventig, Mignot-Hombergen, met 4-1. Voor de Fransen, met Yannick Noah, Henri Leconte en Guy Forget als spilfiguren, braken opnieuw heuglijke tijden aan met een verloren finale in ’82 en titels in ’91 en ’96. Voor de Belgen waren de jaren tachtig synoniem voor kommer en kwel. De voorbije tien jaar stonden dan weer in het teken van de relance met jojotennis op het randje van de wereldgroep.
De vorige ontmoeting tussen België en Frankrijk zit nog vers in het geheugen. Twee jaar geleden, in Gent, speelden de tennissers van beide landen voor een plaats in de wereldgroep. La bande Noah verloor met 3-2.
Op basis van de erelijst en de klassementen van spelers en landen staat België volgend weekeinde voor een haast onmogelijke taak. Cedric Pioline bereikte nog maar net de halve finale op de US Open, zijn secondant Sebastien Grosjean deed hetzelfde op de Australian Open. Het dubbelduo Delaître-Santoro hoort bij ’s werelds toptien in het dubbelspel. De plaats van Xavier Malisse in de derde ronde van de US Open en de halve finale van Filip Dewulf op het pover bezette tornooi in Oostende verbleken erbij.
Toch wil coach Gabriel Gonzalez, de voormalige Argentijn die nu een Belgisch paspoort bezit, niet met gebogen hoofd aan de ontmoeting beginnen.
Gabriel Gonzalez: De Fransen hebben al jaren een sterke ploeg. We hadden hun jongste resultaten niet nodig om dat te beseffen. Twee jaar geleden waren ze in Gent op papier ook sterker, maar wij hebben toch gewonnen. Ik herinner me een ontmoeting van een paar jaar geleden. Frankrijk speelde thuis in Fréjus, op gravel dan nog, tegen India. En niet Frankrijk, maar India won.
Ik weet dat we in het dubbelspel weinig kans maken en dat Pioline in grootse doen is. Maar de druk ligt bij Frankrijk. Wij hebben niets te verliezen, deze halve finale is voor ons puur winst. En we hebben al vaker gezien dat onze spelers tijdens zo’n Daviscupontmoeting boven zichzelf kunnen uitstijgen.
Sinds de winstpartij tegen Zwitserland ging er geen dag voorbij zonder dat over die halve finale gepraat werd. Dat zegt veel over de ingesteldheid van onze spelers. Die overwinning tegen Zwitserland heeft voor euforie gezorgd.
Moet die plaats in de halve finales niet een beetje gerelativeerd worden? Tsjechië en Zwitserland zijn toch niet Amerika of Duitsland.
Gonzalez: Het grote publiek herinnert zich die kwartfinale bijna niet meer. Dat komt vooral omdat de resultaten de jongste maanden weer wat minder waren en de belangstelling automatisch daalde. Malisse geraakte pas in vorm op de US Open en verloor daardoor een aantal matchen op het nippertje. Filip Dewulf heeft problemen gehad met het verteren van zijn steile val op de wereldranglijst, en Christophe Van Garsse heeft erg weinig gespeeld.
Maar niemand kan ons deze plaats bij de laatste vier afnemen. We hebben met deze ploeg ook bevestigd. Vorig jaar schakelden we eerst Nederland uit en speelden we de kwartfinale in Amerika tegen mannen als Agassi, Martin en Courier. Dit jaar doen we nog beter en geraken we zelfs tot in de halve finale. En Tsjechië is toch ook geen doetje.
Filip Dewulf is door een diep dal gegaan.
Gonzalez: Alle ellende is vorig jaar rond deze tijd begonnen op de US Open. Filip was toen nummer 40 op de wereldranglijst. Nu is hij weggezakt naar 450. Hij heeft veel moeite ondervonden om dat te aanvaarden. Het stadium van de aanvaarding is voorbij, het fysieke leed is geleden. Z’n voet is geheeld.
Nu moet hij weer vanaf nul herbeginnen. Evident is dat niet voor iemand die al zoveel bewezen heeft. Hij moet terug naar de challengers, die kleine tornooien waarvan hij gedacht had ze nooit meer te moeten spelen. Vooral mentaal zal dat zwaar wegen. Maar onmogelijk is het niet.
De Marokkaan Younes El Aynaoui was vorig jaar op Roland Garros nummer 500 in de wereld. Nu is hij weer nummer 27. En vorige week nog werd hij door Filip geklopt in de Belgische interclub.
De Daviscup is voor Filip een stimulans. Hij is niet weggegleden omdat hij veel matchen verloren heeft, wel omdat hij zo lang geblesseerd was. Zijn tennis zit weer goed, het is nu uitkijken naar het moment waarop Filip weer kan exploderen. Als hij door deze moeilijke periode komt, zal hij mentaal sterker zijn dan vroeger en misschien nog tot de echte top kunnen behoren. Daar ligt de uitdaging voor hem.
