Driekwart miljoen vluchtelingen besloten dezelfde dag om terug te keren naar huis. Op eigen initiatief en op eigen kracht. De internationale gemeenschap keek ernaar.
EEN BERICHT UIT GOMA
?WIJ ZIJN VERANTWOORDELIJK voor deze mensen,? schreeuwde Ray Wilkinson naar de twee gewapende rebellen die hem de weg versperden naar het vluchtelingenkamp van Mugunga, dat die ochtend leeg begon te lopen. De jonge soldaten waren niet onder de indruk.
? Ratheads,? schold Wilkinson, het hoofd van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR) in de regio van de Grote Meren. Samen met een veiligheidsofficier van de VN en een handvol journalisten was hij te voet op weg naar het kamp, dat op twaalf kilometer ten westen van het Zaïrese grensstadje Goma begon. Mugunga was de voorbije weken uitgegroeid tot het grootste vluchtelingenkamp ter wereld. Bijna een half miljoen Rwandezen was er samengestroomd, op de vlucht voor de oorlog.
?Waar blijven de wagens en de verkennings- en vaststellingsteams ?? brulde Wilkinson door de walkietalkie waaraan elke hulpverlener te herkennen valt. De wagens kwamen pas veel later. De verkenningsteams werden overbodig, want het relaas van de vele vluchtelingen die voorbij de versperring kwamen, was coherent : ze gingen terug naar huis. De vaststellingsteams konden later constateren dat het kamp bijna leeg was. Toen de rebellen, die de voorbije maand een groot deel van de Kivustreek op het Zaïrese leger en de Rwandese Hutu-milities veroverden, toch de versperring opgaven, waren de meeste vluchtelingen van Mugunga gepakt en gezakt onderweg.
Bij hen voegden zich nog eens honderdduizenden, vooral Zaïrese vluchtelingen, die enkele weken eerder hun heil hadden gezocht in het twintig kilometer voorbij Mugunga gelegen stadje Sake. De rebellen hadden op twee dagen tijd de soldaten van het voormalige Rwandese leger en de extremisten van de Interahamwe-militie de heuvels ingeschoten. Die hadden twee jaar lang belet dat de vluchtelingen naar huis terugkeerden. Vrijdag 15 november waren naar schatting driekwart miljoen mensen onderweg, de meesten richting thuis : een nooit eerder geziene stroom returnees (?terugkeerders?) de tegenhangers van de refugees (?vluchtelingen?) uit het jargon van de internationale hulpverlening.
TREKMIEREN.
Over meer dan dertig kilometer was de weg volgepropt met vluchtelingen. Een niet te stuiten colonne wriemelende trekmieren met discrete soldaten langs de rand, die onbewogen toekeken. De mensen droegen alles mee wat ze hadden. De zeilen die hen in het kamp tegen regen hadden beschermd. De stoeltjes. Een kruikje water uit het bevoorradingssysteem dat was blijven functioneren. Verrassend veel eten. Kalkoenen, kippen en geiten. Brandhout voor onderweg. Kratten met lege bierflessen. Televisietoestellen. Gehandicapte en oude mensen. Een kind droeg een postkaartje met een Onze-Lieve-Vrouw voor zich uit. Een man hield smeulende as in bananenbladeren in zijn hand. Een ondernemer torste het zware reclamebord van zijn zaak op het hoofd : Salon de coiffure Jean-Baptiste.
Langs de weg werden bonen geplukt, bananen gebakken, kinderen gewassen. Het leven ging door. Gebogen, oude mensen sleepten zich voort met een pijp in de mond, alsof ze nog op hun kruk zaten. Ouders hingen de kinderen die ze niet konden dragen als geiten aan een koord, om ze onderweg niet te verliezen. Ze hadden hun les geleerd uit de chaos van 1994, toen ze in de omgekeerde richting vluchtten voor het oorlogsgeweld in hun geboorteland, en ze vele kinderen kwijtraakten.
