‘De oorlog is geen reden om op de vlucht te slaan’
De burgeroorlog hadden ze niet zien aankomen. Pater Daniël (77) en broeder Jean (29) vestigden zich vijf jaar geleden in het Mar Yakubklooster in het Syrische Qara. Door het aanhoudende geweld moesten ze tijdelijk de wijk nemen naar Libanon. Toch ligt hun toekomst in Syrië, zeggen ze. ‘De eenheid tussen moslims en christenen in onze gemeente overtuigt me ervan dat er een andere, betere wereld mogelijk is.’
Een enorme kerkklok wordt aan een kabel in de vrachtwagen gehesen, gevolgd door een marmeren Jezusbeeld en een bronzen doopschaal. We zijn in het dorp Ras Baalbek in het noordoosten van Libanon. De uit de kluiten gewassen strijders van de christelijke militie zwoegen en zweten onder de zware gewichten. Tegen de muur staat een eeuwenoude icoon klaar om ingepakt te worden. De gezichten van de twee afgebeelde aartsengelen zijn met een scherp voorwerp onzichtbaar gemaakt.
‘Allemaal gestolen door moslimrebellen’, zeggen de mannen grimmig. Een van hen wijst op een stapel houten iconen, de meeste min of meer intact. ‘We hebben het allemaal terug moeten kopen. Zo zijn ze, die rebellen. Ze verwerpen alles wat christelijk is maar als ze eraan kunnen verdienen, dan zijn ze er plots niet vies van.’
‘We zijn heel blij met alles wat nog over is’, zegt Hassan El-Beshawari, een leidinggevende figuur binnen de christelijke militie. ‘Dit zijn waardevolle historische religieuze voorwerpen. De rebellen (van Jabhat Al-Nusra, nvdr) weten hoe belangrijk ze voor ons zijn. Via een contactpersoon hebben we de deal geregeld. Ze hebben zelfs het lef om spullen van onschatbare waarde op internet te koop aan te bieden. De bedoeling is dat de voorwerpen ooit weer terug gaan naar hun oude bestemming. Iedereen weet hoeveel de IS en Al-Qaeda in Syrië hebben verwoest. We proberen te redden wat er te redden valt.’
We zijn op stap met moeder Agnes Mariam de la Croix, een Libanees-Palestijnse non en haar twee Vlaamse volgelingen, de Norbertijn Daniël Maes uit de abdij van Postel en een oud-student journalistiek uit Brugge, die zich broeder Jean Boudewijn noemt. Ze wonen in het klooster Mar Yakub in Qara, Syrië, maar zijn om veiligheidsredenen voor een korte periode uitgeweken naar Libanon. Moeder Agnes verwierf grote bekendheid omdat ze beweerde bewijzen te hebben dat de zware gifgasaanval in Ghouta nabij Damascus in augustus 2013 niet door het Syrische regime zou zijn uitgevoerd – en dus wellicht door rebellen van de oppositie. Haar bevindingen werden door de een als totale nonsens afgedaan en door de ander als mogelijke waarheid. In 1993 stichtte Agnes Mariam het Mar Yakubklooster, in 2010 sloten de twee Vlamingen zich aan bij haar Orde van de Eenheid van Antiochië. Pater Daniël en broeder Jean maakten de oorlog in Syrië vanaf het begin mee, maar ze hebben er beiden naar eigen zeggen nooit over gedacht om naar het veilige België terug te keren.
Na ons bezoek vanmorgen aan een vluchtelingenkamp waar Agnes Mariam samen met de Evangelische Kerk hulpgoederen verstrekt aan de moslimbevolking, zijn we doorgereden naar het christelijke Ras Baalbek, waar het Libanese leger samen met Hezbollah en christelijke milities de strijd aanbindt tegen de IS en Jabhat Al-Nusra. Het leger staat op dit moment geen verslaggevers toe in Ras Baalbek wegens de gevechten, maar met een alom bekende non in het gezelschap blijkt er plots veel te kunnen. We passeren moeiteloos de ene controlepost na de andere. Bij aankomst in het dorp stonden de christenen plots voor ons met de teruggekeerde gestolen inboedel. Ze wilden Agnes Mariam laten zien wat ze hadden kunnen redden ‘uit de klauwen van de terroristen’.
