De Normandiërs: hoe plunderaars de eerste Europese cultuur stichtten
We kennen de Normandiërs vooral van 1066 en Willems verovering van Engeland, maar ze verbonden ook het noorden met het zuiden van Europa.
Waaraan denkt u bij het horen van het woord Normandiërs? Aan Willem de Veroveraar? Best mogelijk, want het was deze Normandische hertog die in 1066 met een voor die tijd groot leger van 7000 à 14.000 soldaten het Kanaal overstak om op een boogscheut van Hastings de Engelse koning Harold te verslaan en de Britse geschiedenis een nieuwe wending te geven.
Wat u misschien niet weet, is dat die verovering slechts een begin was. Anderhalve eeuw later introduceerden diezelfde Normandiërs de eerste echt Europese cultuur die het noorden met het zuiden verbond. Ze heersten over het koninkrijk Sicilië, dat tot het midden van de negentiende eeuw stand zou houden. Ze hadden hun mannetjes in Iberië, Portugal en de Balkan. Ze legden Byzantium het vuur aan de schenen, zwaaiden de plak in Antiochië en bezaten kolonies in Noord-Afrika. En met Frederik II hadden ze niet alleen de koning van Duitsland en Jeruzalem, maar ook nog eens de keizer van het Heilige Roomse Rijk in hun rangen.
Niet slecht geboerd was dat voor de afstammelingen van Vikingvrijbuiter Rollo, die in het begin van de tiende eeuw een deal sloot met de Franse koning Karel de Eenvoudige, waarbij hij beloofde om in ruil voor wat vandaag Normandië heet te stoppen met plunderen.
‘De eerste Europese cultuur inderdaad,’ zegt Levi Roach, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de universiteit van Exeter en de auteur van De Normandiërs, ‘maar daarom nog niet meteen een Europees regime. Dit was geen heruitgave van het Romeinse Rijk, met een centraal gezag, maar eerder een los aan elkaar hangend geheel van rijken en rijkjes. Vandaar dat veel historici over de Normandische diaspora spreken. Normandië en Engeland vormden één entiteit, terwijl de Normandische groepen in Zuid-Italië hun eigen koninkrijk stichtten. Maar ze hielden wel contact. Wellicht heeft het gebrek aan een centrale politieke leiding ook voor hun succes gezorgd. Ze konden zich in korte tijd makkelijk in de lokale cultuur inpassen zonder daarbij het besef van een gemeenschappelijk Normandisch erfgoed overboord te hoeven zetten. Je zag dat zelfs in Engeland. Na een halve eeuw aanwezigheid ontstond er een Normandische aristocratie die weliswaar Franstalig was, maar zich Engels voelde, en dus niet langer Normandisch. Ook al lag alleen het Kanaal tussen hen in, toch dreven de Normandiërs aan de beide zijden ervan steeds verder weg van elkaar, en tegen het einde van de twaalfde eeuw maakten de Franse Normandiërs zelfs grappen over het gekke Frans dat ze in Engeland spraken.’
Eind 12e eeuw maakten de Franse Normandiërs grappen over het gekke Frans dat ze in Engeland spraken.
Waarom vestigden die Normandiërs zich in Frankrijk? We hebben toch altijd het idee dat de Noormannen onze kustgebieden afstroopten, kloosters plunderden en met de buit weer naar het noorden vertrokken?
LEVI ROACH: Omdat het de logische volgende stap was. Als een streek rijk genoeg is om ze van tijd tot tijd te beroven, waarom vestig je je er dan niet en word je de nieuwe machthebber? De Noormannen deden dat trouwens niet alleen in Normandië, dat gebeurde toen op veel plaatsen, alleen is Normandië samen met een paar streken in het oosten van Engeland de enige plek waar ze het uitgehouden hebben. Elders werden ze al gauw weer de zee ingedreven, zoals in bepaalde delen van Vlaanderen. In Normandië kwamen ze ook precies op het goede moment. De Franse koning was machtig genoeg om land weg te schenken, maar hij had nog niet genoeg macht om het nadien weer op te eisen. Stel dat die Noormannen een eeuw later aangekomen waren in Normandië, dan was hun plekje al bezet geweest door een lokale graaf en dan hadden ze weer mogen vertrekken.
Het gekke aan 1066 is dat er eerder ook al Normandiërs op de Engelse troon zaten.
Roach: Meer zelfs, als er geen Normandiërs op de troon hadden gezeten, was Willem in 1066 wellicht gewoon thuisgebleven. Eduard de Belijder was tussen 1041 en 1066 de eerste Normandische koning van Engeland. Hij miste de steun van een lokale basis in Engeland, ook al was zijn vader Engels. Dat loste hij op door Fransen aan te trekken en die op machtige posities te benoemen. Zo ontstond er lang voor 1066 al een Franse aristocratie.