Hulp was er onderweg bijna niet te vinden. De internationale gemeenschap stond erbij, en keek ernaar. Tankwagens met water werden langs de weg geparkeerd, maar velen hadden hun eigen voorraadje bij. De UNHCR had zich gehaast om een groot aantal lokale medewerkers in T-shirts met het logo van de organisatie te steken, en op cruciale punten langs de route naar de grens te plaatsen. Maar meer dan aanmanen in de colonne te blijven, deden die niet. Het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) was nergens te bespeuren. Pas in de late namiddag kwamen de eerste verkenningsteams van Artsen zonder Grenzen aan. Ze zullen hun slogan We were there first moeten herzien.
De enkele pogingen om onderweg eiwitrijke koekjes uit te delen, werden gestaakt, omdat de bedelingen ontaardden in vechtpartijen, waarbij zelfs vrachtwagens afgebroken werden. De mensen verloren meer energie in de vechtpartijen dan ze er wonnen bij het eten van de koekjes. Vele vluchtelingen hadden trouwens een kleine reserve voedsel bij zich. Een vermoeide Wilkinson moest die avond ootmoedig toegeven : ?We zijn overweldigd. We kunnen niets doen. We moeten de situatie ondergaan. We zijn hier niet op voorbereid.?
Nochtans waren hulporganisaties in de nasleep van de volkenmoord in Rwanda, die in 1994 miljoenen inwoners op de vlucht dreef, massaal de streek ingetrokken. Er werden miljarden dollar gepompt in de organisatie van de kampen, wat voor velen geen stimulans was om terug te keren naar een hard bestaan als boer in de bergen. Toch leek de internationale gemeenschap tevreden. Elke dag gaf ze ongeveer 30 miljoen frank uit om de vluchtelingen daar te houden waar niemand, behalve de extremisten, ze wou hebben. Vele honderden hulpverleners verdienden een (dikwijls hoog) salaris door de vluchtelingen water en bonen te bezorgen.
RAMPENSCENARIO’S.
De rebellie van de Banyamulenge doorbrak de impasse. De steden Uvira en Bukavu in Zuid-Kivu vielen eind oktober in hun handen. Toen begon de aanval op Goma. De hulporganisaties trokken hun mensen om veiligheidsredenen terug. Bijna een week later was de stad stevig in handen van de rebellen. Prompt begonnen de hulporganisaties te pleiten voor een terugkeer. Dat liep niet van een leien dakje. De leiders van de rebellen koppelden de terugkeer aan een erkenning van hun gezag. Dagen van gespannen wachten aan de gesloten grenspost met Zaïre in het Rwandese Gisenyi volgden. De dagen werden gevuld met de beschrijving van de humanitaire catastrofes die zich enkele kilometers verderop afspeelden.
?Het is verschrikkelijk,? beklemtoonde de Vlaming Roger Bracke, die hoofd is van de Internationale Federatie van Rode Kruisafdelingen (IFRC) in Rwanda. ?Een miljoen mensen verhongert omdat we niet bij ze kunnen. Er heerst geen respect meer voor de conventies over mensenrechten. We hebben hier hard gewerkt in moeilijke omstandigheden, maar nu staat alles op de helling. Lokale medewerkers in Goma, met wie we contact hadden, zeggen dat ze al aan hoofdpijn en diarree lijden. Dat zijn de eerste voorboden van epidemieën. En als het in Goma al zo erg is, hoe dramatisch zal het dan in de kampen niet zijn. We moeten nu kunnen beginnen werken, anders wordt de catastrofe onomkeerbaar.?
Hulpverleners trachtten elkaar inzake rampenscenario’s te overtroeven. Elke dag kwam er een nieuw element bij, om opnieuw het nieuws te halen. Voor zoiets is Jacques de Milliano, hoofd van de Nederlandse afdeling van Artsen Zonder Grenzen (AZG), de geknipte persoon. ?Wij hebben berekend dat er al 13.500 mensen gestorven zijn,? peroreerde De Milliano vorige week aan de nog altijd gesloten slagboom in Gisenyi. Weer goed voor enkele minuten nieuws. Hoe hij aan die informatie kwam, was niet duidelijk, maar blijkbaar had dat weinig belang. AZG begon toen op de Britse televisiezenders een campagne onder het motto : You don’t see it, but we know they’re dying.
