In zijn film ?Nixon” brengt Oliver Stone de meest verguisde Amerikaanse president weer tot leven. Een gesprek met en beelden van Fred Maroon, ?hoffotograaf” van Richard Nixon.
FRED Maroon werkte 45 jaar als Witte-Huisfotograaf. In 1971 publiceerde hij, in samenwerking met winnaar Alan Drury van de Pulitzerprijs, een boek over de regering van president Richard Nixon : ?Courage and Hesitation”. Maroon was er negen maanden aan de slag voor in het Witte Huis. Nadat de Watergate-affaire aan het licht kwam (zie kader), bleef hij de omgeving van Nixon fotograferen, in alle verhoren en onderzoeken, tot bij het ontslag van de Amerikaanse president, op 9 augustus 1974.
Hoe kreeg hij als onafhankelijk fotograaf toegang tot de hoogste instanties ?
FRED MAROON : Het duurt jaren om een reputatie van gedegen en vooral betrouwbaar fotograaf op te bouwen. De naam van mijn opdrachtgevers Life, HollidayMagazine, Look opende in het begin vele deuren. Tegen de tijd dat Lyndon Johnson president werd (1963 – 1969), was mijn reputatie sterk genoeg.
In 1971, voor de Watergate-affaire, kwam u eraan met een boek over Nixon.
MAROON : De tijdschriften waren niet geïnteresseerd in fotoreportages over hem. Hij behoorde niet tot hun favorieten, in tegenstelling tot John Kennedy en Johnson, die zeer populair waren bij de redacties. Ik vond het een goed idee om een boek te maken over een president die niet zoveel gecoverd werd. Op dat moment kon ik natuurlijk niet vermoeden dat Nixon zo’n historisch figuur zou worden. Ik concentreerde me graag op onderwerpen die tegen de stroom ingingen. Ten tijde van de uit de hand lopende betogingen, overal te lande, tegen de oorlog in Vietnam brachten kranten en televisie vooral de rellen en het geweld in beeld. Ik besloot een positieve kijk op de Verenigde Staten vast te leggen. Toen het werk af was, enkele jaren later, vierde het land eendrachtig het tweehonderdjarig bestaan van de Verenigde Staten. Mijn boek kende een gigantisch succes, ook in Europa.
Ik vroeg toelating om een boek over Nixon te maken toen de oorlog in Vietnam volop woedde. Vermoedelijk kreeg ik toestemming omdat ik de naam had niet ?anti-regering”, ?anti-Vietnam” of ?anti-om-het-even-wat” te zijn. Zo had ik ook toegang gekregen tot Johnson, omdat ik niet als anti-Johnson bekend stond. Er zijn journalisten die een geëngageerd standpunt innemen. Ik probeerde altijd me zo neutraal mogelijk op te stellen. Dat verschafte me kansen die anderen nooit kregen. Wat voor nut heeft het om zich ergens de toegang geweigerd te zien, ter wille van een of ander vooroordeel ? Een neutrale opstelling laat de lezer trouwens toe zich een mening te vormen en tot eigen conclusies te komen.
U hebt toch een mening ?
MAROON : Natuurlijk. Ik blijf niet steenkoud bij politieke onderwerpen. Ik ben in de eerste plaats een loyale Amerikaan. Als veteraan van de Tweede Wereldoorlog was ik niet fel ?anti-regering” tijdens de Vietnamese oorlog. Ik maakte foto’s in het Witte Huis die de positie van de president en de regering illustreerden, maar nooit mijn eigen politieke stellingen. Ik probeer mijn werk zonder vooroordelen te verrichten. Ik sta misschien wel positief ten aanzien van wat er in het land en de wereld gebeurt. Een fotograaf kan een goede invloed uitoefenen, door zich meer op de positieve in plaats van op de zieke elementen in onze samenleving te concentreren.
Hoe stond het Witte Huis tegenover uw plannen om een boek over Nixon samen te stelllen ?
MAROON : Verscheidenen in de Republikeinse regering-Nixon waren tegen mijn project, omdat ik wel eens een Kennedy- en Johnson-fotograaf genoemd werd. Gelukkig overtuigde de kwaliteit van mijn werk anderen, die het boek wel een goed idee vonden. Mijn werk voor de Democratische presidenten vormde voor hen geen beletsel.
