Wat gebeurt er met de gesloten Limburgse steenkoolmijnen? Een ontdekkingstocht met als gidsen Freddy Vancreaynest, gepensioneerd ondergrondingenieur en personeelschef, en Karel Wilmots, directeur van LRM, de investeringsmaatschappij die de mijnen bezit.
In september 1992 werd in Zolder de laatste van zeven mijnen gesloten en in december 1998 vertrok de laatste werknemer. De steenbergen zijn natuurgebieden geworden, de schachttorens industriële popart. Aan sloop, sanering en restauratie van waardevolle gebouwen is de jongste zes jaar vier miljard frank uitgegeven, voor een stuk uit Europese fondsen. Zoals crisismanager Thyl Gheyselinck placht te zeggen, de KS (Kempense Steenkoolmijnen) is de kurk op de Limburgse champagnefles. Toen die eraf knalde, vloeiden de miljarden rijkelijk.
Zo’n tachtig jaar heeft de kolengeschiedenis geduurd. Waalse en Noord-Franse staalbaronnen ontdekten in het begin van de vorige eeuw in Limburg de brandstof voor hun hoogovens. In de jaren zestig was het feest ten einde: Cockerill sloot Zwartberg. De overheid panikeerde, bang voor de sociale gevolgen. Zij nam van de kapitalistische stichters de mijnconcessies over en fuseerde de mijnen; de privé-ondernemers behielden het vastgoed en al wat waardevol was. Privatisering van de winsten en collectivisering van de verliezen.
In Eisden stond een amalgaam van gebouwen over ruim vijftien hectare. Kantoren, schachtbokken, douchezalen, kolenwasserijen, magazijnen, werkplaatsen, garages, opslagruimtes voor kolenslik en spoorwegemplacementen. Nu blijven alleen een deel van het hoofdgebouw, een magazijn omgebouwd tot muziekschool en kunstacademie en de twee schachten over. Voor de rest is Eisden een gigantische vlakte, zeventig hectare groot, waarvan meer dan de helft natuurontwikkelingsgebied. Zo zijn alle mijnterreinen vrijgemaakt. Voor een groot stuk nog door de mijnwerkers zelf, die na de sluiting om sociale redenen toch in dienst bleven.
Het mijnbezit was 1200 hectare groot. Daarvan zijn er 400 verkocht. Het merendeel van dat vastgoed bestaat uit steenbergen, slibbekkens, bossen, zonder economische waarde. Limburg heeft zijn mijnen verloren, maar park- en natuurgebieden gewonnen. Nog driehonderd hectare krijgen een economische toekomst. Zij vormen een solide basis voor de reconversie van Limburg, al hebben ze het ter plaatse liever over economische expansie.
De nv Mijnen, de maatschappij die de KS opvolgde na de sluiting van de putten, kreeg na de episode Thyl Gheyselinck de opdracht de toekomst van de mijnstreek voor te bereiden. Dat was een financieel en politiek nogal woelige periode, met fantasierijke investeringen ook. Bij de zoveelste herstructurering eind 1993 werd Mijnen volle dochter van de nieuwe Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM), een overheidsholding met het Vlaams Gewest als enige aandeelhouder. In de geconsolideerde vennootschappen van de LRM zit twaalf miljard frank: dat is wat overblijft van de honderd miljard die de overheid Limburg toeschoof voor de sluiting van de mijnen en de reconversie van het gewest. LRM moest enkele jaren met een slechte beheersovereenkomst leven. Sedert het nieuwe statuut van verleden jaar is het een actieve risicokapitaalverschaffer en de enthousiaste projectontwikkelaar van de mijngronden (en andere terreinen).
DISNEY KWAM NIET
Waterschei maakte in de jaren zeventig met de woelige mijnstakingen het gauchistische Amada groot. Nu is het een verlaten plek. Op het immense mijnterrein kwam geen Disney, geen recreatieve en culturele industrie en ook geen Fenix. Waterschei ging drie keer terug naar af.