Je bent niet alleen de persoonlijke coach van Filip Dewulf, maar ook van Christophe Van Garsse. Er komt niet uit wat erin zit.
Gonzalez: Christophe is een geweldige speler, hij heeft enorm veel potentieel, is fysiek erg present op de baan. Maar hij heeft z’n eigen publiek nodig. In tornooien waar weinig volk komt kijken, kan hij zich niet opladen. Hij heeft in het verleden ook vaak alleen gereisd en gewerkt en heeft dat niet goed verwerkt. Christophe zou meer regelmaat moeten krijgen. Niet tevreden zijn met één goede prestatie, maar er een vervolg aan willen geven. Durven ambitieuzer zijn. Nu haakt hij af na een goede periode, waardoor de progressie afgeremd wordt.
Vorig jaar heb je Xavier Malisse in de ploeg opgenomen. Stoot hij volgens jou snel genoeg door naar de top?
Gonzalez: Xavier heeft een enorme evolutie doorgemaakt sinds Indianapolis. Hij is nog jong, hij zal nog fouten maken. Hij leeft ook in Amerika, de manier van werken is daar anders. Hij staat daar in de belangstelling, krijgt commentaar op zijn manier van spelen, zijn houding op de baan. Verwerk het allemaal maar.
Jongeren verliezen veel matchen, ze moeten nog ervaring opdoen. Om te winnen, moet je voldoende maturiteit hebben. De ene heeft die op z’n achttiende, een andere op z’n twintigste. Op een gegeven moment komt de doorbraak er toch. De Duitse beloften Kiefer en Haas hebben ook tijd nodig gehad om in de toptwintig te geraken, maar doen het daar nu bijzonder goed. Of iemand naar de top kan doorstoten, is altijd moeilijk in te schatten. Ik denk dat Xavier goed bezig is. Ik zou natuurlijk graag wat meer regelmaat zien, maar die zal er wel komen zodra hij meer tornooien speelt.
De vorige coaches hebben nooit veel aandacht aan het dubbelspel besteed. Dat onderdeel verliest België altijd. En nu wordt onze beste dubbelspeler, Tom Van Houdt, niet geselecteerd.
Gonzalez: We zijn eigenlijk de enige ploeg in de wereldgroep die geen echt competitief dubbelpaar kan opstellen. De selectiecommissie heeft eraan gehouden om de spelers die Zwitserland verslagen hebben, opnieuw op te roepen. Maar we proberen toch het tij te keren. In de tornooien proberen onze tennissers vaker te dubbelen. Eenvoudig is dat niet, want vaak is hun klassement niet goed genoeg. We kunnen hen aansporen om eens met Tom te spelen zodra hun klassement dat toelaat. In afwachting moeten we verder werken aan de samenstelling van een goede dubbelploeg. Met Christophe Rochus en Filip Dewulf was er al beterschap, maar ideaal was het natuurlijk niet. Vergeet ook niet dat dubbelteams vaak al van bij de jeugd gevormd worden. Ideaal ware dat onze enkelspelers ook prima presteerden in het dubbelspel. Maar hoeveel landen beschikken over zo een combinatie? Weinig hoor.
Je draait al ruim tien jaar mee als coach in het ATP-circuit, je leidt nu ook de Belgische ploeg. Wat moet een goed coach hebben?
Gonzalez: Mijn rol als individuele coach is totaal anders dan die als captain van het Daviscupteam. In de Daviscup werk je met een hele staff en met vier spelers die samen één doel moeten bereiken. Dat lijkt eenvoudig, maar is het niet altijd. Het vraagt veel werk achter de schermen. Het is meer dan alleen maar op de bank zitten en even opwippen om een drankje te halen of te protesteren bij de scheidsrechter. Je bereidt gedurende anderhalve week de spelers voor op een bepaalde ontmoeting, op bepaalde situaties. Tegen Frankrijk moeten we ons instellen op een snelle speelbodem. Ik moet situaties creëren die zich vrijdag, zaterdag en zondag zullen voordoen. In feite kennen we het script. We spelen nu nog zonder decor. Ik moet mijn spelers zoals acteurs zodanig voorbereiden dat ze gedurende de driedaagse niet uit hun rol vallen en kunnen improviseren wanneer dat nodig is. Ik moet aandacht hebben voor zowel de jongens in als die uit vorm, en mag niet blind blijven voor ieders individuele manier van leven en werken. Je moet tegelijkertijd trainer en psycholoog zijn.
Een goede coach moet ervaring hebben en gepassioneerd zijn door de sport. Ik heb al ontelbare matchen gezien en geanalyseerd, ben zelf ook speler geweest en weet dus wat de spelers meemaken op de baan. Een goede coach moet kunnen luisteren naar een speler, maar moet ook niet alles aanvaarden van die speler. Je moet hem durven zeggen dat hij zich vergist. Je moet een speler doen geloven in zijn eigen sterkte, hem z’n sterke punten doen uitbuiten, maar hem ook doen inzien dat hij menselijk is en dus niet perfect.
