Beeldroman? Documentaire strip, stripdocumentaire? De Fotograaf is het misschien wel allemaal: een stripdrieluik waarin ouderwets aandoende zwart-witfoto’s en sober ingekleurde tekeningen elkaar afwisselen en aanvullen. Een niet-alledaagse coproductie van een striptekenaar en een fotograaf.
Striptekenaar Emmanuel Guibert brengt het reisverslag van de Franse fotograaf Didier Lefèvre in beeld, die op zijn beurt een fotoreportage maakte voor Artsen Zonder Grenzen (AZG). Hij reist in 1986 samen met een medisch team onder bescherming naar het noorden van Afghanistan. Daar zet AZG een veldhospitaal op voor slachtoffers van de oorlog tussen de Sovjet-Unie en de Afghaanse verzetsstrijders, de moedjahedien. Lefèvre is 48 jaar en in het echt kleiner dan de strip doet vermoeden: ‘Het was mijn opdracht om de omstandigheden waarin AZG daar werkt, te midden van de relatief onbekende moedjahedien, in beeld te brengen. AZG biedt zijn hulp altijd aan de twee kanten aan, maar de Russen weigerden die.’
Lefèvre begon zijn loopbaan als apotheker-klinisch bioloog. Hij werkte eerst drie jaar in een ziekenhuis, daarna voor AZG. Na een missie besloot hij van zijn hobby, fotografie, zijn beroep te maken. ‘In mijn vak miste ik het contact met mensen. Tijdens mijn derde opdracht voor AZG naar Eritrea begeleidde ik een tv-ploeg. Parallel aan de film die zij opnamen, maakte ik een fotoreportage. Toen besefte ik dat wat ik echt wilde doen het vertellen van verhalen is. Sindsdien heb ik alleen nog als fotograaf gewerkt.’
GELUKSTREFFER
Het idee om zijn reisverhaal tot een strip te bewerken kwam van zijn jeugdvriend Emmanuel Guibert, de tekenaar van onder meer Zwarte Olijven, Kapitein Scharlaken en de biografische strip La guerre d’Alan. Jaren na de reis door Afghanistan raakte hij gefascineerd door Lefèvres verhaal en de vele contactafdrukken die hem aan een strip doen denken. Hij stelt voor om ze te ordenen en de hiaten op te vullen met tekeningen. Lefèvre: ‘Ik stond wat huiverig tegenover het idee om mijn contactafdrukken te publiceren. Die laat je als fotograaf meestal niet zien.’ Toch geven juist die contactafdrukken, inclusief rode kaders en kruizen van een eerder gemaakte selectie, de strip een intieme sfeer. Alsof je er zelf bij bent en je een blik achter de schermen gegund wordt. Het is niet voor het eerst dat foto’s in een strip worden gebruikt, maar de manier waarop foto’s en tekeningen elkaar afwisselen en aanvullen in De Fotograaf is uniek. De lezer ziet de hoofdpersoon bijvoorbeeld een foto nemen – op goed, geluk, net wakker, vanuit zijn slaapzak – en vervolgens krijg je te zien wat hij door zijn lens zag: een klein jongetje dat opkijkt naar drie discussiërende moedjahedien. Lefèvre is ervan overtuigd dat de strip een extra dimensie geeft aan zijn foto’s. ‘Ze vertellen het verhaal achter een foto en laten zien in welke context ze is genomen. Een betere inleiding tot je foto’s kun je je als fotograaf niet wensen.’ Zo verklapt de strip dat de foto van het jongetje een gelukstreffer is.
DRAMATISCH DIEPTEPUNT
De eerste twee delen van de strip laten de voorbereiding, de reis over vijftien bergpassen dwars door oorlogsgebied en het werk in het veldhospitaal zien. Het derde en laatste deel beschrijft de terugtocht naar de Pakistaanse grens. ‘Het team wilde een omweg maken. Tegen zijn advies in besloot ik alleen terug te reizen. Mijn rolletjes waren vol en ik wilde naar huis. Tot die tijd hadden zij alles voor me geregeld. Nu wilde ik het zelf redden.’ Een tocht vol ontberingen volgt. Hij wordt ziek en zijn gidsen laten hem in de steek. Alleen met zijn paard beklimt hij de top van de vijfduizend meter hoge Kalotak. Het sneeuwt en de nacht valt. Guibert geeft dit dramatische dieptepunt van de reis weer in strakke, zwarte silhouetten tegen een loodgrijze achtergrond. Een twee pagina’s grote foto laat een weids panorama zien, vanaf de plek waar Lefèvre denkt te zullen sterven. De passerende karavaan die hem ’s ochtends redt, zal hem tijdens de tocht die rest afpersen. Uiteindelijk arriveert Lefèvre een dag eerder dan de groep van AZG. Spijt? ‘Nee. Vooral dat laatste stuk van de reis heeft me veel over mezelf geleerd, over menselijke relaties en over eenzaamheid. Het was een soort initiatie. Ik weet nu dat ik me overal kan aanpassen. Dat ik mijn eigen plek kan creëren, simpelweg door in mijn slaapzak te kruipen.’
