Na tien jaar ligt de zenuw van het integratiebeleid eindelijk bloot. Bevrijdend, als er tenminste antwoorden volgen.

Voor de deur van toneelhuis De Bottelarij prikten migrantenkinderen de banden van elf wagens stuk. Vier daarvan waren eigendom van toneelbezoekers. Vlamingen die hun pleinvrees voor de hoofdstad, dat Oerwoud, hadden overwonnen door de vele Bruisend-Brusselcampagnes. Oudere mensen bovendien, die graag in het Nederlands geholpen worden. Een beetje reddeloos stonden ze erbij, met portiers die hun best deden in het Frans. Dat is het soort Brussel waarover zovelen vloeken. Het Brussel dat ook bestaat.

Fouad Ahidar, een beer van een vent die al jaren voor een leefbaardere hoofdstad knokt, zat die avond te grienen als een klein kind. Maar het deksel vloog er pas later af. Op weer een andere mooie avond in Molenbeek werd een auto in brand gestoken. Toen de brandweerlui aan het blussen sloegen, gooiden Marokkaanse tieners voetzoekers tussen hun benen. Er was fors volk nodig om Ahidars meer dan honderd woeste kilo’s in bedwang te houden.

Ahidar, kabinetsmedewerker bij Vlaams minister Bert Anciaux (Spirit), ramde de volgende dag een Nota aan Bert op zijn computer. Feiten op een rij. En een paar blote, simpele vragen. ‘Mag ik van u weten wat u verwacht van de allochtone gemeenschap in Vlaanderen en in Brussel? Op politiek vlak: heeft u al een strategie, of moeten we erover nadenken?’ En ook: ‘Mag ik van u vernemen in hoeverre ik kritisch mag zijn in de pers?’

Ondanks de tonnen rapporten en beleidsnota’s over integratie en het gevoerde beleid meent Fouad Ahidar dat de meest essentiële vragen nog altijd niet gesteld zijn, laat staan dat er sluitende antwoorden op gekomen zijn. Er is vooral veel rond de pot gedraaid. Dat je in dat zo vertroebelde debat niet ‘lief’ of naïef voor elkaar moet blijven, blijkt vooral in momenten van crisis.

11 september was zo’n moment. ‘Ik ben in België geboren. En toch wist ik na 11 september weer dat ik een Marokkaan was. Een moslim’, zegt Ahidar. ‘De welmenenden mogen relativeren wat ze willen _ Jaja, we weten het wel, dit is geen oorlog tegen moslims, maar tegen terroristen _, toch was dat etiket er in de praktijk weer. Vies hoor. Zoals die bedrijven die vroegen om hen geen Marokkaanse poetsvrouwen meer te sturen.’

IN KLEINE HOEKJES

‘Italianen en Spanjaarden worden niet meer als migranten beschouwd, want het zijn Europeanen. Wij Marokkanen zijn ondanks alles meer geïntegreerd in dit land. De Italianen hebben een minister, oké en wat dan nog? Hoeveel Italianen zitten in het parlement of staan op politieke lijsten? En toch krijgen wij altijd te horen: Jullie zijn niet geïntegreerd.’

‘Dus wat is het probleem écht? Stel de simpelste aller vragen, en er volgt nog altijd een gênante stilte. Is het dan toch omdat wij vijf keer per dag bidden? Maakt de islam jullie bang? Zeg niet nee, als het misschien wel zo is. En als het zo is, let’s talk.’

Het is een van de gelukken bij een megaongeluk, meent ook Yamila Idrissi, dat 11 september het voor vele betrokkenen gemakkelijker heeft gemaakt om de juiste vragen te stellen. De parler vrai over het multiculturele samenleven en het integratiebeleid is niet nieuw, de openbaarheid ervan wel. Al sinds het midden van de jaren negentig zijn allochtonen uiterst kritisch in en vanuit hun ‘eigen’ sector _ die van de integratie. Ze werden daardoor beschouwd als negativisten, lastigaards. Ze werden in een apart kamertje gezet, als ze al niet tot ontslag werden gedwongen. En ook op het publieke forum, in diverse media, werden ze afgeleid naar de kleine hoekjes: die van de lezersbrieven of de opiniestukken. Daar kwam pas verandering in na de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000, de zevende Zwarte Zondag, en dus nog meer na 11 september.