De hulporganisaties beconcurreerden elkaar genadeloos om toch maar als eerste voor de camera’s de stad in te rijden. Zelfs de meestal relatief nuchtere mensen van het Rode Kruis raakten bevangen door de sfeer. De Federatie (IFRC) en het Comité (ICRC) deden elkaar de duivel aan om de eerste te zijn. De Federatie won, maar het Comité nam de zaak over, omdat Goma oorlogsgebied was, en dus onder zijn verantwoordelijkheid viel. Een bescheiden Duitse hulporganisatie (de Christopher Blind Mission) slaagde er via haar goede contacten in om wat hulp binnen te brengen. Maar later bleek op de beelden dat de hulpgoederen werd verdeeld door zwarten in een T-shirt van Artsen Zonder Grenzen. Een schitterend staaltje van public relations. ?Het belangrijkste is dat de mensen eten krijgen,? zuchtte een medewerker van de Duitsers. ?Wij hoeven niet zo nodig in beeld te komen.?
De vluchtelingen werden niet alleen door hulporganisaties schaamteloos geëxploiteerd, maar ook door diplomaten. De hotels van de Rwandese hoofdstad Kigali zaten afgeladen vol gezanten en delegaties naast massa’s journalisten uit alle hoeken van de wereld. Kwatongen beweerden dat de verkeerslichten die enkele weken geleden in het centrum van de stad werden geïnstalleerd, vooral moesten dienen om de colonnes kijkers uit elkaar te houden.
Halverwege vorige week bracht Europees commissaris voor het Vluchtelingenbeleid Emma Bonino, met in haar zog onder meer de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk, een bezoek aan de grens in Gisenyi. Speciaal voor die gelegenheid werden enkele honderden vluchtelingen, die toen al naar hun geboorteland op weg waren, vier uren vastgehouden. Ze defileerden achter de commissaris en de minister door toen die voor de camera’s vertelden hoe dringend moest worden ingegrepen.
CHOLERA.
Uiteindelijk beslisten de lokale autoriteiten dan toch om enkele hulporganisaties tot Goma toe te laten. AZG kreeg als laatste toestemming om binnen te rijden, maar kwam als eerste weer buiten met een dramatisch bericht. ?We hebben in een ziekenhuis van Goma zeven gevallen van cholera ontdekt,? zei een Arts Zonder Grenzen voor de verzamelde media. ?Als we niet snel optreden, zullen er hier binnen enkele weken tienduizenden doden vallen. Het is de hoogste tijd dat iets wordt gedaan om het leven van deze mensen te redden.?
Doctor Muhindo Kalongero is directeur van het hospitaal in Goma, waar AZG de cholera ontdekte. ?Wij hebben inderdaad recent een aantal gevallen van diarree binnengekregen, waarvan enkele mogelijk cholera zijn,? zei Kalongero. ?We kunnen dat echter niet definitief bevestigen, want ons laboratorium functioneert na de plunderingen van de vorige weken en de vlucht van vele medewerkers slechts op halve kracht. Maar abnormaal is dit niet. We krijgen in het ziekenhuis geregeld gevallen van cholera binnen. De gezondheidstoestand in de stad is nu niet slechter dan anders. cholera is endemisch in deze streek : ze komt en ze gaat.?
Goma zag er een week na de val relatief normaal uit. Vrijwilligers van het Rode Kruis hadden de lijken uit de straten verwijderd. Andere vrijwilligers schepten het vuil van de straten en plantten bloemen. Rebellen met een megafoon gaven groepjes mensen op straat elementaire lessen in discipline, doorspekt met grapjes over seks, die er blijkbaar overal ingaan. De toehoorders vonden de rebellen duidelijk toffe jongens. De ?nieuwe autoriteiten? hadden zelfs een bus ingeschakeld, die rondjes draaide door het centrum. Gratis transport. ?Die tekens wijzen erop dat de toekomst beter zal zijn dan het verleden. Toen werd nooit opgeruimd en was er geen gratis transport,? zei inwoner François Mulenga van Goma. ?De Rwandezen hebben geleden onder het vorige regime.?
