Hoe een icoon uit de Koude Oorlog de held van de eeuw werd. Bond… James Bond: van mythe tot merknaam.
Krijgen we er dan nooit genoeg van? The World Is Not Enough is al de negentiende officiële James-Bond-film en meer dan ooit is het business as usual. Zodra je de film ziet, geraakt hij meteen opgeslorpt in die ene grote massa van eindeloze afleveringen over Brits geheim agent 007. Omdat het verhaal toch nergens op slaat (is er iemand die de potsierlijke plot van een Bond-avontuur kan navertellen?) zou het allicht beter zijn om de films niet per aflevering te bekijken, maar de hoogtepunten door elkaar gemonteerd, of zeven keer dezelfde routine uit een aantal episodes achter elkaar gezet.
The World Is Not Enough lijkt wel een anthologie van de langlopende serie.
Het begint al bij de pregeneriek, de langste (vijftien minuten) en duurste (vijf miljoen dollar) uit bijna vier decennia Bond-geschiedenis. Als vanouds biedt deze intro een alibi voor sightseeing, in dit geval van de nieuwste Europese architecturale trekpleisters: eerst een schermutseling in een filiaal van een Zwitserse bank tegen de achtergrond van Frank Gehry’s Guggenheimmuseum in Bilbao; daarna een hogesnelheidsbootachtervolging op de Theems, eindigend met een valpartij op Richard Rogers’ Millennium Dome.
Gelijk met de obligate introductie – ” the name is Bond… James Bond” – krijgen we al de eerste seksuele toespeling: een welgeschapen secretaresse vraagt Bond: ” Would you like to check my figures?”
Even ziet James (voor de derde keer gespeeld door Pierce Brosnan) er met zijn brilletje ongewoon serieus uit, maar algauw ontdekken we dat de montuur een miniwapen herbergt. Zodoende zijn we bij de ingenieuze snufjes aanbeland. In dit departement krijgen we meteen ook een unieke Belgische bijdrage: de met drie miljoen pond volgestouwde aluminium attachékoffer van Samsonite, waarmee Bond uit het raam van het bankkantoor springt, is van Oudenaards fabrikaat.
Onderwijl mag Q (de onvermoeibare Desmond Llewelyn) ook zijn allernieuwste wapens demonstreren. En ja hoor, wat er het meest nutteloos en vergezocht uitziet – de opblaasbare anorak bijvoorbeeld – zal later in het verhaal Bonds hachje redden.
EEN KWETSBARE BOND
Dan vervolgt de generiek in geraffineerde computeranimatie. Dit keer zijn de vrouwelijke silhouetten van vloeiend metaal. Het lijkt meer iets voor The Terminator dan voor een Brits geheim agent in dienst van Hare Majesteit.
Nog een verplicht nummertje is Bonds geflirt met Miss Moneypenny voor hij het kantoor van zijn baas M binnenstapt en zijn nieuwe opdracht ontvangt: toezien op de veiligheid van Elektra (Sophie Marceau), de dochter van een zopas vermoorde oliemagnaat.
De snoodaard van dienst wordt ons dit keer holografisch geintroduceerd: Renard (Robert Carlyle) is een Bosnische superschurk die geen pijn voelt en het vrije Westen bedreigt met zijn plannen om de olietoevoer uit Rusland een halt toe te roepen.
Vanzelfsprekend wordt er druk gereisd: we spurten van Spanje naar Londen, een Schots kasteel, olievelden in Azerbeidzjan, een researchkamp in Kazachstan, een vuurtoren in Istanbul en een onderzeeër in de Kaspische Zee.
Een andere must: de wilde met allerlei stunts versierde ski-achtervolging. Terwijl Bond met zijn beschermelinge rustig een bergflank afdaalt worden ze in een hinderlaag gelokt en aangevallen door mannen op vliegende snowmobiles – de serie pakt graag uit met vehikels die het niet zo nauw nemen met het onderscheid tussen vliegen, varen, zweven, rijden of glijden.