Bataljon van het Verzet
De christelijke militie van Ras Baalbek is actief sinds de islamitische rebellen in 2013 door het Syrische leger uit Qusayr werden verdreven. De rebellen trokken via de Qalamounbergen de grens over naar Libanon, waar ze op rooftocht gingen in de grensdorpen. Een aantal bewoners besloot zich te verweren en haalde de wapens vanonder het stof om Ras Baalbek te verdedigen. Toen de IS en Al-Nusra ten tonele verschenen, werd de situatie grimmiger. De christelijke militie groeide uit tot wat ze nu het Bataljon van het Verzet noemen en krijgt steun van Hezbollah. ‘Er zitten een paar duizend jihadisten achter de bergen’, zegt Hassan El-Beshawari terwijl hij wijst op de kale bruine bergflanken voor ons. ‘Het Libanese leger vecht in de voorhoede op de bergen, net als Hezbollah. Wij christenen vormen de achterhoede. De samenwerking verloopt goed, we hebben alleen wel een tekort aan wapens. Nu, als de situatie uit de hand loopt, dan komen onze broeders uit Beiroet ons helpen. In totaal zijn we met zo’n 2000 man, onder wie veel gepensioneerde Libanese militairen.’ Hij grijnst. ‘Maar het zijn allesbehalve oude, uitgebluste kerels, integendeel. We zijn zeer strijdvaardig, en de jonge garde leert van de ouderen. Met een wapen omgaan kunnen we sowieso, dat hebben we allemaal als kind geleerd.’
Het Bataljon van het Verzet is niet de enige christenmilitie in de streek. Maar wel de grootste, zeggen ze zelf. Omdat Ras Baalbek overwegend uit christenen bestaat en de omliggende dorpen voor de helft ook uit moslims.
Achter de bergen horen we beschietingen. ‘Daar ligt ons klooster’, zegt broeder Jean een beetje weemoedig. ‘Op zo’n 13 kilometer van de grens. Ik hoop dat we heel snel terug kunnen keren.’
De twee Vlamingen worden warm verwelkomd in het dorp. Ze maken indruk met hun verschijning in bruine pij met sandalen. Als afgezanten van een bijna vergeten wereld. Broeder Jean is met zijn 29 jaar een stuk jonger dan pater Daniël (77) maar ze kunnen het samen prima vinden, klinkt het. In het centrum van Ras Baalbek hangen de kinderen om broeder Jean heen, starend naar de kleine bijbel in zijn handen waar hij ieder vrij moment in leest. In vlot Arabisch spreekt hij iedereen aan. ‘Geleerd tijdens mijn vijf jaar in het klooster.’
Hoe maakt een student journalistiek de stap naar een bestaan als kloosterbroeder, willen we weten. ‘Als puber was ik constant op zoek naar zingeving. Toen mijn neef terugkeerde van een pelgrimstocht, was ik onder de indruk van zijn ervaringen. Hij sprak vol lof over Syrië waar hij in het klooster van moeder Agnes was geweest. Ik besloot er zelf heen te gaan, dat was in 2006, van oorlog in Syrië was nog lang geen sprake. Mijn eerste gesprek met moeder Agnes zal ik nooit vergeten. Ik had het gevoel dat er voor het eerst in mijn leven iemand naar me luisterde en me echt begreep. Eenmaal terug in Brugge kon ik me niet goed meer concentreren op mijn studie journalistiek. In 2010 hakte ik de knoop door en besloot mijn leven voortaan aan het geloof te wijden.’
Steun voor Assad
Moeder Agnes staat bekend om haar uitgesproken mening over de oorlog in Syrië. Broeder Jean is voorzichtiger. ‘Ik kies geen partij, niet voor de oppositie en niet voor de regering. Volgens de westerse pers was Bashar Al-Assad de grote boosdoener. Nu, ik zeg niet dat de man onschuldig was, integendeel. Maar ik denk wel dat de pers de boel flink heeft opgeklopt. Er waren en zijn nog steeds veel mensen die Assad steunden. Maar zoiets mocht je van de mainstream media in het Westen dus niet hardop zeggen.’
Toen de oorlog verder escaleerde, zette Jean geen voet meer buiten het klooster. ‘In 2013 werd ons dorp aangevallen door extremisten. We zaten achter de metersdikke muren van Mar Yakub en wachtten af. Ofwel zouden ze bij ons binnenvallen, ofwel werden ze op tijd verjaagd. Op zeker moment dacht het Syrische leger dat ons klooster was overgenomen door terroristen. Ze hebben ons toen vanuit een helikopter beschoten. Tot ze zagen dat er kinderen in Mar Yakub aanwezig waren. De aanval stopte, maar er was heel wat schade aan het gebouw. De terroristen sloegen na een paar dagen op de vlucht. Sindsdien is het leefbaar in Qara. Het is relatief veilig. We willen ons trouwens niet laten leiden door angst. Piekeren over wat er allemaal kan gebeuren, heeft geen zin. We leven van dag tot dag. En we vertrouwen op God.’
