De onbekenden van de popart

JANA ZELIBSKA Erotische taferelen met een knipoog naar Matisse.

Het Londense Tate Modern haalt na vier decennia de popart vanonder het stof. De stroming was veel meer dan Andy Warhol, zo blijkt, ze floreerde ook in de rest van de wereld. De opwindende tentoonstelling ‘The World Goes Pop’ is een verdiend eerherstel voor vergeten kunstenaars.

In de even vrolijke als roerige jaren zestig daalde de kunst van haar verheven troon af. Via de massamedia verspreidde ze zich onder het volk. De popart werd aangedreven door machtige New Yorkse en Londense galeries, met sterartiesten als Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Peter Blake en Richard Hamilton. Erg hip allemaal. Maar je vergat erbij dat de democratisering van de kunst ook doorgevoerd werd op heel onhippe plekken. De populaire kunst bloeide onder totalitaire regimes die haar het liefst onder de zoden hadden gestopt: Brazilië onder de militaire dictatuur, het Spanje van generaal Franco, de communistische regimes in Oost-Europa. De onbekende helden heten Beatriz Gonzalez, Equipo Cronica, Jana Zelibska en Jozef Jankovic. De expo The World Goes Pop bezorgt hun eerherstel.

Dankzij haar grote mediagevoeligheid had de nieuwe democratische kunst een onuitputtelijke voorraad aan beelden. Foto’s uit kranten en tijdschriften, stills uit televisieprogramma’s en films, strips, graffiti, reclame en design – kortom: de alledaagse beelden waarop het publiek wordt getrakteerd – leverden het materiaal waarmee kunstenaars de wereld een spiegel voorhielden.

Noem The World Goes Pop gerust een late, stevige bijdrage aan de ware geschiedenis van de popart. De stroming werd bekend als een onderonsje van vooral Amerikaanse mannen. De expo in Londen toont wat ze écht was: een internationale, vaak politiek kritische stijl met nogal wat vrouwen in zijn rangen. Je zou het herschrijven van de geschiedenis van de popart kunnen vergelijken met een grootscheepse archeologische opgraving, vindt Tate Modern-directeur Chris Dercon. Hij gewaagt van ‘un-earthing’ popart.

Die operatie levert een opwindende tentoonstelling op. Tientallen onbekende of vergeten kunstenaars – heus niet allemaal met de klasse van Warhol of Lichtenstein – komen vanonder het stof. Het team van Tate bracht hun oeuvre in kaart, maakte een selectie voor de expo, en ging ook met de kunstenaars praten. De meesten zijn intussen in de tachtig (een minderheid is overleden), dus veel tijd was er niet meer. Tentoonstellingen met zulke kunstwetenschappelijke verdiensten zijn een zeldzaamheid geworden.

Erotisch boeddhisme

Popart ontketende een revolutie in normen, waarden en smaken in de kunst. Die sloot perfect aan bij de maatschappelijke omwenteling van mei 68. Geen sprekender slogan dan Make love, not war, al had make fun (deels onder invloed van softdrugs) er ook niet bij misstaan.

De kunstenaars gebruikten zonder scrupules een grafische beeldtaal uit de wereld van de marketing, de commercie, de massamedia en het design, en lanceerden relatief weinig eigen vormen en gedachten. Van alle klassieke meesters van de moderne kunst was er één die de popists echt op handen droegen: Henri Matisse (1869-1945). Hoe de oude, slechtziende schilder monumentale, uitgesneden vlakke figuren in helle kleuren over het blanke papier liet dansen, maakte van hem de grote voorloper van popart.

Het zal geen toeval zijn dat uitgerekend Tate Modern in 2014 met deze Cut-Outs van Matisse uitpakte. Die vitale ader loopt nu mooi door in een opmerkelijk werk op The World Goes Pop, een environment met grote witte, rode en roze rozen en cut-outs van vrouwelijke silhouetten in een open uitnodiging om genot op te wekken. Met deze Kandarga-Mahadeva maakte Jana Zelibska een reverence naar de erotische taferelen van het tantrische boeddhisme in Indiase tempels.

Zelibska verdiende haar sporen in het parallelle kunstcircuit in communistisch Tsjecho-Slowakije. Net als haar landgenoot Jozef Jankovic, nog een revelatie op de Londense expo met zijn aangrijpende beeld Private Manifestation (1968). Het is een in de grafische popartstijl geschilderd zelfportret met een kop boven een aandoenlijk vervormd lijf in polyester: zijn manier om de in officiële stoeten meegedragen beeltenissen van communistische roergangers te beantwoorden met een manifest van extreem individualisme. ‘Dit maakt deel uit van mijn vroegere werk en, zoals dat wel vaker het geval is, zijn jeugdherinneringen altijd fijn, ook al leefde ik in een verschrikkelijke tijd’, vertelde hij aan de Tate-onderzoekers.

Het Laatste Avondmaal

Een derde hoogtepunt komt van het Spaanse collectief Equipo Cronica, dat zich politiek niet onbetuigd liet. Het ging in tegen de censuur en de aanbevolen ‘abstracte’ kunst onder het fascistische bewind van Franco. Concentration or Quantity Becomes Quality (1966) is een geschilderd veelluik, gemaakt op basis van gemanipuleerde persfoto’s. Het laat zien hoe het riskante protestgebaar van een handvol mensen op straat stelselmatig aangroeit tot een indrukwekkende massademonstratie.

Met een groot en schetterend acrylverfschilderij, Socialist Realism and Pop Art in the Battlefield (1969) brengt Equipo Cronica het onverenigbare samen in volle jungle: het soepblik van Warhol, de schilder El Greco, Amerikaanse comic-speurders, president Lyndon Johnson, guerrillero’s en Mao’s rode wachters. Het hilarische tafereel toont hoe de grote ideologische confrontaties van de sixties vaak een flinke vermakelijkheidswaarde moesten hebben – herinner u Monty Python.

Dat de Colombiaanse Beatriz Gonzalez naar hartenlust de popart imiteerde en toch origineel bleef, komt door het regionale gehalte van haar inspiratie. Voor The Suicides of Sisga (1965) baseerde ze zich op een foto van een pasgetrouwd stel dat uit godsdienstwaanzin zijn liefde puur wilde houden, zich van de Sisga-dam gooide en verdronk. Helemaal wonderlijk is de manier waarop ze Leonardo Da Vinci’s beroemde scène van Het Laatste Avondmaal overnam. Ze inspireerde zich op een reproductie van het schilderij door de plaatselijke drukker Molinari. Hij had Leonardo mee aan Jezus’ tafel gezet, in de overtuiging dat de grote schilder een van de apostelen was. Gonzalez maakte er een grafische en helkleurige popartversie van, The Last Table, en verwerkte ze in het tafelblad van een traditioneel meubelstuk dat van hout lijkt maar eigenlijk van metaal is. Dichter kun je een fusie van hoge en lage kunst, van kunst en ambacht, niet bij de mensen brengen.

The World Goes Pop, nog tot 24/01/16 in Tate Modern, Londen.

DOOR JAN BRAET

Popart werd bekend als een onderonsje van Amerikaanse mannen. Tate Modern toont een internationale, politiek geladen stijl met veel vrouwen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content