Na zijn exploten in open lucht mag 007 dan eindelijk zijn skipak inruilen voor een Saville Row smoking en in het casino van Bakoe zijn geliefkoosde drankje bestellen: vodka martini – ” shaken, not stirred“.
Er volgen nog meer klassieke scènes, zoals het onschadelijk maken van bom met aftelmechanisme. Hier moet Denise Richards die karwei klaren, terwijl ze met James stevig tegen de borst gedrukt, door Centraal-Aziatische oliepijpleidingen scheurt.
En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan: Bond slaat zoals steeds bevelen in de wind; M moet zelf veldwerk verrichten; er komt maar geen eind aan de verwoestingen van de met cirkelzagen uitgeruste helikopters. Tot we bij de climax aanbelanden in een atoomduikboot waar nog eens een kernreactor onschadelijk moet gemaakt worden.
De kenners zullen wel genoteerd hebben in welke details The World Is Not Enough een heel klein beetje afwijkt van een formule waaraan nooit echt getornd wordt.
De weinige veranderingen die regisseur van dienst Michael Apted ( Gorky Park) aanbracht, zijn trouwens niet meteen wijze ingrepen. Zo berooft de mistroostige locatie, de Kaukasus, deze aflevering van een van de belangrijkste troeven van de serie: de exotische decors en luxueuze oorden waarvan de kleinburger alleen maar kan dromen.
Apted had ook een meer kwetsbare Bond beloofd. Double-Oh-Seven houdt inderdaad aan de pregeneriek een ontwricht sleutelbeen over, zodat hij een tijdlang out of action wordt verklaard, om daarna manhaftiger dan ooit terug te slaan. Tot daar de kwetsbaarheid van onze onoverwinnelijke superheld.
DE SCHEPPER PROFITEERT NIET MEE
Bond heeft in zijn 37-jarige geschiedenis al zo veel weerstand overleefd dat zeker niet een flauwe aflevering min of meer hem de das zal omdoen. Hoe vaak James ook in zijn heerschappij over de comic strip actieprent werd bedreigd, telkens weer moesten zijn bigger than life rivalen (Sly, Arnold, Bruce) het onderspit delven. The World Is Not Enough verbrijzelt weer records aan de Amerikaanse kassa en is al aardig op weg om de grootste hit te worden in een serie die sinds 1963 wereldwijd drie miljard dollar heeft opgebracht – zonder de opbrengsten van televisie en video.
Merkwaardig hoe de man die toch aan de wieg van het fenomeen staat, niet meeprofiteert van de globale populariteit van zijn schepping. De Engelse schrijver Ian Fleming voerde zijn onverstoorbare geheim agent op in een reeks van twaalf boeken, beginnend in 1953 met Casino Royale. Na zijn dood, in 1964, zetten Robert Markham en later John Gardner de traditie van 007 voort, maar vandaag valt van Flemings literaire erfenis niet veel te merken. Je zal tevergeefs een herdruk van een van zijn verhalen zoeken tussen de hightech thrillers van Tom Clancy en de legal-thrillers van John Grisham.
Fleming begon zijn loopbaan op het internationale persbureau Reuter (“bij Reuter heb ik geleerd snel en vooral nauwkeurig te schrijven”), ging daarna voor The Times werken die hem in 1939 als correspondent naar Moskou stuurde. Bij zijn terugkeer werd hij gerekruteerd door de inlichtingendienst van de marine. De hele oorlog lang bleef hij in dienst als persoonlijk assistent van de directeur. Wat hij daar leerde over geheime operaties bracht hem ertoe daarover in een gekuiste vorm te schrijven, met James Bond als fictieve held. Flemings centrale idee was om een volslagen onwaarschijnlijk verhaal te laten gebeuren tegen een nauwkeurig beschreven en op de een of andere manier geloofwaardige achtergrond.