Ook pater Daniël waagde zich niet buiten de eeuwenoude kloostermuren de afgelopen jaren. ‘Geen denken aan’, zegt hij. ‘We zijn geestelijken, we mengen ons niet in het conflict. Intussen raasde de oorlog voort, er vielen overal slachtoffers, mensen sloegen massaal op de vlucht. Uiteraard denk je dan ook aan wat óns zou kunnen overkomen. Het klooster dateert van de 6e eeuw, het is eigenlijk een burcht. Ideaal voor terroristen om als basis te gebruiken. Maar het is ze dus nooit gelukt. Nu wonen we er met drie broeders, ongeveer acht zusters en een Syrische moslimfamilie op de vlucht, in totaal zo’n 20 mensen. De IS bevindt zich op 15 kilometer afstand van Qara, echt veilig kun je het niet noemen. Maar we gaan ervan uit dat we er een nieuwe toekomst kunnen opbouwen. Hoe vreselijk de oorlog ook is, hij heeft me juist nog enthousiaster gemaakt om in Syrië te blijven. De eenheid tussen moslims en christenen in onze gemeente overtuigt me ervan dat er een andere, betere wereld mogelijk is. Dus gaan we door.’
De pater uit Mol groeide op in een ‘klassiek katholiek gezin’. ‘We waren met negen kinderen thuis. En een hard werkende vader en zorgende moeder. Een warm nest, ik heb een fijne jeugd gehad. Als kleine jongen al wist ik dat ik priester wilde worden. Ik was gefascineerd door het geloof, het monnikenbestaan sprak me enorm aan. Ik heb veel abdijen bezocht als jonge gast en vond het uitermate intrigerend. Ik wilde heel graag iets doen dat uitsteeg boven het aardse.’
Ook hij was onder de indruk toen hij jaren later Agnes Mariam ontmoette. In 2010 vertrok Daniël Maes ‘als toerist’ naar haar klooster in Syrië. ‘Ik geef toe, ik was bevooroordeeld. Ik beschouwde Syrië als een islamland, Arabisch, een dictatuur. Ik kende niets van de politieke structuur en kon alleen maar afgaan op mijn persoonlijke ervaringen. Nu, ik heb nergens zo’n gastvrijheid meegemaakt als daar. Toen moeder Agnes me later vroeg of ik terug wilde komen om te helpen met de priesteropleiding, heb ik niet geaarzeld. Ik had nooit verwacht dat de oorlog zou uitbreken en dat de situatie zo uit de hand zou lopen, maar dat is geen reden om op de vlucht te slaan. We willen ons inzetten voor de hulpverlening en voor de verzoening.’
Groeiende talibanisering
De periode na de gifgasaanval in Ghouta nabij Damascus waarbij honderden kinderen omkwamen, was heel intens voor de twee Belgen. Agnes Mariam kreeg bakken kritiek over zich heen vanwege haar mening over de gruwelijke aanval. ‘Het leek of de hele wereld tegen haar was’, zegt pater Daniël. ‘Ik vond het onbegrijpelijk. Er werd klakkeloos aangenomen dat Assad achter de aanval zat. Terwijl er vanaf het begin al chemische aanvallen van salafistische milities waren, dat hebben verschillende bronnen bevestigd.’
Agnes Mariam heeft zich naar eigen zeggen nooit iets aangetrokken van de commentaren op haar mening over Ghouta. Ze is ook niet pro-Assad, zoals vaak wordt gezegd: ‘Ik houd me bezig met het welzijn van de mensen, met hun veiligheid, hun waardigheid. Niet met politiek. Na de heisa over mijn uitspraken in de media heb ik een tijdje mijn mond gehouden. Maar ik sta nog steeds achter mijn woorden. Ik heb overigens nooit gezegd dat de rebellen achter de aanval zaten. Ik heb gezegd dat ik het niet wist.’