Via het project kon ik exclusieve momenten vastleggen, ?from the closet” fotograferen. Ik was aanwezig op privé-besprekingen met topadviseurs als Bob Haldeman, John Ehrlichman en Henry Kissinger, zonder de president in zijn werk te hinderen. Toen een gesprekspartner zich door mijn aanwezigheid bij een vertrouwelijk onderhoud niet op zijn gemak voelde, zei Nixon hem : ?Let niet op hem, hij is een kunstenaar.” Ik was verrast, want ik wist op dat moment niet goed wat de president over mijn werk dacht. Ik probeerde altijd afstand te bewaren en nooit in gesprekken betrokken te geraken. Hoewel ik wel vaker, ongewild, een en ander opving. Mijn contact met Nixon of zijn medewerkers bleef altijd professioneel. Ik ben nooit met hen gaan tennissen of golfen.
Er bestond een grote polariteit rond Nixon. De enen waren erg voor hem, de anderen fors tegen hem. De anti’s sloegen munt uit zijn fouten na de Watergate-inbraak. Of hij van die inbraak wist, kan niemand zeggen. Maar de operatie die hij hielp opzetten om het schandaal te verdoezelen, deed hem de das om. Al voor zijn aantreden had hij veel tegenstanders in de pers. Ze moesten hem niet, verdroegen niet dat hij sympathiek overkwam. Ik ontdekte de slechte eigenschappen die ze hem toeschreven bij hem niet.
Ik vond dat hij zijn werk op een geloofwaardige manier deed en de verbetering van langetermijnrelaties op zijn naam kon schrijven. Het Salt-akkoord met de Sovjetunie bood uitzicht op het staken van de Koude Oorlog. De hernieuwe verhouding met China ontsloot een enorm gebied voor het Westen. Hij beëindigde de Vietnam-oorlog, een erfenis van zijn voorganger, zo eervol mogelijk. Er speelden zich in feite twee Vietnam-oorlogen af, een in de Verenigde Staten en een aan het front. Nixon maakte aan beide succesvol een eind. De afbouw van de Koude Oorlog, de opening naar China en het einde van het avontuur in Vietnam waren zijn grootste verwezenlijkingen. Maar zijn critici aanvaarden nog altijd niet dat hij een goed president kon zijn of zelfs dat hij enig presidentieel kaliber bezat. Ik denk dat historici een ander oordeel over hem zullen vellen.
Wat realiseerde hij op nationaal niveau ?
MAROON : Zijn kracht lag vooral in de internationale politiek. Op nationaal gebied was hij veel gematigder dan de hardelijners in zijn partij en hij startte sterke en succesvolle programma’s.
Veel van zijn critici dachten dat hij nooit herkozen zou worden als president, omwille van binnenlandse problemen, vooral in verband met Vietnam. Uit de 62 procent waarmee hij herkozen werd met een meerderheid in elke staat op Massachussets na bleek dat hij veel steun genoot bij de bevolking. Ondanks het negatieve waarop de pers hamerde. Het volk oordeelde positiever over hem dan de kleine groep lawaaimakers.
Nixon, of het ?Committee for the Reelection of the President”, probeerde in de eerste plaats mogelijke tegenkandidaten zwart te maken.
MAROON : Ironisch genoeg had Nixon de Watergate-inbraak niet nodig om herverkozen te worden. Hij zou ook zonder zoiets gewonnen hebben. Alleen was hij nogal onzeker. Dit schiep een klimaat waarin zijn medewerkers zulke zaken konden ondernemen. Om zijn herverkiezing veilig te stellen.
In zijn film ?Nixon” portretteert Oliver Stone de president noch fair, noch objectief. Hij probeert deeltjes tot een aanvaardbaar geheel te smeden, maar de elementen die hij gebruikt zijn geen feitelijke gegevens. Vijftig procent is fantasie en vijftig procent feitelijkheid.
Welke delen zijn fantasie ?
MAROON : Bijvoorbeeld de gesprekken met zijn echtgenote ; Stone kan daarover geen informatie hebben. Of het alcoholisme van Nixon, dat opgeblazen is in de film. Dat Nixon een alcoholicus was, valt niet met feiten te staven.