OP EIGEN INITIATIEF
Bij zijn thuiskomst worden zes van zijn vierduizend foto’s gepubliceerd in La Libération. Een schamele troost? ‘Dat zou ik nu misschien wel vinden. Toen was ik er erg blij mee. Het was het begin van mijn carrière als fotojournalist.’ Tegenwoordig werkt Lefèvre als freelancefotograaf voor onder meer Le Monde, La Libération en het sportdagblad L’Equipe. ‘Een portretje, kleine evenementen, iemand een dag volgen. Niet bijster interessant. De meeste bladen geven geen geld meer uit aan langere reportages.’ Ter compensatie fotografeert hij op eigen initiatief onderwerpen die hij belangrijk vindt voor de hedendaagse geschiedenis. Ook als ze geen voorpaginanieuws (meer) zijn. Zo volgt hij aidspatiënten in Cambodja en Malawi, oorlogsslachtoffers in Kosovo en twee boerenfamilies in Tsjechië en Slovenië. Vlak voor Pasen legde hij voor het zesde achtereenvolgende jaar de wielerklassieker Parijs-Roubaix vast. ‘Alles is steeds hetzelfde: het parcours, het doorknippen van het lintje, de finish, en het oude stadion. Als het regent zijn de gezichten van de renners zwart, als de zon schijnt zijn ze grijs. De uitdaging die ik mezelf stel, is om steeds weer de vorm te verbeteren, zonder dat het de inhoud schade toebrengt.’ Soms verkoopt hij achteraf wat beelden, maar vaker verdwijnen ze in zijn archief. Wellicht verschijnen ze ooit nog in een fotoboek, zoals de foto’s van zijn acht reizen naar Afghanistan.
TABOE
Lefèvre keert graag terug naar plaatsen en mensen. Even minutieus als hij het opgroeien van zijn kinderen in beeld brengt, legt hij op zulke plekken veranderingen vast, Le temps qui passe. ‘Het is een karaktereigenschap, ik ben een beetje nostalgisch.’ In Kosovo fotografeerde hij in 1999 de gruwelijke vondst van een verbrand lijk in het bos. Zij is het slachtoffer van een massamoord. Vijf jaar later fotografeert hij haar verweesde achtjarige dochter op een schommel. Hij werkt meestal in zwart-wit, maar hoe het is om aan aids te lijden in Malawi of in Cambodja registreerde hij in weinig verhullende kleurenopnamen. ‘In Azië is seksualiteit een taboe en is de ziekte met schaamte omringd. In Afrika niet, daar is het bijvoorbeeld makkelijker om voorlichting te geven. Iedereen beleeft er lol als een condoom om een stuk hout geschoven wordt.’ Dat zijn de verhalen die hij wil vertellen: Hoe het leven doorgaat na oorlog of ziekte. Of niet. ‘Door te laten zien hoe andere mensen leven, werken of hun vrije tijd invullen komt er hopelijk wat meer verdraagzaamheid. Misschien ben ik daarin een beetje naïef.’
GROTER VERHAAL
Met Afghanistan heeft hij sinds zijn eerste reis een bijzondere band. ‘Ik voel me daar direct thuis en weet hoe ik met mensen contact moet maken om hen te fotograferen. In andere landen kost me dat meer tijd.’ Enkele weken geleden was hij nog tien dagen in Kabul om het nationale voetbalelftal te volgen voor L’Equipe. Net als in zijn vrije werk, probeert hij aan de hand van persoonlijke portretten van mensen, de spelers, een groter verhaal te vertellen. In dit geval hoe Afghanistan ervoor staat. ‘De verschillen tussen arm en rijk zijn enorm. De rijken reizen in geblindeerde auto’s met bodyguards, de rest leeft op straat. Er heerst chaos, angst en wantrouwen in Kabul. En rond Kandahar organiseert de Taliban zich opnieuw. Officieel is de oorlog voorbij, maar in werkelijkheid kan die ieder moment weer oplaaien.’
DIGITALE TIJDPERK
De Fotograaf is ook een verhaal in een verhaal. Aan de hand van het persoonlijke reisverslag van Lefèvre, haast terloops in beeld gebracht door Guibert, krijgen we een intieme blik op Afghanistan. En tegelijkertijd op het zware werk dat een hulporganisatie als AZG in primitieve omstandigheden levert. De Fotograaf past in een traditie van documentaire strips als die van Joe Sacco ( Palestina en Fikser, een verhaal uit Sarajevo) en Art Spiegelman ( Maus). Met dit genre eisen tekenaars hun positie als verslagleggers – die ze eerder moesten afstaan aan de fotografen – weer op. In het digitale tijdperk hebben foto’s niet langer het patent op de waarheid. Lefèvre’: ‘In Franse kranten bestaat een hernieuwde interesse voor tekeningen. Ik ben jaloers op de enorme vrijheid die tekenaars hebben. Bijvoorbeeld om achtergronden weg te laten, zoals Guibert in de scène op de berg. Hij laat alleen het essentiële zien, maar het is even waarheidsgetrouw.’
Met ruim 160.000 verkochte exemplaren mag de strip een succes genoemd worden. Toch hoeven we van het tweetal geen nieuwe strip meer te verwachten. Andere samenwerkingsplannen hebben ze wel. Voor L’Equipe maken ze tien pagina’s van Lefèvres voetbalreportage in Kabul op dezelfde manier als in de strip. Daarnaast willen ze graag een keer ieder vanuit zijn eigen invalshoek aan hetzelfde onderwerp of op dezelfde plek werken. ‘Wat de strip me heeft opgeleverd? Meer bekendheid voor mijn werk, interessante ontmoetingen en de financiële vrijheid om mijn eigen nieuwsgierigheid nog een tijdje te blijven volgen.’
‘DE FOTOGRAAF’ VAN DIDIER LéFèVRE, EMMANUEL GUIBERT EN FRéDéRIC LEMERCIER IS VERSCHENEN IN DE COLLECTIE ‘VRIJE VLUCHT’ VAN UITGEVERIJ DUPUIS. DE DRIE DELEN ZIJN VOOR euro 13,50 PER STUK VERKRIJGBAAR IN STRIPSPECIAALZAKEN.
DOOR MONIQUE VAESSEN