Ze reist dezer dagen over en weer tussen Libanon en Syrië. Niet alleen naar het klooster, ook naar andere plaatsen in de strook land die zich uitstrekt van Damascus via Homs en Hama tot aan de kust, het laatste gebied dat nog in handen is van Assad. Syrië zal nooit meer worden wat het was, beseft ze. Maar haar vertrouwen in de overheid blijft. Ondanks de harde cijfers over het aantal doden die Assad veroorzaakt, met de enorme vluchtelingenstroom als gevolg. ‘De terroristen vallen constant aan vanuit woonwijken in Aleppo en Idlib. Ze houden zich schuil tussen de bevolking. Het leger probeert hen uit te schakelen, niet de burgers. Helaas vallen daar burgerslachtoffers bij, dat is een feit. Maar vergeet niet dat Assad nog altijd steun krijgt van een groot deel van de bevolking. Het gaat om pluralistische, tolerante en hoog opgeleide mensen. Die kiezen níét voor de groeiende talibanisering in het land.’
Een fijne mist trekt op rond de bergtoppen. De avond valt in het Libanese Ras Baalbek, hier en daar pinkt een eerste lichtje achter de ramen. In de verte klinken nog altijd doffe knallen, afgewisseld met lange stiltes. Op het terrasje aan het dorpsplein zit een groepje jongeren aan het bier. Ze stellen zich voor als de ‘Jeugd van Ras Baalbek,’ een initiatief van ongeveer 200 jonge mannen. Hoewel dat een rekbaar begrip is, lachen ze. De leeftijd varieert van 20 tot 40. Toen de IS steeds dichterbij kwam en een paar dorpelingen werden ontvoerd, vonden ze dat ze niet lijdend moesten afwachten. Dus namen ze het voorbeeld over van hun vaders in de christelijke militie en richtten hun eigen verzetsbeweging op. Ze werken samen met de militie van hun vaders, maar hebben andere taken. Ze fungeren als de oren en de ogen van het dorp, klinkt het. Dat betekent 24 uur per dag, zeven op zeven, patrouilleren. Iedere vreemdeling die na 18.30 uur het dorp wil binnengaan, leveren ze uit aan de Libanese militairen.
‘We zijn bang voor de IS, daar zijn we eerlijk in’, zeggen Alaa Mhanna en Elias Mrad, de twee jongens aan onze tafel. ‘Maar we zullen ons verdedigen, mochten ze komen. We sturen onze vrouwen en kinderen weg en we vechten tot het einde. Nu, we geloven in het Libanese leger. Dat is sterker dan de terroristen. Maar niets is zeker, wij christenen maken ons grote zorgen om de toekomst.’
Ze heffen het glas. ‘We menen het serieus. Maar op zaterdagavond moet de IS niet komen, want dan zijn we dronken.’
Terug in België bellen we met generaal Hisham Jaber, gepensioneerd militair en Midden-Oostenanalist. De gevechten tussen de jihadisten en het Libanese leger en Hezbollah aan de grens zijn wat minder hevig geworden, het is relatief rustig, zegt hij. ‘We schatten dat er ongeveer 2000 tot 3000 jihadisten in het bewuste gebied zitten. Al-Nusra vormt de grote meerderheid, van de IS zijn er hooguit 800 man aanwezig. De situatie is min of meer onder controle.’
Aan Syrische kant is het allesbehalve onder controle. Maar toch is het regimeleger niet zo hard verzwakt als sommige media beweren, stelt Jaber. ‘Ja, de IS zit aan de rand van Damascus, maar het leger vecht hard terug, ik denk dat ze erin zullen slagen om de jihadisten daar straks te verjagen. Het regime verliest terrein, tegelijk herovert het ook gebied.
De berichten over de aanwezigheid van Russen in Syrië verrassen de oud militair niet: ‘Rusland steunt Assad en dat zal het blijven doen. Syrië is het enige land in het Midden-Oosten waar Rusland iets te zeggen heeft. Dat geven ze niet op, ze zijn bang dat Amerika meer invloed in Syrië krijgt als Assad valt. De enige mogelijke oplossing is als Rusland, Iran, Turkije en de VS om de tafel gaan zitten en om een staakt-het-vuren vragen. Wordt dat ingewilligd, dan kunnen nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. Dat zou een mijlpaal zijn.’
De twee Belgen zijn inmiddels teruggekeerd naar het Mar Yakubklooster in Syrië.
DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S NARCISO CONTRERAS
Met een alom bekende non in het gezelschap passeren we moeiteloos de ene controlepost na de andere.
‘We willen ons niet laten leiden door angst. We leven van dag tot dag. En we vertrouwen op God.’