‘Die nieuwe nuchterheid is een opluchting’, zegt Idrissi. ‘Beter laat dan nooit. De pers is nu wel mee, maar hoe zit het met de politiek? Minister van Welzijn Mieke Vogels (Agalev) heb ik in dit debat nog niet gehoord. Dit is nochtans het moment om een actieve rol te spelen. Want het is voor iedereen duidelijk dat de oude concepten van het integratiebeleid, met alle respect voor de veteranen van de sector, niet houdbaar zijn.’

De geesten komen nu versneld uit de fles. Dat heeft veel te maken met de toegenomen mondigheid van een intellectuele allochtone elite. Het is geen toeval dat precies het (blank-)paternalistische karakter van het integratiediscours en -beleid zo zwaar op de korrel wordt genomen. In 1991 kan dat paternalisme nog logisch geleken hebben, precies omdat het politiek bewustzijn en de mondigheid onder allochtonen zo ondermaats was door het ontbreken van enig beleid, vandaag is het onhoudbaar.

DE VIS VERDRINKEN

Ahidar en Idrissi behoren tot die intellectuele elite. Ze kandideerden op 13 juni 1999 respectievelijk op de kartellijsten VLD-VU-Onafhankelijken en SP!Aga in het Brussels Gewest. Vooral ná die verkiezingen zijn beiden de structurele handicaps van het integratiedenken en -doen nog scherper gaan zien. De deuren die dat beleid wilde openen (het meerkleurige samenleven verbeteren), zijn door de premissen van het beleid zelf veelal juist op slot gebleven. Zo was en bleef er de problematische dubbelzinnigheid in de terminologie: migranten/allochtonen, integratie. Nooit werd de vraag uitgeklaard wat die ‘andere cultuur’ dan precies was en of die al dan niet moest worden opgegeven, welk deel wel, welk deel niet?

Niet zelden diende het theoretiseren over dat soort vragen bewust of onbewust precies om ‘de échte vragen’, waar iedereen mee verveeld zat, te omzeilen. Om de vis te verdrinken.

‘Integratie is niet het probleem’, zegt Ahidar. ‘Wel het samenleven. Ik ken een oud vrouwtje dat al heel haar leven in Molenbeek woont. En weet je wat haar daar het meest verdriet doet? Dat ze elk jaar verder moet wandelen om nog een stukje varkensvlees te vinden. Want ze lust wel schaap, maar het mag toch ook eens iets anders zijn. Stemrecht, inburgering, integratie, allemaal goed en wel. Maar het gaat om heel praktische dingetjes. Stel: ik hou ervan om met mijn vrienden een biertje te drinken én ik hou van de sfeer in Marokkaanse theehuisjes. Maar dat kan daar niet, en dus zet ik er nooit een voet binnen. En dan mag je nog tien jeugdhuizen en speelpleinen voor allochtonen uit de grond stampen. Wat belet Marokkaanse slagers om in hun winkel een rayon voor moslims en een rayon voor Belgen te hebben? Verschillende culturen naast elkaar, en toch is het dezelfde winkel. Hoe noem je dat, pluralisme zeker?’

En zo ziet Ahidar wel elke dag ‘heel elementaire dingetjes’ die het klimaat in dit land verder verzieken. ‘Ken je de 30-procentmanie? Dat gaat zo. 30 procent van de mensen stemt op het Vlaams Blok. Dus 30 procent van de buschauffeurs, van de ambtenaren, van de flikken móét voor het Blok zijn. Zo luidt de primitieve logica. En als zo’n buschauffeur dan tegen jonge Ahmed zegt dat hij zijn voeten van de bank moet halen, scheldt Ahmed hem voor racist uit. Dat is toch verschrikkelijk?’

