Toen ze nog staatssecretaris voor Asiel en Migratie was, smeekten mensen haar om goed ingeburgerde asielzoekers in België te laten blijven. Nu wordt ze als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid onder druk gezet om peperdure medicijnen voor zieke kinderen terug te betalen. Maar nooit zal Maggie De Block zich door haar emoties laten leiden. ‘Als ik ad-hocbeslissingen zou nemen, dreigt de sociale zekerheid te crashen.’
‘Ik werk nog altijd op dezelfde manier als toen ik huisarts was’, zegt Maggie De Block als ze ons verwelkomt in haar rijtjeshuis in Merchtem. ‘Komt er een patiënt bij je langs, dan begin je met een anamnese: je probeert te achterhalen wat het probleem precies is. Pas als je weet wat er aan de hand is, stel je een diagnose en kies je de beste remedie. In wezen doe ik dat nog altijd.’
We zien elkaar net voor oudjaar. Rustiek meubilair, een kerststuk midden op de eettafel, pakjes onder de boom. De goede luim zit erin. ‘Waar is Luc eigenlijk?’ vraagt De Block zich af. ‘Mijn man verdwijnt soms.’ Ze oogt ontspannen. Ze heeft een week vrij, en dat is heel uitzonderlijk. Daardoor heeft ze nu tijd voor dingen die anders alleen in het weekend kunnen. Zoals zwemmen. ‘In het fitnesscentrum waar ik ga zwemmen, komen door de week veel oudere mensen’, vertelt ze. ‘Als ze mij zien, komen ze graag een praatje maken. Onlangs nog sprak ik er met een vrouw van 82 die niet meer zo goed kan tennissen omdat ze last heeft van haar knieën. Maar dubbelspel gaat nog prima. Ongelooflijk vind ik dat. Vandaag zitten tachtigers en negentigers niet meer de hele tijd voor de televisie. Ze willen bezig blijven en zo lang mogelijk onafhankelijk zijn.’
Ondertussen is haar man weer opgedoken. ‘Wil je even koffie voor ons zetten?’ vraagt ze hem. We horen een deur dichtvallen. Op de benedenverdieping zijn twee huisartsen aan het werk in de praktijk waar De Block vroeger zelf patiënten ontving. ‘Mijn collega’s komen hier ’s morgens soms koffie drinken, en dan praten we natuurlijk ook over hun werk’, zegt ze. ‘Dat vind ik nog altijd heel boeiend.’
De huisartsen gaven u onlangs een onvoldoende in een lezersenquête van De Artsenkrant.
MAGGIE DE BLOCK: Een op de drie huisartsen vindt mijn beleid inderdaad niet goed. Bij mijn aantreden als minister waren hun verwachtingen hooggespannen. Maar ik zit hier natuurlijk niet om de gezondheidszorg te hervormen op maat van de huisartsen. Ik wil in de eerste plaats voor de patiënten zorgen: voor hen werken we aan een zo optimaal en toegankelijk mogelijke gezondheidszorg. Dat huisartsen daar een centrale rol in te spelen hebben, lijkt me duidelijk. Maar daarnaast moet ik me ook bezighouden met specialisten en ziekenhuizen en met alle andere hulpverleners, zoals thuisverpleegkundigen, logopedisten en kinesisten. En dat in een tijd dat we zuinig met de middelen moeten omgaan. Ik heb het al vaker gezegd: dit is mijn droomjob, maar niet mijn droombudget.
Waarom spreekt het voor zich dat huisartsen zo’n centrale rol spelen in de gezondheidszorg?
DE BLOCK: De huisarts is het medische geheugen van een patiënt. Zo werd ik eens gecontacteerd door een specialist die niet begreep hoe het kon dat bij een patiënte een bloedklontertje naar de hersenen was gegaan. Normaal kan dat alleen als iemand een gaatje in het hart heeft en dat had ze volgens hem niet. Maar ik herinnerde me dat de patiënte te vroeg was geboren en nog geen anderhalve kilo woog. Dan is de kans op een gaatje in het hart groter en dat bleek ze uiteindelijk ook te hebben. Een huisarts kent zijn patiënten en weet zulke dingen. Het is ook belangrijk dat hij die gegevens bijhoudt en ook met andere artsen en ziekenhuizen deelt. Als je iets overkomt als je op reis bent of als je net voor het VRT-gebouw in een putje trapt, zoals mij is overkomen, moet degene bij wie je terechtkomt je medische voorgeschiedenis kennen. Maar daartoe moeten artsen die informatie natuurlijk wel digitaal bijhouden.