Flemings niet te vernietigen held had een erg vlak karakter, maar was in alles een kind van deze eeuw, tenminste zoals dit in de repressieve jaren vijftig werd ervaren: vandaar zijn seksuele potentie en de meedogenloze manier waarop hij met vrouwen omgaat. Fleming combineerde volslagen verdichtsels (zoals zijn vernuftig trucje om Bond een dubbel-nul nummer te geven – toestemming om te doden) met vervelende deskundigheid (zijn boeken zijn doorspekt met voetnoten in de stijl van “een CO2 gun is een geweer waarbij met behulp van koolzuurpatronen een harpoen wordt geschoten”). In de eerste boeken is het echt bestaande SMERSH (een samentrekking van Smjert Spionam – Dood aan Spionnen) de grote tegenstander van Bond. Nadat deze organisatie – de sovjettegenhanger van de Gestapo – door Kroesjtsjev werd ontbonden, bedacht Fleming SPECTRE (Speciaal Uitvoerend Comité voor Contraspionage, Terrorisme, Wraakneming en Afpersing), voorgezeten door Ernst Stavro Blofeld.
LIEFDE EN BEARNAISESAUS
Flemings boeken hebben dikwijls op het nachtkastje van president Kennedy gelegen die zelfs eens gezegd heeft dat hij Bond als zijn favoriete held beschouwde – wat de verkoop van de romans zeker niet heeft geschaad.
De stijgende populariteit van de Bond-verhalen had meer te maken met snobisme en interesse in de nieuwe jetset-samenleving dan met de culturele revolutie van Swinging Londen (alhoewel de recente parodieën van Austin Powers precies het tegendeel laten uitschijnen, door de Bond-rage te linken aan Carnaby Street-psychedelia).
In zijn laatste interview (in Playboy) zei Fleming dat hij er niet naar gestreefd had van Bond een bijzonder plezierig persoon te maken. “Een cijfertje, een hard voorwerp in de handen van de overheid,” noemde hij hem. Hij compenseerde wel de kleurloosheid door de geheim agent allerlei attributen en manieën van een snob mee te geven: Bond betrekt een sjieke flat in Park Lane, rijdt met een Aston Martin DB-5, gebruikt een Walther PPK revolver. Fleming beschrijft vooral gedetailleerd Bonds veeleisende drink- en eetgewoontes. Hij rookt veel, maar uitsluitend sigaretten met het gouden ringetje van Turkse en Balkan-tabakken, die speciaal door Marland’s van Grosvenor worden geleverd. Hij lust gepocheerde eieren en Beluga kaviaar, verafschuwt thee – in zijn ogen de oorzaak voor de val van het Britse imperium. Eten is immer gelinkt aan seks, vandaar zijn definitie van de volmaakte vrouw: ” somebody who can make sauce Bearnaise as well as love”
Daarmee was Bond ook de eerste romanheld die excelleerde in ongebreidelde lekkerbekkerij. Wat vroeger in taaie misdaadromans een teken van verwijfdheid was, wordt bij Bond een wapen. Ook in zijn filmavonturen gebruikt hij menigmaal zijn culinaire kennis om vijanden te ontmaskeren en bondgenoten voor schut te zetten. In Diamonds Are Forever ontdekt hij dat de twee obers huurmoordenaars zijn omdat ze niet weten dat een Château Margaux een Bordeaux is.
Bonds epicurisme wordt in de speelfilms ook gewiekst gelinkt aan product placement. Toen Bond in een pril avontuur zijn voorliefde voor Don Perignon Champagne betoonde, ging de verkoop drastisch de hoogte in. Inmiddels is de sluikreclame zo schaamteloos dat het bijkans een gimmick wordt: je zit op het debiteren en etaleren van de merknamen te wachten alsof het allernieuwste snufjes van Q betreft.