Zonder 1066 was Engeland dus ook Normandisch geworden?
Roach: Ik denk het wel, maar het zou veel trager gegaan zijn. Je kunt het vergelijken met wat er in Schotland gebeurde. De Normandiërs hebben dat nooit veroverd, maar door de vele contacten die er waren, is de Schotse adel uiteindelijk ook verfranst. De Normandische aristocratie werd er door de grote poort binnengehaald.
Maar waarom ging Willem toch over tot de verovering in 1066?
Roach: Toen Eduard stierf, kwam zijn schoonbroer Harold op de troon. Willem, de achterneef van Eduard, beweerde echter dat de vroegere koning hem de troon had beloofd en dat Harold die dus onterecht claimde. En dus vertrok Willem naar Engeland, versloeg Harold en werd zelf koning. Alleen zat hij met de moeilijkheid van iedere veroveraar: hoe maak ik mezelf aanvaardbaar? Zijn belangrijkste middel was het Domesday Book, een soort kadaster van heel Engeland, wat voor de elfde eeuw uniek was en waarin stond wat iedere burger aan bezittingen had, dus niet alleen de gronden en gebouwen, maar ook het aantal koeien en schapen. Harold werd daarin retro-actief gereduceerd tot een graaf en dus zeker geen mogelijke troonopvolger, en iedereen die Harold steunde was een rebel die tegen de ware opvolging inging. Het is opvallend hoe snel Engeland na 1066 een ander uitzicht kreeg. Heel veel grond veranderde van eigenaar, er kwamen kastelen om de nieuwe heersers te herbergen, maar ook zowat alle kerken werden afgebroken en vervangen door nieuwe. Waarom die revolutie?
Roach: Het ging inderdaad allemaal verbazingwekkend snel. Veranderingen die in het Vlaanderen van die tijd twee eeuwen vroegen, gebeurden daar in pakweg vijftig jaar. Dat de Normandiërs de Engelse Kerk zo hard aanpakten, had er vooral mee te maken dat Willem er niet mee kon leven dat die Harold tot koning had gekroond. Bovendien werkte die eigenzinnige Kerk ook Rome op de zenuwen. Vanuit die hoek hoefde hij geen tegenstand te vrezen. Er diende een nieuwe start gemaakt te worden. Er moesten daarom nieuwe kerken komen, groter en beter, zo’n 600 tegen het jaar 1100. Zowat alle bekende kathedralen van Engeland werden toen gebouwd. En wat opvalt, is dat iedere nieuwe kerk nog groter was dan de vorige. Maar niet altijd beter, die van Winchester was bijvoorbeeld te snel gebouwd en goed twintig jaar na de oplevering stuikte ze in elkaar. Maar de meeste kerken staan er nog steeds en bepalen de typische Engelse kerkbouwstijl: romaans, en dus niet gothisch zoals in Frankrijk, of barok zoals in Noord-Italië.
U noemt het een kolonisatie. Een gewichtig woord, toch?
Roach: Zeker de eerste twee generaties Normandiërs waren cultureel heel chauvinistisch. De Engelse aristocratie werd bijna integraal vervangen door een Franstalige Normandische. Ook in de Kerk maakte je geen kans op promotie als je Engels was. In 1066 waren vier van de veertien bisschoppen afkomstig van het continent. Goed twintig jaar later waren dat er veertien van de vijftien. Die overgang verliep vrij vlot en geweldloos, wellicht omdat Engeland een goed georganiseerd koninkrijk was dat qua structuur in feite niet veel verschilde van Noord-Frankrijk. De steden waren zelfs nog wat sterker en rijker. Wanneer je het over Wales en Ierland hebt, zie je een ander, ruw kolonialisme, met afkeer van de lokale bevolking en haar taal. Daar werd gepoogd de lokale culturen uit te roeien. Het kolonialisme leek daar meer op het negentiende-eeuwse.
Vanwaar dat verschil?
Roach: De Europese aristocratische cultuur was er volstrekt onbekend. Dat je geen nobelen doodde, behoorde er niet tot de geplogenheden, ook al was heel Europa het daar toen over eens. Een aristocraat doodde een andere aristocraat niet, ook niet in een oorlog, want met die buitenlandse aristocraat had hij meer gemeen dan met een boer uit zijn eigen land. Dat bleef zo tot in de negentiende eeuw. Alleen deden de Ieren en de Welshmen daar niet aan mee. Voor hen was de vijand de vijand en niemand bleef gespaard. Dat vonden de Normandiërs barbaars, en van de weeromstuit waren zij even wreed in de strijd tegen de Ieren en de Welshmen. Vandaar dat ze overgingen tot brutale executies die nergens elders werden uitgevoerd.
