Ze waren neef en nicht. Buddy Elias en Anne Frank. In haar dagboek schreef Anne dat ze graag met hem wilde schaatsen, als de oorlog voorbij was. Knack sprak met het laatste naaste familielid van de Franks.

Buddy Elias is net terug uit Berlijn. ‘Je raadt nooit wat ik daar heb gedaan’, is ongeveer het eerste wat hij zegt. ‘Ik heb een rol in de nieuwe film van George Clooney.’ Hij heeft het over The Monuments Men, die eind dit jaar verschijnt, geregisseerd door Clooney en met een rol voor Clooney – maar dat laatste geldt dus ook voor Elias. Het is een piepklein rolletje, de opnamen waren voorbij voor hij er erg in had, maar niettemin. Elias is in de film een rabbijn die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog uit handen van een Amerikaanse soldaat een gestolen thorarol terugkrijgt.

Elias loopt naar zijn bureau en pakt twee papiertjes waarop hij Clooney een handtekening heeft laten zetten: één voor zijn kleinkind en één voor hem zelf. ‘Hij is erg aardig’, zegt hij. Daarna gaat hij zitten, deze 87-jarige man die decennialang komiek en acteur was, maar het meest bekend werd door een rol waarvoor hij niets heeft hoeven te doen. Buddy Elias is het enige nog levende, naaste familielid van Anne Frank en haar oudere zus Margot. Hij is hun Zwitserse neef; hun vader Otto en zijn moeder Leni waren broer en zus. Als kinderen speelden Anne en hij met zijn poppenkast en ze verkleedden zich met de jurken van hun oma Alice.

‘Verbazingwekkend’, zegt hij, zonder inleiding.

Wat is precies verbazingwekkend?

Buddy Elias: Dat ik in de wereldgeschiedenis ben geduwd. Anne is een van de meest bewonderde en bekende personen van deze tijd, zelfs in landen waarvan je het niet zou verwachten. Japan! Ze is bijna een heilige in Japan! Mijn vrouw en ik waren er een aantal jaren geleden en als onze gids dan zei dat ik de neef was van Anne Frank, begonnen meisjes te gillen: ‘Please, photo with you, photo!

Na al die jaren bent u nog steeds niet gewend aan deze rol?

Elias: Bijna elke dag krijg ik mail en brieven, die soms verbazingwekkend zijn en soms zelfs grappig. Ik herinner me een brief van een elfjarig Amerikaans meisje, waarin stond: ‘Anne Frank betekent alles voor me. Ik heb een Anne Frank-pop, een Anne Frank-T-shirt, een Anne Frank-button, ik leer Nederlands, ik wil in Amsterdam wonen, ik wil daar trouwen en twee dochters krijgen en die noem ik dan Margot en Anne, en ik zou heel graag Justin Bieber en Buddy Elias willen ontmoeten.’ Kun je je voorstellen? Justin Bieber en…

Hij en zijn 80-jarige vrouw Gerti schateren het uit. ‘Er valt gelukkig nog steeds iets te lachen’, zegt zij.

***

Ze wonen in Bazel in een huis met een geschiedenis. Rond 1930 verhuisden de ouders van Buddy Elias van Frankfurt naar Bazel. In 1938 betrokken ze met hun twee zonen en de grootmoeders van beide kanten dit huis aan de Herbstgasse: een vier verdiepingen tellend hoekpand dat rond 1900 werd gebouwd. Hier kwamen ze de Tweede Wereldoorlog door en hier hoorden ze dat de familie Frank uit Amsterdam grotendeels in nazikampen was bezweken. De enige overlevende, Otto Frank, verbleef na de oorlog met zijn tweede vrouw Fritzi nog acht jaar bij zijn zus, in dit huis.

Deze dagen wordt het gaandeweg leeggehaald. Het Anne Frank Fonds in Bazel, dat de auteursrechten van Anne Frank beheert, is bezig een Familie Frank Centrum op te richten in Frankfurt dat rond 2016 moet opengaan. In Frankfurt woonden sinds de zestiende eeuw voorvaderen van de Franks, en ook Anne, Margot en Buddy werden er geboren. Het fonds verzamelt nu alle spullen die tijdens de jaren dertig uitwaaierden over andere landen, om ze onder te brengen in Frankfurt. Maar in de Herbstgasse in Bazel is nog genoeg te zien, verzekert een woordvoerster van het Anne Frank Fonds aan de telefoon. ‘Het is daar net een klein museum.’