Patrick Dewael, Limburger en halfweg de jaren tachtig Vlaams minister van Cultuur, had nochtans goede hoop Disney naar de mijnsite te kunnen lokken. Maar de Amerikaanse amusementsgigant verkoos de ambiance van de nabije Parijse metropool. Thyl Gheyselinck verscheen in Limburg en broedde verder op het ETC-project, het European Tourism Center. Ook al een soort pretpark, gekoppeld aan een enorme ligweide op de steenberghelling waar het Werchter-festival moest komen. Dat evolueerde tot het meer bekende ERC-project (Educatief, Recreatief en Cultureel). Niet gek bedacht, maar de rentabiliteit was niet goed nagerekend. Met ERC dreigde veel van het reconversiegeld over de balk te worden gegooid. Na het vertrek van Gheyselinck werd het project snel afgeblazen.
Vriend en vijand – en van die laatste had hij er uiteindelijk nogal wat – bekennen dat Gheyselinck de mijnsluiting perfect georganiseerd heeft. Onder zijn bewind vloeiden 17.300 mijnwerkers af, zonder dat dit tot revolutie of een sociaal bloedbad leidde. Geen politicus had het hem nagedaan. Daarmee was de lont uit het Limburgse kruitvat. De geslaagde saneerder werd voor de politici een hinderlijke en bazige investeerder. Bovendien had niemand verwacht dat hij zoveel geld uit de KS-pot zou overhouden. Die vetpot heeft voor serieuze problemen gezorgd in Limburg en uiteindelijk tot het vertrek van de manager geleid.
De acolieten van Gheyselinck gingen de commerciële toer op: Fenix moest een gigantisch winkelcentrum worden, 300.000 vierkante meter groot. Met 4000 tot 5000 nieuwe banen, niet voor mijnwerkers maar voor vrouwen. De vrouwelijke werkloosheid ligt in Limburg hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Fenix verdeelde Limburg in twee kampen, voor- en tegenstanders. Heel Vlaanderen mengde zich in het debat over de vraag in hoeverre de detailhandel zich kan veramerikaniseren.
Uiteindelijk kreeg het winkelcentrum geen sociaal-economische vergunning. De voormalige promotoren – daar behoren zelfs de vakbonden toe – vragen zich nog steeds af of de Vlaamse regering wel voldoende gewicht in de schaal heeft gelegd. Als het ware als natrap herdoopte KRC Genk zijn voetbalarena van Thyl Gheyselinck- tot Fenixstadion en in de buurt noemde zelfs een café zich Fenix.
Het project had alvast als resultaat dat de beroemde of beruchte Texas-wijk naast het stadion tegen de grond ging. Na de oorlog vonden de krijgsgevangenen die in de mijn werkten er onderdak en later de Italiaanse en andere gastarbeiders. Niemand laat een traan voor het verdwijnen van die verkommerde huizen. Temeer daar Mijnen vlakbij een nieuwe sociale woonwijk bouwde. Perfect in de traditie van de oude mijnbazen, die voor hun kompels zorgden, met woonwijken, casino’s, kerken en sportvelden. De ‘cité’ van Winterslag is een schoolvoorbeeld van geslaagde maar intussen voorbijgestreefde patronale urbanisatie.
Rond de oude mijn van Waterschei is vandaag de rust teruggekeerd. Het grootste deel van het terrein, ten noorden van de oude mijnspoorweg, waar Fenix een bungalowpark en een golfterrein plande – dat al stiekem bij de stabilisering van de steenberg is voorbereid -, is als landschapsgebied beschermd. Voor het zuidelijke deel, dichter bij de vroegere mijnkern, loopt een haalbaarheidsstudie voor de inplanting van een hoogwaardig bedrijvenpark. Naar buitenlands voorbeeld komen daar bedrijven op die hun werknemers een kwalitatieve omgeving aanbieden, een aangenaam landschap met veel groen en waterplassen. Aldus meer aangewezen voor nieuwe technologiebedrijven, softwareondernemingen of callcentra.