Als je lang met een speler samenwerkt, zoals ik met Filip, is het logisch dat er ook een extra-professionele band ontstaat. Als je dertig weken samen op reis bent, ga je na de training niet altijd je eigen weg. Je voelt soms de behoefte om mekaar dingen te vertellen uit de privé-sfeer. Maar je moet wel afspreken dat die professionele relatie moet blijven bestaan. Als je schrik krijgt om jouw speler nog dingen te zeggen die hij niet graag hoort, ben je verkeerd bezig.
Wat vind je als Zuid-Amerikaan van de mentaliteit van de Belgische sportlui, onze tennissers?
Gonzalez: Na Nederland-België hoorde ik een Nederlands commentator zeggen dat de Belgen precies ontdekt hadden dat ze ook konden voetballen, dat ze ook doelpunten konden maken en dat ze hun minderwaardigheidscomplex tegenover de Hollanders hadden afgelegd. Het is niet omdat je in een klein land leeft dat je minder kunt bereiken. Oké, er zijn hier minder spelers dan in Amerika, maar het talent is er niet minder om. We hebben de faciliteiten et cetera om er te geraken. Maar het geloof daarin is niet altijd aanwezig. Ik vind het nog altijd lovenswaardig dat een speler de moed heeft om naar het buitenland te vertrekken en de kritiek van leken incasseert als hij telkens in de eerste ronde wordt uitgeschakeld. Dat is nog altijd veel meer verrijkend dan hier in de grijze massa te blijven steken. Het ontbreekt Belgen soms wat aan die durversmentaliteit.
En wat met de tennisbeleving in België? Qua ledenaantal komt tennis op de tweede plaats na voetbal, maar in de kranten, op tv krijgt de sport opvallend minder aandacht dan voetbal, wielrennen en bijvoorbeeld basketbal.
Gonzalez: Tennis leeft in België op de grote momenten. Toen Filip Dewulf de halve finale speelde op Roland Garros stond het land op z’n kop. Dat tornooi is goed gemediatiseerd natuurlijk. Filip heeft een sportpubliek dat, met uitzondering van voetbal en wielrennen, een beetje ingedommeld was, wakker gemaakt. Zijn prestaties werden nadien ook van nabij gevolgd. Nu heb ik de indruk dat er weer wat leeft met Kim Clijsters en Justine Henin, met Malisse, met onze halve finale in de Daviscup. Op de slotdag van de ontmoeting tegen Zwitserland was er geen enkele lege plaats meer op de tribunes, de supporters waren al een uur voor de aanvang van de matchen in het stadion, ze leefden geweldig mee.
Constant presteren op topniveau is ook maar weggelegd voor enkelingen. Als onze spelers met z’n allen nog stijgen op de wereldranglijst, dan zullen de media misschien meer geld vrijmaken om onze prestaties beter te volgen.
Op het eerste gezicht lijkt het vrouwentennis meer te floreren dan het mannentennis.
Gonzalez: Door omstandigheden staat er momenteel maar één man in de tophonderd. Johan Van Herck is weggezakt door een blessure, Filip al evenzeer. Xavier heeft het potentieel. De broers Rochus hebben er alles voor over om er te geraken. De jonge Stefan Wauters heeft de klasse, Timothy Aerts behaalt knappe resultaten wanneer niemand het verwacht. Onze jonge spelers moeten gewoon durven. Ze hebben gezien wat Filip gedaan heeft in Parijs, hopelijk denken ze dat ze dat ook kunnen. Alleen met zo’n mentaliteit is er voor hen een toekomst in het tennis weggelegd. Natuurlijk mogen ze niet blind blijven voor hun eigen limieten. En het moet ook financieel lukken. Een speler moet zich een trainer kunnen permitteren, hotels, vliegtuigen. Bij de mannen is de spoeling op dit ogenblik misschien iets dunner dan bij de vrouwen, maar zo slecht staan we er niet voor.
Slotvraag. Je hoort vaak zeggen dat de Davis Cup iets magisch heeft. Hoe zou jij dat omschrijven?
Gonzalez: Dat het een landencompetitie is, maakt het zo speciaal. Onze jongens vinden het een eer om voor België te spelen. Ze houden van de groepssfeer. Ze weten af van het bestaan van Washer en Brichant, kennen Hombergen en Mignot en willen de kans grijpen om zelf een stukje Belgische Daviscupgeschiedenis te schrijven. En het zijn natuurlijk wedstrijden tegen toplanden. Het tot het uiterste gaan, het chauvinisme van het publiek, de onverwachte omwentelingen, een debutant als Malisse die in Gent het beslissende punt maakt tegen een hogergeplaatste en meer ervaren speler: dat alles maakt de Daviscup anders dan het doordeweekse tennis. En dat België niet naar Pau vertrekt voor een mission impossible, maar met een kans op succes.
Dirk Gerlo