Na binnenkomst gaat Gerti Elias voor naar de eerste verdieping, waar zij en haar man zich in een kamertje hebben teruggetrokken. Het is financieel ondoenlijk het hele pand te verwarmen en daarom brengen ze tijdens de herfst- en wintermaanden maar een klein deel van het huis op temperatuur – waar het naar Gerti’s smaak dan nog onbehaaglijk kan zijn. ‘Hou je sjaal maar om,’ zegt ze, ‘het is koud in huis.’ De lente is begonnen, maar die nacht is in de Herbstgasse nog natte sneeuw gevallen.

Het echtpaar Elias oogt kwiek. Hij hoort niet meer goed, maar zij begeleidt hem door het gesprek heen door vragen te herformuleren en aanwijzingen te geven voor zijn antwoorden. Ze kennen elkaar sinds 1963, toen ze beiden aan het toneel stonden in het Duitse Tübingen. Ze kregen twee zoons, Patrick en Oliver, die intussen ook een acteercarrière hebben in Duitsland. Sinds 1986 wonen ze in het oude familiehuis in Bazel, waar ze in dat ene kamertje een soort nest hebben gebouwd, met bankjes en stoelen rondom een hoge tafel, een overvolle boekenkast, een computer en relikwieën uit een lang leven.

Overal hangen en staan foto’s van henzelf, hun zonen, vijf kleinkinderen en Anne Frank. Uit de boekenkast trekt Elias een map vol papieren die te maken hebben met zijn nicht. ‘Kijk,’ wijst hij op een krantenfoto, ‘hier plant ik Anne Frank-rozen in Frankfurt.’ Hij heeft ook een foto van hem en zijn vrouw naast George en Laura Bush in het Witte Huis, waar ze waren uitgenodigd na de opening van de Anne Frank Exhibition in Washington. ‘Een cowboy’, luidt zijn oordeel over Bush. De Amerikaanse president had Gerti nogal hardhandig vastgepakt in haar zij en met zijn Texas-accent gezegd: ‘Come on, let’s make a picture together.’

Later komt er nog een foto tevoorschijn. Buddy Elias staat erop met een keppeltje, alleen naast de gedenksteen voor Anne en Margot in voormalig concentratiekamp Bergen-Belsen, waar ze in maart 1945 zijn omgekomen.

Terug in de geschiedenis: u was iets ouder dan Margot en vier jaar ouder dan Anne, maar als kind speelde u altijd met Anne. Waarom?

Elias: Margot hield van lezen, meer dan van spelen. Anne was wild en ik was ook wild. Daarom gingen wij meer met elkaar om, maar ik hield ook van Margot. Ik zie Margot nog steeds voor me, de laatste keer dat ze bij ons was in Bazel, in het appartement van onze grootmoeder. Anne en ik speelden achter in de kamer en zij zat bij het raam te lezen.

Anne en u hielden allebei van toneelspelen, toch?

Elias: Ja, Anne was gek op filmsterren en mijn droomberoep was acteur, dat wilde ik als jongen al worden. Een van de laatste dingen die Anne in haar dagboek schreef, was dat ik een rol had in het toneelstuk Minna von Barnhelm. Dat was tijdens mijn eindexamen op de toneelschool. Ze wist dat ik ermee bezig was.

Anne had schaatsen, bent u ooit met haar naar de ijsbaan geweest?

Elias: Néé! Daar heb ik zo’n spijt van. Wij hebben in Bazel een tijd tegenover de ijsbaan gewoond, daar ben ik met kunstrijden begonnen. Met Margot heb ik één keer geschaatst, dat herinner ik me nog. Maar met Anne is het er nooit van gekomen, ik weet niet waarom.

Toen ze was ondergedoken in het Achterhuis schreef ze hoe ze na de oorlog graag met u wilde schaatsen.

Elias:(zacht) Dat was erg ontroerend voor mij, erg ontroerend.

Ze tekende zelfs de jurk die ze dan aan wilde hebben.

Elias: Ja, en ze beschreef de figuren die we hand in hand zouden doen. Natuurlijk raakte me dat heel erg.

Kwam de familie Frank vanuit Nederland u vaak opzoeken in Bazel?