EEN NIEUW MINEPOLIS
Limburg heeft iets met pretparken. Op de site van Beringen komt zo goed als zeker een multimediathemapark over het mijnverleden. Minepolis – Mijnstad – combineert thema’s uit het kolenverleden met de allernieuwste technologie. Privé-investeerders houden vier miljard frank klaar. Het Vlaams Mijnmuseum, dat er al gevestigd is, kan in Minepolis worden geïntegreerd. Naast het themapark komt er in Beringen een KMO-zone en ten noorden een woonzone. In de schaduw van de steenberg draait vandaag Ekol, dat kunststoffen recycleert tot straatmeubilair.
De investeerders voor Minepolis staan klaar. Maar zoals dat voor de projectontwikkeling op alle mijngebieden gaat, is de bureaucratische weg lang. De Vlaamse overheid bestemde Beringen niet als recreatiezone, er moeten ‘stedelijke functies’ komen. Bijgevolg is een bijzonder plan van aanleg nodig om de poort voor Minepolis te openen. Dat neemt één tot anderhalf jaar in beslag.
In Eisden bouwt Value Retail een merkendorp, voor min of meer gedemodeerde merkenkleding. Zo’n factory outlet center is een nieuwe trend in de kledingverkoop, de Amerikaans-Britse groep is er in Europa sterk mee bezig. LRM legt er een Mainstreet aan, waar tavernes en andere zaken voor cultuur, amusement en dienstverlening komen. De Limburgse Euroscoop overweegt er een bioscoop te bouwen, met de cafetaria in een stuk van het vroegere mijngebouw. Onderhandelingen lopen ten slotte voor de bouw van de grootste overdekte skipiste in Europa.
In vergelijking met Waterschei, Beringen en Eisden is Winterslag ver gevorderd. De stad Genk kocht een flink stuk van het mijngebouw. De ruwbouw van de nieuwe brandweerkazerne is nagenoeg voltooid. Later komt in gerestaureerde mijngebouwen de kazerne voor de gefuseerde politie en rijkswacht. Genk gaat er ook woningen bouwen, de mijnsite sluit immers rechtstreeks bij de stad aan. Het is merkwaardig, terwijl Genk volop tussen zijn mijnputten leefde, had Hasselt nooit enige affiniteit met de koolmijnen. De provinciehoofdplaats heeft ook nooit van de zwarte industrie geprofiteerd.
In Winterslag komt Hermès tot volle wasdom. Dat is een zestig hectaren groot logistiek park, voor bedrijven in de distributie en de opslag. De infrastructuur is klaar. Een deel van de gronden is al verkocht en er is vraag naar meer. Voor logistiek is Limburg een ideale plek, Nederland en Duitsland zijn vlakbij. Nu al is op het voormalige mijngebied TDS-Essers gevestigd, een Limburgs-Canadese joint venture, die voorassemblage doet voor Ford-Genk.
Halfweg de jaren negentig heeft de overheid een veertigtal waardevolle mijngebouwen beschermd. LRM heeft het miljard frank voor de restauratie ervan zo goed als besteed en daar komt nog eens 300 miljoen frank subsidies bovenop van de provincie en de betrokken gemeenten. Nu de boodschap doordringt dat nog eens anderhalf miljard frank nodig is voor de bescherming van het mijnpatrimonium, waarvan een miljard voor rekening van LRM, vindt de projectontwikkelaar het wel geweest. Dat is geen creatief geld, heet het, de financiële middelen moeten naar de toekomst gaan.
In Eisden is een voormalig magazijn door mijnwerkers prachtig gerestaureerd tot muziek- en kunstacademie. Waarschijnlijk nergens in Vlaanderen genieten toekomstige virtuozen van zo’n duur gebouw. Wat nuttigs in het sierlijke mijngebouw kan komen, weet niemand te vertellen. De Winterslaggebouwen staan in volle restauratie. Genk plant ze voor congrestourisme, onder meer in samenwerking met het cultureel centrum van Hasselt. De gigantische elektriciteitszaal herbergt vandaag al in zijn onafgewerkte staat allerlei culturele en sociale evenementen. De Vennestraat daarentegen, eertijds de beroemde mijnwerkersstraat, ligt er vervallen bij.