Parler vrai betekent dat iedereen maar eens moet beginnen te zeggen waar hij of zij staat. Daarom ging Ahidar, en met hem andere Belgen van Marokkaanse afkomst, eerder deze maand met zeer gemengde gevoelens naar Tangers. Daar kwam het recent door de Marokkaanse overheid opgerichte Wereldcongres van Marokkanen in het Buitenland samen. De regering wilde met dat congres een einde maken aan ‘de gemiste geschiedenis tussen Marokko en zijn kinderen in het buitenland’.

‘Van twee dingen één’, zegt Ahidar. ‘Of we investeren in Marokko. Of we investeren in het land waar we wonen. Weet wat je roots zijn, maar ga niet buiten de samenleving staan waar je je elke dag in beweegt. Dus vind ik dat we híér alles moeten doen wat we kunnen.’

Over de onbeslistheid en de desinteresse van het ‘eigen volk’ kan Ahidar zich erg druk maken. ‘We hebben jarenlang gemobiliseerd voor het migrantenstemrecht, en wie trokken we aan? Overtuigde Belgen en genaturaliseerde Marokkanen. Maar de mensen die het echt nodig hebben, bleven thuis. De vrouwen hebben zelf voor hun stemrecht gestreden, wij migranten hebben niets gedaan. We zijn met een klein miljoen in België. Daarvan moet je er toch minstens 25.000 of 50.000 op de been krijgen?’

DE WAARHEID VERLOOR TWEE KEER

In de Senaat is ondertussen al een eerste keer over migrantenstemrecht gedebatteerd. Dat gebeurde niet toevallig een week voor de tiende ‘verjaardag’ van Zwarte Zondag, 24 november 1991. Het ging om een debat je, een proevertje. Een vervolg wordt niet meer verwacht voor het eind van het jaar. ‘Wat ik ervan gehoord en gelezen heb, stemt me niet optimistisch’, zegt Yamila Idrissi. ‘Je voelt aan alles dat het debat niet over het dossier maar over verkiezingen gaat.’ Ze haalt haar schouders op. Niet omdat het er niet meer toe doet, maar omdat het went. Omdat de vele valkuilen in het debat al zo lang bekend zijn. Sinds het stemrecht in de jaren tachtig op de politieke agenda kwam, zijn de argumenten, de krijtlijnen en de wetmatigheden van het debat min of meer onveranderd gebleven.

Er zijn principiële voor- en tegenstanders. Onder die eersten bevinden zich ook pragmatische en ’tijdelijke’ tegenstanders, politici die menen dat het maatschappelijke draagvlak ‘vooralsnog’ ontbreekt. Wilfried Martens (CD&V) vond ‘de tijd niet rijp’ op het einde van zijn premierschap, toenmalig SP-voorzitter Frank Vandenbroucke deelde die mening in 1994, en de liberale kopstukken Patrick Dewael en Karel De Gucht doen dat vandaag nog.

Ook de behoefte aan symboliek is een wetmatigheid die het debat geen goed heeft gedaan. Extreem-rechts slaagde er lange tijd in om met clichés over het stemrecht (kamelen op het dorpsplein, minaret op het stadhuis) hun tegenstanders te provoceren. Als vanzelf voelden die laatsten de behoefte om de effecten van dat stemrecht dan maar irreëel positief voor te stellen. Zo verloor de nuchtere waarheid twee keer.

Dat is veranderd. Zeker sinds 11 september ziet iedereen dat onder andere in ‘modelland’ Nederland het multiculturele samenleven ook mét stemrecht niet per se een feest wordt. En zoals dat ook het geval is met de ervaring met politieke participatie (zie kader) is het nodig om die werkelijkheid kritisch te benaderen, er lering uit te trekken. Die nuchterheid komt wellicht een beetje laat, maar het inzicht groeit dat ze in alle omstandigheden veruit boven stilte te verkiezen is. Want dan geven anderen er wel hún uitleg aan, mensen die het voorbije weekend in alle stilte hun tiende verjaardag hebben gevierd.

Filip Rogiers

‘Het is voor iedereen duidelijk dat de oude concepten van het integratiebeleid niet houdbaar zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content