Elias: Op zijn minst één keer per jaar, en niet alleen in Bazel, we gingen ook samen naar de bergen. Maar in dit huis in de Herbstgasse zijn Anne en Margot niet meer geweest. Het laatste levensteken dat we kregen, was een ansichtkaart in juli 1942, waarop Otto schreef dat we moesten begrijpen dat ze niet meer konden corresponderen.

Maakte u uit dat ene zinnetje op dat ze gingen onderduiken?

Elias: Als jongen wist ik het niet. Maar ik weet zeker dat mijn ouders het snapten, al hadden ze geen idee waar ze waren. Mijn vader correspondeerde met Kleiman, een van de helpers van de familie Frank, maar uiteraard vertelde hij niets over de Franks. Een keer schreef Kleiman dat ‘onze kleine’ groot was geworden. We dachten: hij bedoelt Anne, maar hij had zelf ook een dochter, dus we konden nooit echt uitvinden hoe het zat.

U was vijftien toen de oorlog begon, u was dus niet meer zó jong. Wat hebt u van de spanningen gemerkt?

Elias: Elke dag waren we in twijfel: wat gebeurt er met de familie buiten Zwitserland, waar zijn ze? Vooral mijn grootmoeder Alice was er verschrikkelijk aan toe. En we waren constant bang dat het Duitse leger zou binnentrekken – vanuit ons huis is het vijf minuten naar Frankrijk en tien minuten naar Duitsland. Eens was het gerucht zo sterk dat de Duitsers waren gekomen, dat mijn moeder met mijn broer en mij naar het zuiden van Zwitserland is gegaan, naar Lausanne, om op een of andere manier te proberen te ontsnappen. Godzijdank bleek het niet waar te zijn.

Is het moeilijk voor u om over al dit soort zaken te praten?

Elias: Nee, nee. Ik ga vaak naar scholen en ik heb net een toespraak gehouden in Bergen-Belsen en de dag erna heb ik gesproken met veertig jonge mensen uit tien landen. Een van hen was de nicht van Nelson Mandela. Dat was interessant.

Bent u vaak in Bergen-Belsen geweest?

Elias: Ik ben daar meerdere keren geweest.

Is het niet moeilijk om stil te staan bij de tijd die Margot en Anne daar hebben doorgebracht?

Elias: Natuurlijk, natuurlijk. Elke keer als ik daar sta, bij hun gedenksteen… Elke keer als ik stilsta bij het lijden, niet alleen van Anne en Margot, maar van al die mensen in Bergen-Belsen – de laatste drie maanden gingen er 35.000, 40.000 dood – dan denk ik: ongelooflijk wat zogenaamd menselijke wezens andere mensen kunnen aandoen.

En twee van die mensen waren uw nichten.

Elias: Ja. Ja.

***

Buddy Elias excuseert zich en verlaat de kamer. Na de oorlog ging hij aan de slag als acteur, tot hij in 1947 in contact kwam met een Londense ijsshow die komieken zocht. Veertien jaar zou hij de helft vormen van het schaatsende clownsduo Buddy & Baddy, de laatste elf jaar in dienst van Holiday on Ice. ‘Hij was altijd al een grappige jongen’, zegt zijn vrouw Gerti. Ze pakt zwart-witfoto’s waarop Elias en zijn schaatspartner staan, in wijde pakken en geschminkt, een clownsbolletje op de neus. Ze gaven voorstellingen op alle continenten.

Als Elias terugkomt, gaat zij op de verwarming zitten met een omslagdoek om haar schouders en vertelt hij over de capriolen die hij en zijn partner uithaalden. Zijn stem wordt krachtiger, zijn ogen beginnen te schitteren – de clown in hem is nog springlevend. ‘Ik kon echt vallen, bijna zonder dat ik me pijn deed. Ik was enorm lenig. Zelfs toen ik 35 was, kon ik nog op mijn buik liggen en met mijn voeten dingen naast mijn hoofd leggen.’

Buddy & Baddy deden dingen als zogenaamd een brandende kaars doorslikken en dan uitpoepen, waarna aan de achterkant in hun broek een lampje brandde. In Egypte traden ze op voor koning Farouk en zijn gevolg, waarbij de politie aanvankelijk bezwaren maakte tegen hun speelgoedpistool. In Berlijn deden ze mee aan de eerste grote ijsrevue na de oorlog, in het roemruchte Sportpalast. ‘Het publiek werd uitzinnig, het gilde en klapte: bravo!’ In Moskou gaven ze een speciale voorstelling voor Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov, met wie ze zelfs nog een praatje maakten.