FILMLOCATIE
Niet alle overblijvende gebouwen van Zolder zijn als waardevol patrimonium beschermd, maar ze zijn wel economisch inzetbaar. In de voormalige badzaal komt het project Duurzaam Bouwen. Twee aannemers kochten het oude gigantische magazijn.
Beringen is als een spookmijn, een ideale filmlocatie. Het is de meest volledige site, industrieel-archeologisch van zeer grote waarde. Minepolis wil het hele historische gebouwencomplex innemen. Als dat werkelijkheid wordt, kan Beringen voorbeeld staan voor de Europese koolmijn in de tweede helft van de twintigste eeuw.
De steenberg van Eisden is een natuurontwikkelingsgebied. De achterkant van de koolsteenberg behoort aan Center Parcs, dat er een project heeft voor vakantiewoningen. Ruim 200 miljoen frank investeerde de groep voor het aanleggen op de immense helling van bungalowplateaus, rioleringen, terrassen en beplantingen. De berg loopt af in een groot meer, resultaat van een voormalige grindwinning en kijkt uit over enorme dennebossen die vroeger het hout leverden voor het stutten van de mijngalerijen. Maar Center Parcs kent niet meer de allure van weleer en poogt zijn aangelegde kolensteenberg te verkopen.
Ook de andere steenbergen zijn natuurgebieden. Die van Beringen biedt een mooi uitzicht op de nog meest volledige mijnsite van Limburg. Voorlopig om verzekeringstechnische redenen ontoegankelijk voor recreatie. De viriele Limburgse motorrijders van hun kant, maken er een punt van eer van om de top van de Waterschei-steenberg te halen.
Aminal, de natuur-administratie van de Vlaamse Gemeenschap, is kandidaat-koper voor de steenbergen, om ze in te passen in de omliggende natuurgebieden. De steenberg van Zolder is aan de Vlaamse maatschappij verkocht, voor die van Beringen lopen onderhandelingen, later volgt Waterschei.
Aan de saneringswerken van de steenbergen en de slibbekkens is 2,5 miljard frank gespendeerd en daarmee is de klus grotendeels geklaard. De bergen zijn gestabiliseerd, begracht en met gras bezaaid. De natuur heeft links en rechts nog voor wat schriele berkenboompjes gezorgd. Daarmee is vermeden dat regenwater door de bergmijnsteen sijpelt, die uit de diepe zoute ondergrond komt en het grondwater aantast.
In Houthalen waren ze gehaast en bijgevolg minder zorgvuldig. In de jaren zestig al is de steenberg over een groot terrein afgevlakt, waarop de industriezone Oost is gekomen. Er doen zich vandaag inderdaad problemen voor met de stabiliteit en de verzouting van het grondwater. Dat neemt niet weg dat Houthalen Oost floreert. Startende bedrijven blijken er een stek te vinden, tot ze ‘doorbreken’ en verhuizen naar een definitieve accommodatie.
Op de steenberg van Winterslag loopt een alternatieve kolenexploitatie. Het is de enige in de mijnstreek met een economische functie. Exterbel, de maatschappij van de Maaseikenaar Marc Huysmans, die ervaring heeft met steenbergexploitatie in het bekken van Charleroi, kocht de berg van 20 tot 25 miljoen kubieke meter groot. Met een moderne kolenwasserij – de grond gaat door een waterbad, steen zakt en kolen drijven boven – slaagt zijn Limcoal erin nog tot zo’n tien procent kolen te winnen. Ze gaan naar de elektriciteitscentrale van Electrabel in Mol.