En dan moeten patiënten altijd naar dezelfde huisarts gaan.
DE BLOCK: Inderdaad. Ik ben ervoor dat iedereen een vaste huisarts zou hebben. Maar mensen moeten die wel zelf kunnen kiezen, want het moet klikken tussen een arts en zijn patiënt. Dat is een soort natuurlijke selectie: elke huisarts houdt op den duur de patiënten over die hem liggen. Eens er wederzijds vertrouwen is, veranderen mensen ook niet graag meer van huisarts. Hier in het dorp is er eens een dokter op jonge leeftijd gestorven en een van zijn oudere patiëntes kwam bij mij terecht. ‘Hoe oud ben je?’ vroeg ze meteen. Toen ze hoorde dat ik pas 35 was, reageerde ze opgelucht. ‘Dan is de kans klein dat ik nog eens een andere dokter zal moeten zoeken’, zei ze.
U hebt ook geld vrijgemaakt voor de verdere ontwikkeling van wachtposten, waar ’s nachts en tijdens het weekend altijd een huisarts aanwezig is. Waarom vindt u dat zo belangrijk?
DE BLOCK: Oorspronkelijk zijn die wachtposten als proefprojecten gestart in gebieden waar er te weinig huisartsen waren om nog wachtdiensten mee te organiseren. Omdat dat goed werkte, hebben we besloten ze overal in te voeren. In Wallonië is dat heel vlot gegaan, maar in Vlaanderen is nog maar de helft van het grondgebied van wachtposten voorzien.
Mensen gaan nog altijd naar de spoed als ze op zondag keelpijn krijgen of als hun kind een sneetje in zijn hoofd heeft. Dat zijn nochtans dingen die een huisarts kan behandelen. Dus is er een mentaliteitswijziging nodig en moeten we een centraal telefoonnummer invoeren waar je naar kunt bellen als je tijdens het weekend of ’s nachts medische problemen krijgt. Daar kunnen ze je de raad geven om naar de wachtpost in je regio te gaan of – als je er erger aan toe bent – naar de spoeddienst te rijden.
Dus wilt u ook geen nachtelijke huisbezoeken meer voor de huisarts?
DE BLOCK: Als ze dat op de wachtpost nodig vinden, kan een huisbezoek nog altijd. De arts die langskomt, kan dan uit veiligheidsoverwegingen door een chauffeur worden begeleid. ’s Nachts op huisbezoek gaan bij mensen die je niet kent, houdt altijd een risico in. Soms word je geconfronteerd met agressieve patiënten of met mensen die onder invloed zijn van drugs of alcohol. Iedereen die jarenlang wachtdiensten doet, heeft weleens op het punt gestaan om ervandoor te gaan. Ikzelf ook. Eén keer ben ik daadwerkelijk vertrokken toen ik bij een koppel kwam dat letterlijk aan het vechten was. Daar wou ik niet tussen zitten. ‘Bel eens terug als het over is’, heb ik gezegd. (lacht)
Kerstcadeau
U moet niet alleen met de artsen onderhandelen, maar ook met de farmaceutische sector. Net voor de eindejaarsfeesten bereikte u een akkoord met het farmabedrijf Alexion waardoor het veelbesproken middel Soliris nu eindelijk ook terugbetaald kan worden bij preventief gebruik. Tevreden?
DE BLOCK: Dat was mijn allermooiste kerstcadeau! Een jaar lang hebben we in de luwte aan dat dossier gewerkt. Onderweg leken we een paar keer een akkoord te hebben, maar telkens sprong het toch weer af. Alexion veranderde van advocaat, of er moest worden teruggekoppeld naar het moederbedrijf in de Verenigde Staten. Zo ging het maar door. Tot ik op 23 december een e-mail kreeg waarin stond dat de deal rond was. Het gevolg is dat elke patiënt die een niertransplantatie moet ondergaan en Soliris nodig heeft om afstoting tegen te gaan, het middel meteen kan beginnen te nemen. In België gaat het op dit moment maar over een twintigtal patiënten, maar elke mens telt natuurlijk.
