Wat schrijvers zelf doen, willen ze beter doen: het Fonds voor de Letteren.

In haar pas verschenen politieke memoires “Een steen in de rivier” herinnert Kathy Lindekens (SP) aan een van haar eerste parlementaire interventies. Op 30 november 1995 hekelde ze als kersvers Vlaams parlementslid tijdens de begrotingsdiscussie de toen ook nieuw in het vak zittende minister van Cultuur Luc Martens (CVP). Ze vond dat het literatuurbeleid meer belang hechtte aan de verspreiding dan aan de productie van literatuur. Een oud zeer was bijvoorbeeld dat schrijvers de hen toegezegde subsidies te laat uitbetaald kregen. Een autonoom werkend Fonds voor de Letteren, zoals dat in Nederland bestaat, zou de klus veel sneller klaren dan de cultuuradministratie, aldus Lindekens.

Nu, aan het andere end van de legislatuur, komt er inderdaad een Vlaams Fonds voor de Letteren. Eind januari werden de laatste amendementen goedgekeurd van een voorstel van decreet van Kathy Lindekens daarover. Gisteren stemde de Vlaamse regering met de zaak in en morgen donderdag geeft de Commissie Cultuur en Sport van het Vlaams Parlement, als alles goed gaat, haar zegen aan de eindtekst.

Snelheid is maar één argument voor zo’n Fonds. Belangrijker is dat zo’n Fonds een vorm van zelfbeheer creëert – toch qua subsidies: “het veld” wordt zelf verantwoordelijk voor de besteding van de publieke middelen die het parlement voor de letteren veil heeft. Het concrete literatuurbeleid wordt ermee grotendeels naar dat Fonds gedelegeerd.

Tot nu toe beslist de minister van Cultuur zelf over elke frank subsidie, weliswaar na advies van een commissie. En het zijn niet alleen kwatongen die beweren dat die procedure bijwijlen omslachtig, ondoorzichtig, gepolitiseerd en willekeurig is. En ja, het gebeurde zelfs al eens dat ministers subsidieadviezen van hun commissies naar eigen hand zetten om er al dan niet vriendendiensten mee te verrichten.

NIEUWE POLITIEKE CULTUUR

In schrijversmiddens wordt al lang geijverd voor een autonoom letterenfonds, met Nederland als lichtend voorbeeld. Maar ministers geven niet graag macht af, zeker niet de macht om geld uit te delen. Martens’ voorgangers zagen dat niet zitten. Patrick Dewael (VLD) vreesde dat de overhead (een klein administratietje) te veel geld zou opsloren. De techniek zou “niet tot onze politieke cultuur behoren”, dixit Hugo Weckx (CVP), die toen nog niet het roekeloze van die formulering besefte.

Luc Martens was wel gewonnen voor het principe van een “afstandelijk” bestuur, waarin de betrokken sector zijn zaakjes zoveel mogelijk zelf bereddert. Zo richtte hij een Raad voor Cultuur op, die een gros leden telt en waarin de oude commissies, die elk op een deelterrein van de cultuur adviezen uitbrengen, in één strakke structuur werden geprangd. Zo’n integratie van al die tot nu toe geïsoleerd werkende commissies in één geheel moet de minister een coherenter beleid opleveren. Maar ze maakt het hem ook lastiger om adviezen te negeren. Dat zou de geloofwaardigheid van zijn hele Raad onderuithalen.

Na enige aarzeling volgde Martens Kathy Lindekens ook in haar Fondsplannen. Dat was ook nodig, aangezien die in hun eerste opzet blijk gaven van een hoog mossel-noch-vis-gehalte. “Prettig”, zo omschrijft Lindekens nu de samenwerking met het kabinet-Martens.

Via het Fonds kunnen de betrokkenen nu bewijzen dat ze beter doen wat ze zelf doen, al moeten zij letten op de limieten van een beheersovereenkomst, meerjarenplannen, jaarverslagen en dergelijke. Want het gaat tenslotte over publieke gelden, waarvoor de minister politiek verantwoordelijk blijft.

Eer het Fonds, zoals gepland, op 1 januari 2000 van start gaat, moeten nog uitvoeringsbesluiten volgen en moeten de structuren ervan worden ingevuld: een administratie plus enkele organen met alles samen toch ook alweer drie dozijn dapperen. Bovendien beoogt een Fonds een geïntegreerde aanpak, waardoor bijvoorbeeld ook de pas opgerichte Stichting Vlaamse Literatuur in het Buitenland erin moet verdwijnen. De vraag is nog of dat ook geldt voor een apart subsidiecircuitje – een restant van een oude Belgisch-nationale wet – dat nu door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde wordt beheerd.

Het model kan school maken. De film en de beeldende kunsten hebben er al interesse voor laten blijken en Martens is daar niet a priori tegen. Nu nog zien of het werkt. En dan de centen nog. Want daar gaat het natuurlijk allemaal om.

M.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content