BETONSTOP
Zoiets is alleen in Winterslag rendabel. Die mijn had de oudste kolenwasserij van het Limburgse bekken, met een zwak rendement, zodat nogal wat kolen in de steenberg terechtkwamen. (In Limburg doet het verhaal de ronde dat tijdens de Duitse bezetting in de oorlog de mijnwerkers ervoor zorgden dat kolen naar de steenberg gingen en het steenafval naar Duitsland.) Limcoal, dat nog een jaar of vijf en waarschijnlijk langer kan werken, laat aldus de steenberg met tien procent krimpen.
De wervelbedcentrale in Zolder is alweer afgebroken. Dat was een gemeenschappelijk proefproject van Mijnen en Electrabel om koolsteen als brandstof voor een elektriciteitscentrale te gebruiken. Het bleek onrendabel, maar een deel van de steenberg is alvast opgestookt.
Een gerestaureerde schacht is een dode schacht. De torens, waarrond het hele mijnleven zich afspeelde – kompels naar beneden en rijkdom naar boven -, staan naakt. Hun bok is ontmanteld, hun 800 tot 1000 meter diepe schacht is gedempt. Met een betonstop onderin en zand erboven.
Daardoor zijn de honderden kilometers mijngalerijen ontoegankelijk. Vele daarvan zijn voor de sluiting leeggehaald, zolang mijnwerkers aan het werk moesten worden gehouden en het bovenhalen van de machines niet duurder was dan wat ze bij de schrootverkoop konden opbrengen. Andere gangen bevatten nog, definitief begraven, berlines, treintjes, elektrische installaties, kolenploegen zelfs.
En kolen natuurlijk. De Limburgse ondergrond is nog rijk aan kool. Niet de schaarste aan de grondstof maar de moeilijke en dure exploitatie waren de oorzaak van de sluiting. En het feit dat elders in de wereld kolen makkelijker te ontginnen zijn, olie en aardgas als primaire energie gingen concurreren en kernenergie grote populariteit genoot. Maar als het ooit strategisch nodig mocht zijn, kan de kolenwinning heropgestart worden of kan – zoals Nederland deed – het mijngas worden gewonnen. De ondergrondplannen van de provincie liggen in de kluis.
De Limburgse ondergrond beweegt niet meer. De provincie is stabiel. Toch krijgt Mijnen, dat het werk van het Dienst Mijnschade overnam en uit het vroegere door de mijnen gefinancierde Mijnschadefonds put, een vijftiental claims per maand. Een aantal daarvan is onterecht, andere zijn uitgestelde schade-eisen, van mensen die nu hun huis vernieuwen of bij verfraaiingswerken schade ontdekken. Nieuwe mijnschade is er vandaag niet meer.
Haast uit piëteit zijn de schachttorens beschermd. Herschilderd ook. Soms verminkt, zoals in Waterschei of in Zolder, omdat van het onvermijdelijke tweelingstelsel er nog slechts één overblijft. Mijnschachten werken in paar, het zijn niet alleen transportwegen, ze zijn de levensbron van de mijn. De ene zuigt de lucht uit de ondergrond, zodat als gevolg van de onderdruk in de galerijen langs de andere verse lucht binnenstroomt. Gekoelde lucht, om de ondergrondse hitte af te koelen en het gas in de galerijen te verdunnen.
Schachtblok twee in Eisden is beschermd. Die mijn had als enige betonnen schachttorens, wat in de Europese mijnindustrie vrij zeldzaam was. Ze hebben een industrieel-archeologische waarde. De toren is gerestaureerd. Juister, hij is afgebroken en op basis van de oude plannnen heropgebouwd, nadat een slimmerd had berekend dat afbraak en nieuwbouw slechts de helft zou kosten van een restauratie (70 miljoen). Wellicht blijft ook nummer één staan, als hij een beetje kan passen in het geplande commerciële project op de site. Oud-mijnwerkers blijken het te appreciëren dat hun personenlift zou kunnen overleven. Want die mijnen, die blijven het gemoed bewegen.
Guido Despiegelaere