Waarmee Bond ook tot zijn ware proporties wordt herleid: een consumptieproduct om andere goederen te promoten. Bond is niet langer een mythe maar een merknaam.
PARODIE MET UITGESTREKEN GEZICHT
De meest succesrijke franchise uit de geschiedenis wordt al bijna veertig jaar beheerd door een kleine firma, Eon Productions – wat staat voor ” everything or nothing“. Eon werd opgericht in 1961, toen twee Amerikanen in Londen – de uit Québéc afkomstige Harry Saltzman en de in Queens geboren Albert R. (“Cubby”) Broccoli – de handen in elkaar sloegen om de rechten te verwerven van – op twee na – alle romans van Ian Fleming. Broccoli en Saltzman trokken naar New York om United Artists te overtuigen om één miljoen dollar in hun eerste Bond-film Dr.No (1962) te investeren. Sindsdien is UA – in weerwil van alle herschikkingen en financiële ups en downs van het filmbedrijf- de distributeur van alle officiële Bond-films.
Toen Saltzman midden jaren zeventig zijn eigen weg ging, nam Broccoli het roer over. Geleidelijk gaf hij de verantwoordelijkheid in handen van zijn dochter Barbara Broccoli en zijn stiefzoon Michael G.Wilson, van opleiding advocaat, wat hem zeer goed te pas kwam om de Bond-franchise te beschermen tegen kapers op de kust – studio’s en producenten die met een rivaliserende 007-serie kwamen aanzetten. (Albert Broccoli stierf in 1996)
De aparte en vaak geïmiteerde stijl van de cyclus is minder te danken aan de onderling verwisselbare regisseurs dan aan een aantal vaste medewerkers: production designer Ken Adam bouwde de geëlaboreerde geheime hoofdkwartieren van de schurken in glanzende SF-pulpstijl; John Barry borduurde in zijn jazzy scores voort op de schelle sound van het James-Bond-thema; Maurice Binder liet in zijn psychedelische generieken silhouetten van naakte vrouwen in allerlei variaties terugkeren.
Een van de sleutelfiguren in de saga is de Amerikaanse scenarist Richard Maibaum, verantwoordelijk voor meer dan een dozijn afleveringen. Maibaum, die in de jaren dertig experimentele en sociale toneelstukken geschreven had, werd voor zijn Bond-scripts sterk beïnvloed door de boeken van Alexandre Dumas die hij tijdens zijn jeugd gelezen had. Maibaum legde ook de grondvesten voor de dubbelzinnig spottende toon van de prenten, wat hij het parodiëren met uitgestreken gezicht noemt.
Niet iedereen vond dit even prachtig: François Truffaut zag in de Bond-reeks “niets anders dan een schetsmatige karikatuur van het werk van Hitchcock in het algemeen en van North By Northwest in het bijzonder.” Volgens de Franse cineast luidde Bond het begin in van de decadentie van de Amerikaanse actiethriller. Voortaan werd niets meer au serieux genomen, was het al parodie, knipoog, ironische spot wat de klok sloeg.
DE HELD VALT OOK OP JONGENS
Een ding moet je Maibaum en zijn collega’s nageven: ze wisten hun held telkens sluw aan te passen aan de geopolitieke verschuivingen en maatschappelijke veranderingen. Zo komt het dat een puur product van de Koude Oorlog en de prefeministische seksuele revolutie ook in het tijdperk van de political correctness nog stevig overeind blijft.
Altijd wist Bond de actualiteit, de tijdgeest en de trends bij te benen. Onder invloed van de SALT-akkoorden hield hij op de Russen in stukken te hakken. Vanaf Thunderball pakte hij ideologisch niet gebonden internationale samenzweerders aan. In het vaarwater van het Star Wars-fenomeen in de jaren zeventig, werd Bond in Moonraker de ruimte ingestuurd. Zodra zelfs puur escapisme getekend werd door de nieuwe seksuele moraal tengevolge de aidscrisis, werd ook de laatste playboy van het westelijk halfrond monogaam. Toen na het neerhalen van de Berlijnse Muur het oude vijandbeeld mee gesloopt werd, graaiden de scenaristen gretig in de beerput die na de val van het communisme werd opengetrokken. De chaos in het voormalige Oostblok leverde de serie een nieuw bataljon schurken op: Russische maffia, afvallige militairen, verdwaalde KGB’ers.