Waarom worden de afspraken die met Alexion zijn gemaakt geheimgehouden?
DE BLOCK: Tijdens de onderhandelingen was het contraproductief geweest om details vrij te geven. Dat we ook achteraf zwijgen over de concrete afspraken, is alleen omdat we de concurrentiepositie van het bedrijf niet willen ondermijnen. Meer hoeft u daar niet achter te zoeken.
De bal ging aan het rollen na de getuigenis van de jonge patiënt Viktor voor wie Soliris onbetaalbaar bleek. Net zoals u op uw vorige departement werd geconfronteerd met de verhalen van goed ingeburgerde asielzoekers die zich tegen hun uitwijzing verzetten.
DE BLOCK: Als er in de media zo’n verhaal opduikt, komen daar meteen tientallen reacties op van mensen die vaak niet worden gehinderd door veel kennis van zaken. Gevolg: er wordt van mij verwacht dat ik de zaak oplos. Op dat vlak heb ik inderdaad veel geleerd toen ik nog staatssecretaris voor Asiel en Migratie was. Toen ging het over mensen die hun land waren ontvlucht, nu over zieke kinderen. Maar in een regering mag je je nooit door emoties laten leiden. Ik neem het niemand kwalijk dat hij met zijn verhaal naar de media stapt. Zeker als je kind zwaar ziek wordt, is het soms moeilijk om rationeel te blijven. Maar ík moet dat natuurlijk wel zijn. Telkens als er zo’n zaak opduikt, onderzoek ik hoe de vork precies aan de steel zit en kijk ik wat ik er eventueel aan kan doen. De wet op terugbetaling van geneesmiddelen laat toe dat het Riziv onderhandelingen opstart met een farmabedrijf. Maar dat moet wel volgens de regels gebeuren: ik maak geen ad-hocafspraken.
Zullen er niet steeds meer van die gevallen opduiken naarmate de medische technologie vooruitgaat?
DE BLOCK: Waarschijnlijk wel. Meer en meer aandoeningen die vroeger onder één noemer werden gevat krijgen nu een naam. Niemand heeft nog dezelfde ziekte. We evolueren steeds meer naar een gepersonaliseerde geneeskunde en daar horen gepersonaliseerde therapieën bij die zelfs rekening houden met de genetische identiteit van de mensen. Het wordt een grote uitdaging om daarmee om te gaan. In elk geval zullen we de middelen op een wetenschappelijk onderbouwde manier moeten blijven inzetten, want anders dreigt onze sociale zekerheid te crashen.
Is die druk op de sociale zekerheid ook de reden waarom u langdurig werklozen wilt straffen als ze niet meer aan het werk willen?
DE BLOCK: Daar zijn zo veel indianenverhalen over verteld! We zullen dodelijk zieke patiënten echt niet verplichten om weer aan het werk te gaan. Dat is een karikatuur. We zijn ook niet van plan om iemand die al vijf jaar thuis zit weer naar zijn werk te sturen. Wel willen we ons richten op mensen die onlangs ziek zijn geworden maar toch nog aangepast werk aankunnen. Iemand die in een rolstoel zit, kan niet meer stappen, maar er zijn veel dingen die hij wel nog kan doen. Veel mensen willen dat ook echt. Onlangs bleek uit een onderzoek van het Vlaams Patiëntenplatform dat vier op de vijf langdurig zieken graag weer aan het werk zouden gaan. Niet alleen om financiële redenen, maar ook omdat ze het sociaal contact met collega’s missen, bezig willen zijn en weer willen meedraaien in de maatschappij. Dan is het toch positief dat we hen daarbij willen helpen?
Maar als ze toch liever thuisblijven worden ze daarvoor gestraft?
DE BLOCK: Eventuele sancties of beloningen – want dat kan natuurlijk ook – zullen we de komende maanden met de sociale partners bespreken.