U zag de president nooit dronken ?
MAROON : Nooit. Hij dronk al eens een glas. Maar niet in zulke mate als de film ons voorschotelt om een paranoïde, psychopatische president te portretteren. Nixon was altijd heel helder. In zijn afscheidsrede zag ik wel een emotioneel man, innerlijk verscheurd door wat hij had verduurd de eerste president die moest aftreden , maar nooit de man die zichzelf niet onder controle had, zoals Stone hem in zijn film neerzet.
Nixon was een controlefreak ?
MAROON : Ja, hij werkte aan een goed imago bij het publiek, hoewel hij nooit de ontspannen indruk van Kennedy kon wekken. Kennedy was zeer charismatisch en had het buitengewoon imago dat elke Amerikaan zijn president toedroomt. De Amerikanen dromen graag over zichzelf, zoals Kennedy was, maar in werkelijkheid zijn ze zoals Nixon.
Een groot deel van de pers stond fel achter Kennedy, die Nixon in 1960 slechts had verslagen met een haarlengte. Daarna geraakte Nixon toch in het Witte Huis, omzeggens in de plaats van Kennedy, na diens dood. Bij de verkiezingen van 1960 bestonden vermoedens van manipulaties ten gunste van Kennedy, op plaatsen waar doorslaggevende scores dicht bij elkaar lagen. In kranten en op televisie werd een spel tegen Nixon gespeeld. Feiten die niet beantwoordden aan vooropgezette ideeën werden weggelaten. Denk nu niet dat ik zelf pro-Nixon was : in 1960 stemde ik voor Kennedy en in 1968 voor Hubert Humphrey, beiden Democraten.
De instelling van die pers ten aanzien van Nixon heb ik in 1971 kunnen ervaren. Tijdens fotosessies in het Oval Office hoorde ik vaak dingen die besproken werden. In de perszaal speculeerden journalisten nadien over hoe de zaak in mekaar zat. Ten opzichte van wat ik had opgevangen, kwamen ze tot een totaal omgekeerde conclusie. Het verzonnen verhaal werd dan in de kranten verspreid en prompt door het Witte Huis ontkend. Maar ondertussen circuleerden twee versies over hetzelfde onderwerp. Een slechte zaak voor het land, voor de journalisten en voor de president.
Wat verdraaide de pers 180 graden ?
MAROON : Het is te lang geleden om me dat te herinneren. Ik ben geen reporter en heb het niet neergeschreven. Ik herinner me alleen mijn verbazing, die ik probeerde te verbergen toen ik met de journalisten praatte.
Ging het om een bepaalde pers of de gehele pers ?
MAROON : Om verscheidene journalisten, ik kan niet zeggen allemaal, omdat ik ze niet allemaal gehoord heb. Ik hoorde enkelen van hen over het onderwerp praten en las hun artikels. Die stonden haaks op wat ik in het Oval Office en bij de officiële persmededeling vernomen had. Ik sprak er wel over met Alan Drury, die de tekst van het boek ?Courage and Hesitation” schreef. Hij bevond zich trouwens in een oncomfortabele positie. Het Witte Huis had een positievere beschrijving van Nixon verwacht. En de pers die kritisch stond tegenover Nixon was ook al niet tevreden, omdat Drury de president niet neersabelde en de negatieve houding van het grootste deel van de pers durfde aan te halen.
Ik probeerde in mijn foto’s al eens een ander beeld van Nixon mee te geven, dan het nogal stereotiepe dat de wereld rondging. Op een keer hoorde ik een journalist zeggen een foto van een luie Nixon, met zijn voeten omhoog, is wel een miljoen dollar waard. Ik had de president net voordien met zijn voeten languit op een bank gefotografeerd, maar dat miljoen dollar heb ik nooit gezien.
Nixon was ook altijd beleefd, voorkomend. Hij schold nooit en was heel genereus voor me. Wat ik niet van elke president kan zeggen.
Zoals ?