Overigens zijn de Bond-films ook niet ongevoelig voor economische Realpolitik: de legendarische Aston Martin moet al sinds enkele films plaats ruimen voor een zelfs op afstand te bedienen BMW – of hoe Britse klasse moet wijken voor Duitse geavanceerde technologie.
Ook in de benadering van de vrouw is er een lange weg afgelegd: terwijl in Goldfinger het goede Bond-meisje nog moest opgeofferd worden en de kwade Bond-girl lesbische neigingen vertoonde – tenminste tot ze door James in het hooi eens flink werd gepakt – ontving commander Bond vanaf GoldenEye zijn bevelen van een vrouwelijke chef, gespeeld door Judi Dench. Niet dat de serie daarmee alle vormen van seksisme verzaakt: in The World Is Not Enough wordt de rol van de kerngeleerde gespeeld door pin-up Denise Richards, voor de gelegenheid getooid in prikkelende outfits die niet meteen passen bij het woeste werkterrein.
Richards zit duidelijk in de film om ook de Generatie Y over de brug te halen: vandaar ook de titelsong van Garbage en het intens hypen van de film via MTV-spotjes, videogames en Internet.
De evolutie in het Bond-personage werd natuurlijk mee bepaald door de diverse acteurs die de geheim agent incarneerden: Sean Connery speelde hem in zes films als een toonbeeld van arrogante mannelijkheid. Tussendoor werd hij één keer vervangen door George Lazenby, een Australisch model. Lazenby was een ramp, maar On Her Majesty’s Secret Service (1969) blijft een intrigerend curiosum: de meest sentimentele in de reeks, waarin Bond trouwt en bittere tranen stort als Diana Rigg op hun huwelijksdag wordt vermoord. Roger Moore speelde zijn zeven Bond-films (tussen 1973 en 1985) op automatische piloot. Terwijl Connery brutaal viriel de Bond-girl in zijn armen drukte, ging er bij Moore maar één ding omhoog: zijn linkerwenkbrauw. Timothy Dalton nam in 1987 het roer over met The Living Daylights, probeerde Bond weer wat grimmiger te maken maar zijn introverte intensiteit ging verloren in de extravagente stunts en set pieces. Na zijn commercieel desastreuze tweede film, License to Kill, werd Dalton afgevoerd. Pierce Brosnan zorgde vanaf Goldeneye (genoemd naar het optrekje in Jamaïca waar Fleming zijn meeste boeken schreef) voor de wedergeboorte en bleek de perfecte incarnatie voor de eind-van-het-millennium-Bond: de actieheld als gelikt supermodel.
Hoe moet het nu verder met Bond? De Britse acteur Rupert Everett bereidt nu een alternatieve Bond-film voor waarin de ladies-man ook op jongens valt, met mogelijk The Spy Who Loved Tony als suggestieve titel voor Bonds entree in de 21ste eeuw. De kans dat deze biseksuele Bond er ook komt is zeer klein. Daarvoor beschermen Michael Wilson en co. te veel hun lucratieve consessie.
Het is met de Bond-films zoals met de favoriete drink van de held: je mag er wel een beetje mee schudden, maar niet in roeren.
The World Is Not Enough loopt vanaf 1 december in de bioscoop. De achttien Bond-films in de officiële reeks zijn in een nieuwe box van MGM video te koop; voor de hele reeks betaalt u 7299 frank, per film 599 frank.
Patrick Duynslaegher