Gerti Elias grinnikt om alle verhalen en haar man gooit maar eens een been over de stoelleuning.

Zij: ‘Hij had altijd heimwee. Hij schreef enorm veel brieven naar huis.’

Hij: ‘Dat is een klein beetje wat ik deel met Anne. Ik moest over mezelf vertellen.’

Desondanks bleef Elias amper in Bazel nadat hij in 1961 stopte met Holiday on Ice. Al gauw zat hij in Duitsland, waar hij acteur werd en speelde in allerhande stukken, series en films, van Molière tot de crimiserie Tatort. Hij leerde Gerti kennen, zijn ‘engel’ – hij geeft haar nu nog een kusje uit de verte. Ze woonden in Bremen, Mannheim en Berlijn, voor ze hun leven verlegden naar de Herbstgasse in Bazel. Toen Buddy Elias al over de zeventig was, in 1996, werd hij voorzitter van het Anne Frank Fonds. Daarmee kreeg ‘de rol van zijn leven’, zoals de Duitse journalist Georg Dietz het onlangs in Der Spiegel omschreef, officieel vorm.

Diezelfde Georg Dietz vroeg zich af of u na de oorlog, toen u de clown uithing en de wereld rondschaatste, eigenlijk niet voor iets wegliep.

Elias: Nee, nee. Ik heb altijd enorm veel interviews over Anne gegeven, overal. Zodra mensen hoorden dat ik haar neef was, moest ik interviews geven.

U bent dus niet komiek geworden om de pijnlijke oorlogsjaren te vergeten?

Elias: Ik kan die tijd niet vergeten en het is me niet toegestaan die te vergeten. Ik ben gespaard voor het verschrikkelijke lot dat mijn familie heeft getroffen, daarom moet ik met jonge mensen praten en vechten tegen antisemitisme, racisme, haat. Dat is het minste wat ik kan doen, dat is mijn plicht.

Hoe was het voor u om voor het eerst het dagboek van Anne te lezen?

Elias: Door de diepe gedachten die ze had,door hoe ze schreef en alles uitlegde, was ze niet meer Anne, maar een schrijver voor mij.

Was het confronterend?

Elias: Het was overweldigend. Ik kon amper begrijpen dat mijn kleine nichtje dit had geschreven. Het was altijd een grappig kind, ik had geen idee dat ze dit talent in zich had.

Anne schreef over God, gelooft u in God?

Elias: Nee. (Grimmig:) Wat te denken van Auschwitz? Waar was God? En Auschwitz was niet het einde. Het moorden gaat door, over de hele wereld.

Zij: ‘Buddy, je gelooft toch in iets?’

Hij: ‘Ik geloof in humanisme. Ik denk dat ik hier op aarde ben om te proberen, ik zeg te probéren een fatsoenlijk mens te zijn. Maar ik geloof niet dat daar boven ons een oude man is die 24 uur per dag naar ons kijkt en die kwaad op me wordt als ik een kippenbout eet die niet koosjer is. Sorry, nee.’

U hebt de vader van Anne, Otto Frank, nog jaren meegemaakt, hij stierf in 1980. Hoe was hij?

Elias: Hij wijdde zijn leven aan Annes dagboek. Hij werd weer positief, ik zag hem lachen, maar ook huilen. Elke keer als hij een brief opende van bijvoorbeeld een klein meisje dat schreef: ‘Ik hou van Anne’, dan…’ (Elias strijkt met zijn vingers over zijn wangen.)

Hij danste later weer, las ik.

Elias: Ik kan me herinneren, we waren ergens in de Zwitserse bergen, we zaten in een bar en ineens stond Otto op, pakte zijn vrouw Fritzi en begon als een gek te dansen. Dat was fantastisch. Alle anderen stopten, keken naar hem en begonnen te klappen. Ja, dat kon hij ook, hij had twee kanten.

Net zoals u?

Elias: Zijn verdrietige kant was erger dan de mijne, natuurlijk. Hij was een slachtoffer van de Holocaust, daar kon hij nooit overheen komen. Ik was geen slachtoffer.