MAROON : Johnson was heel moeilijk in de omgang. Mijn opdrachten bij hem eindigden steevast met het beklag dat hij ongelukkig was met mijn aanwezigheid en dan plots weer blij omdat hij besloten had me niet langer in zijn kantoor te dulden. Hij vroeg zich dan verwonderd af waarom ik daar was en hoe zoiets kon gebeuren, enzovoort. Dat was zijn manier van doen, niet alleen met mij, maar met vele anderen. Nixon was altijd heel correct, misschien door zijn achtergrond van Quaker, door zijn opleiding of doordat hij goed wist hoe het voelde ruw en onrechtvaardig behandeld te worden. Als ik problemen had om afspraken te regelen, vroeg hij : ?Krijg je alles voor elkaar zoals je het wil ?” Op nee, ik zou dit of dat nog willen, reageerde hij met : ?Laten we dat dan doen na mijn terugkeer in Washington.” Zoiets stemde persverantwoordelijke Ron Ziegler niet erg gelukkig. Hij was niet opgezet met mijn project en probeerde me te ontmoedigen. Door de moeilijkheden die hij maakte, heb ik negen maanden aan mijn boek gewerkt, in de plaats van de geplande drie.
De werkzaamheden van het Committee for the Reelection of the President (CRP) kon ik verslaan voor Life. Nadien heb ik de Watergate Hearings vastgelegd. Daarop kwamen al die mensen die ik in het Witte Huis had gefotografeerd opeens getuigen. Verscheidenen onder hen belandden in de gevangenis. Ik was er wat door aangedaan, want ik had wel sympathie voor sommigen onder hen, ondanks alles wat ze gedaan hadden. Later heb ik dan de Impeachment Hearings en het ontslag van Nixon vastgelegd.
Waarom nam het CRP zijn toevlucht tot zoiets als de de afluisteractie bij de Democraten. Om tegenkandidaten te dicrediteren ?
MAROON : Zulke zaken gebeuren sinds er aan politiek gedaan wordt in de Verenigde Staten. Aan de verkiezingen van Kennedy en Johnson kwamen ook vuile trucs te pas. Toen Kennedy verkozen werd, zijn gemene streken tegen Nixon uitgehaald. Er zijn zelfs heel sterke aanwijzingen voor dat Kennedy de verkiezingen won op plaatsen waar ze niet eerlijk verliepen. Nixon verkoos toen de resultaten niet aan te vechten, wat hij had gekund, en waartoe verscheidene mensen hem hadden aangemaand. Hij wou dat het land niet aandoen, wat ik edel van hem vind. Toen Nixon werd neergehaald, bekommerde niemand zich om hem. Het was een zeer traumatische gebeurtenis voor de Verenigde Staten om de president in ongenade te zien vallen.
Het nu heersende gebrek aan respect voor de overheid en de manier waarop we onze regeringsleiders behandelen, vindt in grote mate zijn oorsprong in de val van Nixon. Ik ben benieuwd hoe de verkiezingen dit jaar zullen verlopen. Kijk maar naar wat de familie van een kandidaat allemaal wordt aangedaan, zelfs na zijn verkiezing.
Heeft dat vandoen met de pers die alles kan volgen en rechtstreeks verslaan ? Tegenstanders en journalisten beschikken over veel informatie.
MAROON : Niets is nog privé, elke blijk van menselijke beperktheid is stof voor een verhaal. Veel journalisten denken aan Pulitzer-prijzen en de kranten willen hun lezersaantal verhogen. Alles wat sensationeel is, zullen ze verslaan, ongeacht de gevolgen op menselijk, zelfs economisch vlak. Ik weet niet of zo’n negatieve instelling zich uiteindelijk niet tegen ons zal keren.
Het is toch dank zij het onderzoek van gedreven journalisten dat vuile trucs en schandalen publiek worden en daarom misschien minder kans krijgen ?
MAROON : Dat denk ik niet. Dat soort negativisme staat op zichzelf. Hoe negatievere opstelling, des te negatiever tactiek een opponent moet gebruiken om je te verslaan. De trucs worden almaar smeriger. Michael Dukakis is er het slachtoffer van geworden toen hij zich kandidaat stelde (in 1988 tegen George Bush). Het erge aan lastercampagnes is dat ze zoveel vijandschap scheppen. De kandidaten vallen elkaar zo hevig aan dat de winnaar nog altijd de littekens van de campagne vertoont wanneer hij het presidentschap opneemt. Bill Clinton, wordt ?Slick Willy” genoemd. Nixon heette ?Tricky Dicky”. Zoiets is schandelijk voor het land en geen goed voorbeeld voor jonge mensen.