Zeker de eerste twee generaties Normandiërs waren cultureel heel chauvinistisch.
Hoe kregen de Normandërs in Italië de macht in handen? Want daar waren ze toch met veel minder dan in Engeland?
Roach: Precies, en van kolonialisme was daar dan ook geen sprake. Ze vervingen de lokale aristocratie niet, ze voegden er gewoon iets aan toe. Het was meer zoals in Schotland, waar de lokale adel ook aan de macht bleef. Die besefte echter dat de nieuwe wind uit Normandië kwam en dus ging ze daarin mee. Je ziet dat ook aan het taalgebruik. Tegen het einde van de twaalfde eeuw spraken de Italiaanse Normandiërs geen Frans meer, maar wel een van de dialecten die later het Italiaans geworden zijn. Robert Guiscard, die daar de grote veroveraar was, trouwde bijvoorbeeld met een lokale prinses om zijn verovering te justifiëren. En wat misschien nog belangrijker is, niet de zonen die hij had uit een eerder huwelijk, maar wel de zonen van die prinses werden zijn erfgenamen. Om de lokale bevolking aan hun zijde te krijgen waren de Normandiërs tot veel bereid.
Het ging dus eerder om aanpassing dan om verovering?
Roach: Ja, en dat typeert hen helemaal. Het waren Vikingen die culturele Fransen waren geworden. Waarom zouden ze dan niet naar Italië kunnen verhuizen en culturele Apuliërs, Calabriërs of Sicilianen worden?
Waarom precies Sicilië?
Roach: Omdat er een machtsvacuüm heerste. De Normandiërs hadden daar een neus voor. Italië werd verscheurd door verschillende machten. Er waren heel veel prinsdommen die om de haverklap van coalitie veranderden. De vriend van vandaag kon de vijand van morgen zijn. In Apulië waren de Byzantijnen aan de macht, maar die regio lag helemaal in de periferie van hun interessegebied. In Sicilië hadden de moslims het dan weer voor het zeggen, en ook zij waren niet echt sterk. Hoe wisten de Normandiërs af van die zwaktes? Doordat ze vaak als huurlingen werkten. Door de wisselende coalities was er altijd werk. In tien jaar tijd vochten ze zowel voor als tegen de Byzantijnen. Ze zijn dus nooit als een leger naar Sicilië gekomen om het te bezetten, maar zodra ze er waren, zagen ze opportuniteiten.
Het toppunt van de Normandische macht was de kroning van Frederik II tot koning van Duitsland in 1212, en dat terwijl hij een Siciliaan was. Hoe kwam hij in Mainz terecht?
Roach: Hij was de zoon van de Duitse koning Hendrik VI van Hohenstaufen en Constance van Sicilië. Hij was dus half Duits, maar cultureel een Siciliaan, en een Normandiër, want wat was zijn tweede voornaam? Roger, honderd procent Normandisch. Na zijn kroning woonde hij acht jaar in Duitsland. Daarna keerde hij terug naar Sicilië en bezocht Duitsland nog maar één keer, om zijn eigen zoon te verslaan toen die tegen hem in opstand kwam. Hij schreef poëzie in het Siciliaans, liet leden van zijn familie herbegraven op het eiland en wilde er ook zelf begraven worden. Palermo was het middelpunt van zijn wereld, en dat stak hij niet onder stoelen of banken.
Hoe eindigde dat allemaal? Of anders gezegd, waar zijn die Normandiërs gebleven?
Roach: Ze settelden zich, pasten zich aan en gingen op in de lokale bevolking. Toen Robert the Bruce in 1306 koning van Schotland werd, zag hij zichzelf niet als een Normandiër, ook al kwam hij uit een volstrekt Normandisch geslacht, maar wel als Schot. Hetzelfde geldt voor de Engelse koningen die Frans spraken en geen Normandiërs genoemd wilden worden, en voor de Siciliaanse koningen, zoals Frederik II, die zichzelf volbloed Sicilianen achtten. De familiebanden bleven bestaan, maar die werden niet uitgespeeld en daarom zijn de Normandiërs voor ons onzichtbaar geworden.
Levi Roach
1985
geboren
Studeerde
geschiedenis in Cambridge en Heidelberg
2012
docent aan de universiteit van Exeter
Auteur
van meerdere bekroonde historische boeken
Schrijft
voor de Times Literary Supplement, de Literary Review en History Today