Anne Frank is een symbool geworden. Is het niet moeilijk om nog steeds uw nichtje voor u te zien, dat meisje met wie u speelde?

Elias: Ik heb twee Annes: mijn nichtje, mijn speelkameraadje, de grappige, kleine Anne Frank die ik heb gekend. En de andere is dat icoon voor de rest van de wereld.

***

Gerti Elias kijkt op haar horloge. Tegen haar man: ‘Zeg je het als het je te veel wordt?’

Hij: ‘Het is oké.’ Maar even later laat hij het aan haar over om een rondgang door het huis te maken. Het is zo’n pand met overduidelijk meer verleden dan heden. De onverwarmde kamer en suite op de begane grond is nog ingericht zoals vroeger, maar op de bruine, glanzende meubels van de familie Elias en Frank ligt geen enkel gebruiksvoorwerp. In een hoekje staat een kinderstoeltje van oma Alice, waarin de kleine Anne, Margot en Buddy nog hebben gezeten. Vanaf geschilderde portretten aan de wand kijken hun voorvaderen toe.

Op de trap in de hal slingert ineens, tussen de enveloppen die de post heeft gebracht, een ingelijst borduurwerkje met een foto van een jonge Alice en haar man Michael Frank. ‘Dat heeft Alice gemaakt, ze hield van borduren’, zegt Gerti. Onder de foto staat in kleine kruissteekjes: ‘Wo Liebe wohnt ist Gottes Segen.’

Op hogere verdiepingen kraken de houten vloeren. In de vele slaapkamers: kale bedden, onttakelde kasten, dichte gordijnen. Helemaal in de nok is het kamertje waar Otto en Fritzi Frank tussen 1953 en 1961 bivakkeerden, voor ze een eigen huis in het nabijgelegen Birsfelden vonden. Het is een oude dienstbodekamer zonder wastafel en toilet. Het is niet voor te stellen dat een mens vrijwillig uren in dit hokje doorbrengt, maar Otto zat hier vaak brieven te beantwoorden voor het raam.

‘Kijk eens’, zegt Gerti, naar buiten wijzend. ‘Waar doet je dit uitzicht aan denken?’ Het is niet moeilijk te raden. Het Achterhuis in Amsterdam keek uit op eenzelfde soort binnentuin, alleen stond daar een grote kastanje en hier een grote beuk. ‘We hebben het er nooit met Otto over gehad, maar hij moet de gelijkenis hebben gezien’, zegt Buddy Elias later.

De Eliassen willen graag lunchen in pizzeria Sommereck, even verderop. Als ze er zitten, komen er constant bekenden handen schudden, waarna opnieuw het verhaal over George Clooney wordt verteld. Daarna komen de pizza’s en praat Gerti over de zolder van hun huis, waar ze zo’n tien jaar geleden enorme pakken oude brieven en ansichtkaarten van de familie ontdekten – die daar intussen zijn weggehaald.

Wat hun het meest trof: dat Otto Frank na zijn bevrijding begin ’45 meteen vanuit Auschwitz een brief aan zijn moeder Alice in Bazel had gestuurd, geschreven op de achterkant van een SS-formulier en ondertekend met zijn naam en kampnummer. Uit zijn hoofd begint Buddy Elias te citeren: de Russen hadden hem bevrijd, hij was gezond en vol goede moed, hij wist niet waar zijn vrouw Edith en hun dochters Margot en Anne waren, maar hij hoopte hen gezond terug te zien. ‘Ik heb die brief gevonden, weet je nog?’, zegt Gerti tegen hem. ‘Ik heb hem je gegeven en toen heb je zo gehuild.’

De pizza’s zijn aan de grote kant, er blijven behoorlijke stukken liggen. Maar de Eliassen weigeren ze te laten afruimen. ‘Wij gooien nooit eten weg’, zegt Gerti. Ze laten de resten inpakken en met een pizzadoos onder de arm gaan ze terug naar de Herbstgasse.

DOOR GRETA RIEMERSMA, FOTO’S DANIEL COHEN

‘Anne was wild en ik was ook wild. Daarom gingen wij meer met elkaar om, maar ik hield ook van Margot.’

‘Ik kon amper begrijpen dat mijn kleine nichtje dit had geschreven.’

‘Otto Frank was een slachtoffer van de Holocaust, daar kon hij nooit overheen komen. Ik was geen slachtoffer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content