Waarom voeren ze dan zo’n lastercampagne ?
MAROON : Het schijnt een patroon te zijn. Ik denk dat er, zoals in de televisie- en de entertainmentwereld, geen duidelijke grenzen meer zijn, of we het nu hebben over geweld of seks. Zelfs in talkshows laten ze mensen elkaar uitschelden, want dat levert goede kijkcijfers op. In plaats van zich te concentreren op het goede dat zij na hun verkiezing willen realiseren, specialiseren kandidaten zich erin het slechte bij de tegenkandidaat naar voren te brengen en zichzelf als het minste kwaad voor te stellen.
Op zeker moment zei Nixon : ?I am not a quitter.” Is vechten belangrijker dan eerlijkheid, dan de waarheid ?
MAROON : Hij bedoelde toen niet dat hij oneerlijk was. Ik weet niet exact meer wanneer hij het zei, evenmin wanneer hij de beroemd geworden woorden ?I am not a crook” uitsprak. Ik denk dat hij met de uitspraak dat hij een vechter is de Amerikaanse spirit bedoelde, waarmee wij ons graag vereenzelvigen : zich door niet laten afmaken door vijanden zonder terug te vechten. Het vechten zelf is dus heel belangrijk. Nixon kwam, zoals ik, uit een generatie die betrokken was bij de Tweede Wereldoorlog, toen sterke vijanden moesten verslagen worden. Nazi-Duitsland aan de ene en Japan aan de andere kant. We beschouwden onszelf als vechters voor het goede doel.
Vocht hij tegen vijanden of voor het algemeen belang ?
MAROON : Hij had het over zijn politieke tegenstanders toen hij verklaarde een vechter te zijn. Ik beweer niet dat Nixon in alle opzichten goed was. Hij was hard, deed dingen die niet zo zuiver waren als men van een president zou kunnen verwachten. Maar zo is politiek nu eenmaal, een nogal vuile bezigheid. ?Wie niet tegen de hitte kan, moet uit de keuken blijven,” zei president Harry Truman.
De pers was meedogenloos op zoek naar nieuwe elementen om Nixon te besmeuren. De Watergate-inbraak schonk haar wat ze wou, of de president nu verantwoordelijk was voor de zaak of niet. In plaats van zijn medewerkers bloot te stellen, nam Nixon deel aan een covering-up. Dat gaf de pers, vooral door wat The Washington Post kon uitbrengen, de gelegenheid hem uit de gratie te tillen en hem neer te halen.
De pers als procureur en rechter ?
MAROON : Ik denk dat ze er daar zeer goed in is. Ze zit ook geregeld verkeerd, kwetst veel mensen onnodig, breekt carrières. Veel journalisten dromen ervan met verhalen naar buiten te komen zoals Carl Bernstein en Robert Woodward van The Washington Post. Die twee publiceren nog altijd artikels waarin ze denken te moeten rechtvaardigen wat ze indertijd deden.
Waar haalden die hun informatie vandaan ? Waarom hamerde The Washington Post zo tegen Nixon ?
MAROON :Benjamin Bradlee, de hoofdredacteur, had een persoonlijke band met de Kennedy’s en was een hevige tegenstander van Nixon (Nixon was vice-president van de eerste Republikeinse president, Dwight Eisenhower, na twintig jaar van Democratische presidenten). Vanaf het moment dat er sporen van de Watergate-inbrekers naar het Witte Huis leidden, zette hij een team journalisten voltijds op de zaak. Ze ontmoetten geregeld een informant uit het Witte Huis. Diens naam gaven ze nooit prijs, maar afgaande op de doorgespeelde informatie, moet hij heel hoog geplaatst geweest zijn. Bernstein en Woodward gaven hem de bijnaam ?Deep Throat”, naar de gelijknamige pornofilm die toen veel succes had. ?Deep Throat” zou kunnen wijzen op iemand met een zware stem. Er is ooit gedacht aan (buitenlandminister) Henry Kissinger, aan (de latere buitenlandminister) George Schultz, aan Nixons privé-sekretaresse Rose-Mary Woods, aan een jongere sekretaresse. Maar concrete aanwijzingen zijn niet gevonden.