Zou u niet beter de bedrijven bestraffen? Veel werkgevers zijn al lang blij als een zieke werknemer gewoon thuisblijft en een uitkering krijgt.
DE BLOCK: De bedrijven moeten ook op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. We moeten hen duidelijk maken dat er nu veel te veel knowhow verloren gaat. Zo vindt men in de bouwsector niet genoeg werknemers meer, terwijl er veel bouwvakkers met een versleten rug zijn die jonge mensen zouden kunnen opleiden. Zelf heb ik destijds ook goed leren prikken van een verpleger die al vele jaren op zijn teller had staan. Er zal hoe dan ook iets moeten veranderen, want onze sociale zekerheid kan dit niet blijven dragen. Als het aantal langdurig zieken zo blijft stijgen, kosten ze ons tegen 2018 al 8 miljard euro per jaar. Dus moeten we nu ingrijpen.
Werken in de diepte
Politicoloog Carl Devos zei onlangs in Knack dat u wel chirurgische verbeteringen doorvoert in de gezondheidszorg maar niet aan fundamentele hervormingen toekomt.
DE BLOCK: Dat klopt niet en dat heb ik hem ook laten weten! ‘Geachte professor, waarschijnlijk weet u niet waar ik mee bezig ben’, heb ik hem in een e-mail geschreven. ‘Hier is de lijst met de grote structurele hervormingen die we doorvoeren.’ Hij antwoordde me dat ik blijkbaar wel goed werk lever op het terrein maar dat ik daar niet mee in de media kom. Maar dat wil ik ook niet. Als er een probleem is, stel ik een diagnose en zoek ik een oplossing. Daarna pas communiceer ik erover. Hoe dan ook, ik vond het heel fijn dat Carl Devos in zijn eerstvolgende column schreef: ‘Maggie De Block werkt in de diepte.’ Hij heeft het dus begrepen. (lacht)
Ook van uw partijgenoot Bart Tommelein wordt gezegd dat hij goed werk levert in de federale regering, maar toch lukt het de Open VLD nog altijd niet om zich scherp te profileren.
DE BLOCK: Onze voorzitster, Gwendolyn Rutten, heeft de partij een goed jaar geleden in drie regeringen geloodst en nu geeft ze ons de tijd en de ruimte om daar ons werk te doen. Gwendolyn waakt over de uitvoering van het regeerakkoord, maar het is niet haar stijl om zich als schoonmoeder te gedragen. Elke partijvoorzitter zingt zoals hij of zij gebekt is. We hebben al een goed congres achter de rug, er volgt nog een themadag over onderwijs en ondertussen werken we rustig verder. Straks zal de partij zich ook op gang trekken voor de voorzittersverkiezingen die in oktober plaatsvinden. Dan zullen er debatten worden georganiseerd en zal er wellicht scherper worden gecommuniceerd. Wat mij betreft, heeft Gwendolyn het tot nu toe heel goed gedaan als voorzitster. Vergeet niet waar we vandaan komen. Toen ze begon hadden ze – om het met Guy Verhofstadt te zeggen – de koffiekoeken al besteld voor onze begrafenis.
Wat is het voornemen van de federale regering voor 2016? Minder kibbelen?
DE BLOCK:(zucht) Dat zogenaamde gekibbel is het enige wat de kranten haalt. Hebt u al ergens gelezen dat ik voor de taxshift heel goed heb samengewerkt met minister van Financiën Johan Van Overtveldt? Of dat we samen met minister van Justitie Koen Geens (CD&V) in de beste verstandhouding werken aan het dossier van de geïnterneerden? Nee, dat ziet niemand.
Wilt u nu beweren dat het allemaal koek en ei is in de federale regering?
DE BLOCK: Dat zeg ik helemaal niet. Maar kijk wie er kibbelt en dan weet je meteen waar het probleem ligt. Niet bij mij.
DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S SIGFRID EGGERS
‘Ik ben ervoor dat iedereen een vaste huisarts zou hebben. Maar mensen moeten die wel zelf kunnen kiezen.’
‘Iemand die in een rolstoel zit, kan niet meer stappen, maar er zijn veel dingen die hij wel nog kan doen.’