De hulporganisaties slaagden er niet in om meer dan een beetje voedselhulp de stad in te rijden. Geregeld waren er relletjes bij de bedeling, die uitgebreid in beeld kwamen en de wereld rondgingen, voorzien van de commentaar dat de situatie in Goma dramatisch was. ?De mensen die vechten, zijn dezen die nog energie hebben,? benadrukte een medewerker van het VN-Wereldvoedselprogramma in Gisenyi. ?Vele anderen zijn te verzwakt om naar voren te treden. Ze zitten of liggen moedeloos op de kruispunten en langs de straten, zonder veel hulp of hoop.?
In Goma zaten of lagen bijna geen mensen moedeloos op de kruispunten en langs de straten. De meesten hadden inderdaad geen hulp, maar wel veel hoop. Vele relletjes om voedsel werden niet gevochten door uitgehongerde mensen, wel door kleine handelaars op jacht naar gratis voedsel dat ze vervolgens te koop aanboden. Een vrouw die met veel pathos kwam belijden dat ze de hongerdood nabij was, bereidde na betaling van een dollar bij haar thuis een uitgebreide lunch van aardappelen, kookbananen en bonen die ze in voorraad had. ?We doen wat we kunnen om te overleven,? zei ze met een bulderende lach.
HOUTHAKKER.
Zelfs de hulporganisaties dienden na een tijdje toe te geven dat ze de situatie in Goma verkeerd hadden ingeschat. ?Goma was veel beter dan we hadden verwacht,? zei Peter Buchanan van het Rode Kruis, die terecht vol lof was over de reinigingsoperaties van zijn lokale medewerkers. ?Maar er zijn redenen om aan te nemen dat de toestand in Mugunga erg is. Er bereiken ons berichten over doden langs de weg, over epidemieën en kindersterfte. We moeten dringend tot de kampen kunnen doordringen.?
Hulporganisaties creëren meer rampen dan ze er oplossen. De avond voor de strijd om Mugunga begon, vonden journalisten in Goma een Zaïrese houthakker die maanden hout in de kampen had verkocht en de gevechten had voelen aankomen. Hij was naar de stad teruggekeerd via sluipwegen, om de versperringen te vermijden. ?Er is geen probleem in Mugunga,? verzekerde hij zijn toehoorders. ?Het leven verloopt er normaal. Er is eten. Er is water. De mensen sterven niet. De spanning neemt wel toe. Belangrijke vluchtelingen stelen nog meer eten van de minder belangrijke vluchtelingen dan vroeger.?
Dit bericht was amper bekend, of zowel Artsen Zonder Grenzen als Oxfam counterden het met een totaal andere boodschap. ?Het kamp van Mugunga loopt leeg,? riepen paniekerige woordvoerders van beide organisaties in koor. ?Wij kregen rapporten dat de mensen de heuvels worden ingejaagd en verder naar het westen worden gedreven. Als er nu niet wordt ingegrepen, volgt een humanitaire ramp zoals de wereld er nooit een heeft gezien.?
Helemaal fout was dat laatste verhaal niet. De ochtend van 14 november waren er zware artillerieaanvallen geweest in de buurt van Goma en Mugunga. De volgende nacht regende het heel hard. Van het vroegere Rwandees Patriottisch Front (RFP) was bekend dat het bij voorkeur ’s nachts en in de regen aanviel, onder meer omdat de Interahamwe ervan overtuigd zijn dat Tutsi ’s nachts kunnen zien. De rebellen vielen die nacht inderdaad de stellingen van de Interahamwe aan. De volgende ochtend liep het kamp leeg. Maar niet in de richting van de heuvels en het woud, zoals de hulporganisaties vreesden, wel in de richting van het thuisland. ? Les grands réfugiés hebben nog geprobeerd om les petits réfugiés mee te nemen,? vertelde vluchteling Innocent Tujishime op weg naar zijn huis in het dorpje Mutara bij Gisenyi. ?Maar we zijn in het kamp gebleven. Ze hebben geschoten, en we zijn beginnen bidden. De mensen waren moedeloos. Ze wilden niet nog eens op de vlucht. Toen zijn onze soldaten gevlucht, en zijn de andere soldaten gekomen. Die hielden ons niet tegen, zodat we naar huis konden vertrekken. We hebben goede hoop dat het leven nu weer zal worden zoals vroeger. We hebben vertrouwen.?