U bent niet opgezet met de manier van werken van de pers ?
MAROON : Zo zou ik het niet zeggen. Ik ging niet honderd procent akkoord met wat gebeurde om de president ten val te brengen, vooral rekening houdend met de ermee verbonden schade voor het land. Een journalist moet zoeken naar de waarheid en dingen die verkeerd gaan aan het licht te brengen, om het even wat dat is. Maar soms wordt het kind met het badwater weggegooid. En dat was het geval met Nixon, die een aantal goede zaken deed en nog meer zou gedaan hebben, mocht hij aan de macht zijn gebleven. Nixon had programma’s om de misdaad en de armoede in de steden aan te pakken, de opvoeding, om iets te doen aan economische problemen.
Waarom konden zijn opvolgers zo’n programma’s niet konden realiseren ?
MAROON : Toen Nixon ontslag moest nemen, was het vertrouwen van de bevolking in de regering zoek. Gerald Ford en Jimmy Carter moesten op een andere manier regeren dan Nixon, ook inhoudelijk. Veel programma’s werden op een laag pitje gezet, omwille van het wantrouwen in overheidsacties. Het duurde lang voor er weer vertrouwen in het overheidsapparaat ontstond. Het scepticisme is nog altijd aanwezig, kijk maar naar de perikelen rond de begroting van Clinton. De negatieve instelling ten aanzien van de regering gaat terug op drie oorzaken : de onvoldoende uitgeklaarde moord op Kennedy, de oorlog in Vietnam en het ontslag van Nixon na Watergate. Die elementen verziekten het land en beschadigden de manier waarover we over onszelf en de regering dachten. Na Nixons ontslag hadden we ademruimte nodig. Onder Ford, van wie werd verwacht dat hij niets deed. Idem voor Carter. We vonden het goed een regering te hebben die de zaken op hun beloop liet.
Bij zijn aantreden zei Ford : de grondwet werkt. Mocht Nixon aan de macht zijn gebleven, zou de bevolking toch hebben kunnen denken dat de grondwet niet werkte ?
MAROON : Het zou pas verschrikkelijk geweest zijn, mocht Nixon niet zijn afgetreden. Hij gehoorzaamde aan de wet toen hij aftrad. Hij besloot zich niet langer aan zijn job vast te klampen omdat hij anders impeached zou worden (in beschuldiging gesteld door het Huis van Afgevaardigden).
Nixon was beter op het presidentschap voorbereid dan vele anderen. Hij was intelligent en werkte hard. Mocht hij echt zo slecht zijn geweest als een groot deel van de pers beweerde, van waar dan zijn vooruitgang bij elke verkiezing ? Op het nippertje verslagen door Kennedy, winst tegen Humphrey, een straat voorsprong tegen George McGovern….
De politieke wereld schatte het presidentiële gewicht van Nixon later juist in. Op zijn begrafenis waren vijf Amerikaanse presidenten aanwezig. Die begeven zich niet naar de begrafenis van een boef.
Pascal Baetens
Patrick Duynslaegher sprak met Oliver Stone.
Nixon met topadviseurs Haldeman (zittend), Ehrlichman (links) en Kissinger in het Oval Office (1971). Twee jaar werd Kissinger buitenlandminister en ontsloeg de president met spijt Haldeman en Ehrlichman.
Kissinger (rechts, met Nixon) over de film van Oliver Stone : Een karikatuur van de geschiedenis.
Nixons privé-secretaresse Rose Mary Woods werd er van verdacht de Watergate-affaire te hebben gelekt.
Winnende foto van de wedstrijd voor Witte-Huis- fotografen (1991). Nixon ontwijkt de pers.
‘Een foto van Nixon met zijn voeten op een zetel was volgens een collega een miljoen dollar waard. Jammer genoeg heb ik dat miljoen nooit gezien.
John Ehrlichman tegenover de pers, voor zijn getuigenis op de Watergate-hoorzittingen van de Senaat (1973).
Ex-minister van Justitie John Mitchell (links) met advocaten, na zijn getuigenis voor de Senaat (1973). Hij werd tot gevangenis veroordeeld wegens samenzwering tegen de justitie.