SLACHTPARTIJ.
De (voorlopig) laatste stuiptrekking van de Interahamwe waren in het kamp op macabere wijze duidelijk. Minstens 29 mensen werden met machetes afgeslacht, waarschijnlijk als voorbeeld om de anderen aan te manen hen te volgen op hun vlucht. Maar voor één keer waren de Hutu niet volgzaam. Ze bleven. Enkele uren later waren ze opnieuw gedwee, en volgden ze de massa in de andere richting. ?Vriendelijk en vredevol,? zo beschreef de Zaïrese verpleger Urbain Makusa in Goma de Hutu. ?Het zou onmenselijk zijn dat de wereld geen begrip zou opbrengen voor hun situatie. Dit is geen volk van moordenaars. Dit is een volk van slachtoffers.?
Mugunga liep snel leeg. Een dag na het vertrek van de meeste vluchtelingen waren er alleen nog tienduizenden ratten en kraaien die niet wisten wat ze overkwam. Zwaarbewapende rebellen kamden het kamp uit, op zoek naar achtergebleven Interahamwe. Wat oude of zieke mensen en verloren kinderen bleven achter tussen de rommel op de vulkaangrond. Voor hen zal ongetwijfeld gezorgd worden.
Na de eerste inspecties reageerden de hulporganisaties gelaten. ?Er zijn geen epidemies en bijna geen gevallen van uitdroging onder de hete zon,? evalueerde Mike McDonagh van het Ierse Concern de situatie. ?De mensen die onderweg zijn, hebben eten en drinken. Ze hadden zelfs nog zuiver water, zodat de kans op besmettingen gering is. Ze hadden nog reserves. Ze hebben geleerd uit de vorige crisis. Misschien sloegen we te vroeg in paniek, maar de kans op een nieuwe ramp bleef altijd bestaan. De belangrijkste vaststelling is dat de Banyamulenge die hebben voorkomen.?
De hulporganisaties kunnen nu op zoek naar een nieuwe ramp. Met wat geluk moeten ze daar niet te lang op wachten. Hoewel ze twee jaar lang alle denkbare scenario’s voor evacuatie hebben uitgetekend, bleken ze niet voorbereid op een stroom vluchtelingen van deze omvang. Aan de grens tussen Rwanda en Zaïre was in voedsel voorzien voor 40.000 mensen. Het transitkamp waar medische en andere controles zouden worden uitgevoerd, zat na enkele uren afgeladen vol. Vele vermoeide mensen nestelden zich in afwachting op en langs de weg.
Op de smalle wegen van Gisenyi bleek het onmogelijk te manoeuvreren met grote vrachtwagens, zodat werd aangeraden in de mate van het mogelijke naar huis te lopen. Voor velen een tocht van nog tientallen kilometer. De kans dat er alsnog epidemies uitbreken, valt niet uit te sluiten. Toch zal een groot aantal vluchtelingen thuiskomen zonder een hulpverlener te hebben gezien. Maar Wilkinson van de UNHCR wou van geen mislukking weten : ?Het is dankzij onze jarenlange inspanningen dat deze mensen nu nog leven en op eigen kracht naar huis kunnen trekken.?
Dirk Draulans
De vluchtelingen hadden eigen voorraden voedsel en water bij zich. De hulporganisaties sloegen te vroeg in paniek.
In het kamp van Mugunga bleven lijken achter.